zondag 30 december 2012

Entropie


Kun  je wennen aan nachtmerries?
Een vriend van mij heeft altijd nachtmerries, zodanig dat hij bij de unieke gelegenheid dat hij een slaapperiode nachtmerrieloos doorgekomen is, dat de moeite van het vermelden waard vindt. Lijdt hij eronder? Ik kan natuurlijk niet in zijn schedel kijken, maar hij treft me niet als een beschadigd personage uit Lovecraft of Poe, zwaar aangedaan en diep beïnvloed door hetgeen hem ’s nachts overkomt. Is hij misschien in de loop der jaren gehard geraakt? Heeft hij geleerd de nachtmerries te herkennen als zodanig en ermee om te gaan? Is hij, kortom, gewend geraakt aan nachtmerries?

Ikzelf heb zelden nachtmerries. Wel droom ik veel, maar over het algemeen zijn het opeenstapelingen van surrealistische scènes, soms met een plezierige erotische ondertoon, vaker min of meer neutraal. Een heel enkele keer maak ik in mijn droom vreselijk ruzie met mijn dierbaarsten en uiteraard lopen de gestorvenen doodgemoedereerd over gods dreven of er nooit wat gebeurd is. Dat zijn, wellicht enigszins op de ruzievisioenen na, tamelijk rustige, niet verwarrende dromen.

Maar heel soms galoppeert er een heuse nachtmerrie door mijn kop. Het terugkerende thema is, in één woord samengevat: entropie. Het uit elkaar vallen van alle orde, het langzame, en door niemand dan mezelf opgemerkte verslonden worden van alles en iedereen. Mensen die ik ken en bemin, worden abstracte slierten materie, waarvan de helft reeds verdwenen is in één of andere allesbrander. Buiten de deur woedt de chaos en de deur zelf begint vervaarlijk naar binnen te bollen. Plotseling is de vloer van ons slechts in schijn veilige toevluchtsoord bezaaid met duizenden punaises. Mijn schoenen stromen als een bruine stroop over de grond. Ik heb ineens geen handen meer.

De stalen deur springt open en de allesbrander blijkt gegroeid te zijn tot het vijfvoudige van zijn oorspronkelijke omvang. Ben ik dan werkelijk de enige die dat ziet gebeuren? De drie meisjes met wie ik aan het spelen was zijn nu volledig overgegaan in een vloeibare vorm en stromen traag naar buiten, een kleurrijke baaierd van punaises met zich meevoerend.

Dan hoort iets in mij het allerminiemste kuchje of zuchtje en met een bonzend hart zit ik klaarwakker rechtop in mijn bed. Hoe vroeg het ook is, ik moet eruit. Alles liever dan terugkeren naar mijn droomwereld. Ik weet dat mijn hele verdere dag een moeilijke zal zijn, want dergelijke dromen schud ik niet zomaar weer uit mijn hoofd. Op allerlei niveaus blijven mijn hersenen ermee bezig. Het belangrijkste effect is een doorzeurende somberheid, die ik na een echt heftige nachtmerrie zelfs herken als een lichte vorm van depressie, waar het vooruitzicht van verder te moeten leven me vervult met angst en weerzin. Vooral raak ik door de nachtmerrie intens doordrongen van de totale zinloosheid van alles. Zoiets doet de realisatie van de entropie met mij.

Je kunt zeggen dat ik duidelijk niet gewend ben aan nachtmerries. Zouden mijn reacties op kwade dromen minder heftig worden naarmate ik er meer last van zou hebben? Ik moet het eens aan mijn vriend de ervaringsdeskundige vragen.

zondag 2 december 2012

Dwanghandelingen

Je komt van alles tegen. Ik werk op een grote bibliotheek en op het moment ben ik al weken heel intensief bezig met het literaire genre van de fantasy. De zeer complete, zeer immense bibliotheek van een niet zolang geleden overleden verzamelaar is bij ons terechtgekomen en ik mag die verwerken. Het gaat hier om letterlijk honderden meters fantastische literatuur. Blijkbaar las de verzamelaar niet over de grens, want het zijn allemaal vertalingen in het Nederlands. De twee grote spelers zijn dan Meulenhoff en Luitingh. Ik herken er wel het een en ander van, want op het moment is mijn zoon een smaak aan het ontwikkelen voor dit genre. Hij zit dan met zijn boek op de bank en zegt, een beetje opschepperig: ‘Vijfhonderdachtenveertig pagina’s deze!’ En inderdaad, het zijn stuk voor stuk onmogelijk in één hand te houden bakstenen.
De overleden verzamelaar heeft nauwelijks keuzes gemaakt, iedereen die iets betekent in het subculturele wereldje van het genre is zo compleet mogelijk aanwezig: David Eddings, Weis & Hickman, George R. R. Martin, Terry Brooks, Raymond E. Feist, Robert Jordan, noem maar op. Elk fantasy-thema wordt uitgebreid behandeld: draken, magiërs, krijgers, prinsessen, oermensen, zwaarden, queesten, ringen (oh, zo ontelbaar veel ringen!) bokalen, orcs en trollen - het houdt maar niet op. Nu ja, uiteindelijk houdt het wel op, natuurlijk. Wij zijn bijna klaar met de verwerking: nog zo’n vijftien meter.
Er moeten dagen geweest zijn dat de verzamelaar met vijftien of twintig van dit soort vuistdikke pillen naar huis gekomen is. Ik stel me zo voor dat dit met enig ritueel gepaard ging, misschien als volgt:

De brommer is netjes geparkeerd onder het afdakje in het minieme voortuintje in de troosteloze buitenwijk. De diepvriesmaaltijden zijn in de koelkast geborgen en dan zet de verzamelaar zich in zijn Luie Stoel, met de Asbak op Poot ernaast gereed voor de eerste van een lange reeks peuken, een glas Roje Wijn op een veilig plekje op het bijzettafeltje. Zijn zwartwit gevlekte hondje ligt vredig in zijn mand. De verzamelaar is klaar om zijn nieuwste aanwinsten uit de boodschappentas te halen, door te bladeren en te sorteren. Sommige boeken kunnen meteen de kast in, andere moeten eerst een inburgeringcursus ondergaan en komen terecht op langzamerhand niet meer controleerbare stapels tegen muren, op vensterbanken en op punten van tafels en bureaus. Als het boek een deel van een bestaande reeks is, plakt de verzamelaar een reeksnummer op de rug. Als in de grote map met krantenknipsels die de verzamelaar bijhoudt een recensie of artikel over dit betreffende boek opgeslagen is, moet dat toegevoegd worden.
Aan de hand van internetinformatie controleert de verzamelaar het ISBN. Indien dat foutief is aangegeven, staat hij op, loopt naar zijn typemachine, typt de juiste getallen uit en knipt een minuscuul strookje met die tekst uit dat hij over de foute getallen heen lijmt. Op het Internet achterhaalt de verzamelaar tevens de volledige drukgeschiedenis van het werk, zowel in de oorspronkelijke taal als in het Nederlands. Die gegevens schrijft hij allemaal in een hoekig handschrift nauwgezet op A6-velletjes blocnotepapier. Het is me een raadsel waarom hij deze gegevens niet ook uittikt.
Mijn beeld van hem is bijna compleet. Alleen wat voor muziek hierbij gedraaid wordt, daar ben ik niet achter. ’t Hangt natuurlijk af van de leeftijd van de verzamelaar. Is hij jong nog, een jaar of zestig, dan Genesis, vermoed ik, of misschien iets als Blackmore’s Night. Is hij ouder, dan wellicht Richard Wagner, of juist The Early Music Consort? Of iets totaal anders, swing misschien? Glenn Miller en Duke Ellington? Hier kom ik niet uit.

Ik fantaseer natuurlijk. Toch kun je veel over iemand te weten komen door wat hij met zijn boeken uitricht. Flann O’Brien heeft ooit een bedrijf voorgesteld dat tegen betaling bibliotheken “gelezen” maakt: aantekeningen, ezelsoren, theaterkaartjes, krantenknipsel. Korte essays kostten meer. Zo kan de aliteraire snob zijn bibliotheek op geloofwaardige wijze salonfähig krijgen zonder zelf een letter te hoeven lezen. Ik denk dat dit niet altijd kan werken, of het bedrijf moet buitengewoon veel tijd en studie in zijn werk steken. De werkelijkheid is dat een echte verzamelaar bijna autistisch overkomt, met een grote verscheidenheid aan dwanghandelingen, die echter wel alle naar een bepaald patroon wijzen.
Mijn overleden fantasy-verzamelaar bijvoorbeeld, heeft niet alleen in ieder boek een aantal vellen met aanvullingen gelegd, maar zodra er meer dan drie familieleden betrokken waren bij het plot, heeft de man een heuse stamboom uitgetekend. Samenvattingen zijn in de boeken gestoken, handgeschreven naamlijsten, recensies, vooraankondigingen en correcties. Wat nog het griezeligste hieraan is: de gestorvene heeft blijkbaar alles gelezen! Hij heeft drukken van hetzelfde werk met elkaar vergeleken! Als hij een bepaalde titel als pocketboek had, en er kwam een paperbackversie uit, dan verving hij het pocketje. Als er een gebonden uitgave bestond, schafte hij zich die aan.
Soms, als hij vond dat een boek niet logisch samengesteld was, rukte hij katernen los die hij dan in een andere volgorde legde. Ook voegde hij katernen van andere boeken toe om compleetheid te bereiken. Dat ging dan allemaal naar de binder en werd uniform (en bijzonder lelijk) ingebonden.
Een volstrekt monomane vent, derhalve, iemand die voor mij totaal onbegrijpelijk is. Ik bedoel: het zijn toch alleen maar (vaak puur slechte) vertalingen van Engelse en Duitse fantasy? Wat een tijd, geld en energie moet deze man besteed hebben aan iets zo triviaals! En toen ging hij dood. En wilden zijn nabestaanden af van al die fantasy-meuk.

Wat ben ik dan blij dat ik niets verzamel.
(Nu ja, op mijn harde schijf vol muziek na, natuurlijk.)
(Oh, en een tweede harde schijf met televisie- en radioprogramma’s van de BBC. Maar dat is echt alles.)
(Oh, OK: en ook nog een harde schijf met e-books.)

HELP!