woensdag 27 december 2023

De zieke hypochonder 3

De nu komende episode in dit relaas is wat gefragmenteerd geworden. De eerstvolgende afspraak is een radiologisch onderzoek. Dat is een makkie. Een soepele Mokummer nodigt me uit om op een witte helse machine te gaan liggen en mijn hele bovenlijf wordt minutieus gescand. Na een kwartier mag ik mijn kleren aantrekken en ik fiets de regen weer in. Onderweg naar huis scoor ik voortreffelijke inktvisringen bij een joviale Marokkaanse visboer die in drie talen converseert met zijn klandizie. Zijn Frans zit vol double entendres.
 De volgende week heb ik een longfunctieonderzoek. Geen onbekend gebied: tijdens de corona in 2020 heb ik een keer zo’n test gedaan. Naar mijn gevoel ging het toen veel slechter met me, maar dat blijkt mee te vallen: mijn scores zijn slechts marginaal beter dan toen.
 De longarts is een lange, magere nonchalante en ietwat rommelige vrouw met wie je het liefst meteen een kroeg in duikt. Ze bespreekt de vorige twee onderzoeken en vertelt dat ik voor een stevige ex-roker behoorlijk goede longen heb - een zweem van emfyseem, het is het vermelden nauwelijks waard. We bespreken de mogelijkheid van een slaapapneu-traject, waar ik op dit moment geen zin in heb. Ze is het eigenlijk wel met me eens.
 ‘Dat is je goed recht. Als je zelf het gevoel hebt dat je er echt last van hebt (vermoeidheid, slaperigheid in de middag), zouden we ernaar kunnen kijken.’
 ‘Laat maar even zitten. Het kan ten slotte ook de leeftijd zijn. Bovendien doe ik niet anders dan de Mediterrane volkeren: een middagdutje inlassen op het heetst van de dag.’
 ‘Wat je wilt. Laten we het er over drie maanden nog eens over hebben.’
 Prima. Uitstel bevalt me nog steeds het meest.
 Ik terug op de fiets, het wispelturige herfstweer in. In heel Haarlem Noord heb ik de boekenkastjes in kaart gebracht en ik bezoek ze op de terugweg allemaal, zonder enig resultaat. Wat is het leven toch een aaneenschakeling van zinloze dwanghandelingen.
 De volgende dagen ben ik weer terug in Noord, nu bij Bart, mijn tandarts. Hij legt me aan de hand van geanonimiseerde foto’s van andere klanten van hem allerlei dingen uit die ik niet begrijp. Het komt erop neer dat deze kies, wijst hij op de nieuw gemaakte röntgenfoto van mijn gebit, en die daar eigenlijk te goed zijn om op te offeren. Hij zal de foto opsturen naar de kaakchirurg. Als we de kiezen behouden, vertelt hij, zal er wel een wortelkanaalbehandeling moeten volgen. Ik ben ondertussen alweer helemaal murw en fiets schouderophalend en hoofdschuddend de Rijksstraatweg weer af.
 Dan volgt er een hartkatheterisatie. Dat betekent een dagopname in het ziekenhuis. De verzekeraar begint langzamerhand pijn te voelen. Ik kan me voorstellen dat menigeen hier ook weer heel zenuwachtig van wordt, maar niet ik! Ik heb dit een paar jaar geleden al eens meegemaakt, toen ik met een heftige hartritmestoornis naar het ziekenhuis gebracht was. Dat was toen een eitje, ik maak me er dan ook niet druk om. Dat blijkt een vergissing te zijn. Een doffe rokerspijn maakt zich meester van mijn rechter bovenarm. Achteraf legt de katheterisator uit dat ze deze keer, gezien mijn toestand, geen aderverruimende middelen hebben durven gebruiken, dus mijn lichaam heeft zich hevig liggen verzetten tegen een ongewenste penetratie.
 Na afloop van de ingreep wordt de slagader hard afgeknepen met een luchtdrukapparaatje, dat in fasen zijn greep op mijn pols laat afnemen. Zo volgt een vier uur durende periode van verveling. Met de rechterarm in een knullige mitella, veel water drinkend, om het half uur plassend (er is me vast een vocht afdrijvend middel toegediend, zonder dat me dat verteld was) staar ik naar de horizon voorbij Schalkwijk, waar de enige beweging komt van Schiphol, met haar vele landende en opstijgende vliegtuigen.
 Bijna twee weken later - kennelijk is er nogal een strijd geweest tussen Bart en de kaakchirurg - ontvang ik van de tandartspraktijk een email:
 Een wortelkanaalbehandeling is niet nodig. Verder is de kaakchirurg het eens met hetgeen wat we voorgesteld hebben; behoud van de eerste grote kies rechts boven en eerste grote kies rechts onder.
 Dan is het eindelijk zover: het slotconsult bij de cardioloog. Alle onderzoeksgegevens zijn binnen, het verzoek tot opereren zal naar het OLVG gestuurd worden. In mijn patiëntendossier kan ik alles nog eens nalezen.
 Daar zie ik dat gevraagd wordt om een “minimaal invasieve aortaklepvervanging en MAZE”
 MAZE? Ik dacht dat de cardioloog had gezegd dat de operatie niet gecombineerd kon worden met deze ingreep tegen hartritmestoornissen. Wat nu weer?
 Och was het maar vast mei!

Illustratie: Vadim Voitekhovitch - De ingang van de doolhof (1999)

zondag 17 december 2023

De zieke hypochonder 2

 Ik was al gewaarschuwd door Jan-Paul: één van zijn koorleden is maar liefst zeven kiezen kwijtgeraakt.
 Op de website van het ziekenhuis valt te lezen: Voor een hartklep operatie moeten eventuele ontstekingsplekjes in de mond en aan het gebit behandeld worden. Deze ontstekingen kunnen gevaarlijk zijn voor een hartklepprothese. Het komt erop neer dat mijn gebit zeer goed gecontroleerd moet blijven en dat ik  bij tandartsbezoek preventief antibiotica zal moeten gaan slikken. Ik ben er niet gerust op: mijn hele leven heb ik, laat ik zeggen, een zekere nonchalance in acht genomen ten aanzien van de toestand van mijn gebit.
 De MKA (Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie) bevindt zich op de vierde verdieping van een volstrekt non-descript kantoorgebouw dat uitkijkt over het rangeerterrein van de NS.
 De kaakfoto’s zijn snel gemaakt en vrijwel meteen worden we opgeroepen bij de kaakchirurg. Zij is een jonge, donkerharige Belgische die sappig Vlaams spreekt. Ik mag meteen plaatsnemen en tijdens een snel onderzoek noemt ze hele reeksen cijfers en letters die haar assistente noteert. Ze staat even stil bij een wondje aan de binnenkant van mijn wang. ‘Ik zie dat u enig letsel heeft?’ Ik verklaar dat ik mezelf tijdens de maaltijd in de wang gebeten heb.
 Na het onderzoek legt ze uit dat ik diepe pockets heb en dat er… eens kijken… zes kiezen getrokken zullen moeten gaan worden. Ik lig nog in de onderzoekstoel en dit is het moment dat ik ineenstort. Ik staar naar boven en blijf daar onbeweeglijk liggen. ‘Zes kiezen,’ stamel ik.
 Ze ziet hoe aangedaan ik ben en begint uit te leggen waarom dat allemaal noodzakelijk is. En dat ik gelijkmatig aan beide kanten kiezen kwijt zal raken, zodat het evenwicht behouden blijft en mijn gebit na de ingreep altijd nog een goede functionaliteit zou overhouden.
 ‘Ja maar… Zes?’
 Ze is een moment stil, staat dan op en zegt: ‘Ik zal het even met een collega bespreken.’ Welja! Ik heb waarachtig een VAR moment!
 Maar tevergeefs. Nogmaals legt ze uit hoe slecht mijn gebit eraan toe is en dat deze zes extracties toch werkelijk noodzakelijk zijn. Een infectie van het gebit heeft een zeer kort lijntje met het hart en we kunnen niet voorzichtig genoeg zijn. Ik geloof dat meteen. Ik weet dat de toenmalige basgitarist van Jethro Tull overleden is aan hartfalen als complicatie bij een ontstoken kies, dus het is allemaal geen enorme openbaring voor me.
 Maar niettemin. Jezus. Zes kiezen. Jenet pakt me zorgzaam beet.
 Eerst maar eens naar de mondhygiëniste en de tandarts - een afspraak die allang in de agenda staat. Dat zal over een week zijn, te midden van de andere preliminaire onderzoeken in het ziekenhuis. De mondchirurge zal haar rapport naar de praktijk doorsturen.
  Thuisgekomen vraag ik me wel af waarom ik in vredesnaam nog naar die tandartsafspraak moet: het lijkt me volstrekt zinloos om al die kiezen schoon te gaan maken een paar weken voor ze getrokken zullen worden. Al weken eerder heb ik van mijn tandartspraktijk een telefoontje gekregen dat Bart die dag niet beschikbaar zal zijn, of ik er een probleem mee heb om de vervangster te zien? Nee, natuurlijk niet. Maar dat blijkt dus nu ineens ook niet zo handig.
 Een tijdje later hebben we een genoeglijk gesprekje, de vervangster en ik. Ik vraag honderduit, zij blijft een beetje op de vlakte.
 ‘Dan heb ik nog één vraag. Waar komt u vandaan?’
 ‘Raad eens.’
 ‘Uruguay.’ Ze moet grinniken. ‘Grappig dat u dat zegt. De meeste mensen denken Oost-Europa. Nee, ik kom uit Madrid.’
 ‘Ach! Wat een fijne stad!’
Ik fiets weer naar huis. Er is dus inderdaad niets tandtechnisch gedaan. Snel verdiend geld, mopper ik in mezelf. Ik ga boodschappen doen. Bij de uitgang van de supermarkt gaat mijn telefoon.
 ‘Met Bart. Ik bel vanuit huis. Ik ga net even door je papieren heen en ik moet zeggen: ik ben wel geschrokken. Zes kiezen! Ik vraag me af of dat allemaal wel echt nodig is. Ik wil je zien. Kun je na het weekend langskomen?’
 Natuurlijk. Ik wel.
 Hij kijkt, fotografeert, legt uit. Hij is strijdvaardig: ‘Ik ga voor deze twee kiezen vechten!’
 We zullen zien. Was het maar vast mei.

Illustratie: René Reinicke - Der Hypochonder (1886)

dinsdag 12 december 2023

De zieke hypochonder 1

 In mijn herinnering was de cardioloog nog een jonge vent. Maar nu ik beter kijk zie ik dat hij toch wel rond de vijftig zal zijn. In een flits zie ik studerende kinderen, wijnproeverijen en een vakantiehuisje in de Cevennen. Hij is vriendelijk en empathisch maar dat wel altijd vanaf een zekere afstand. Ik zou hem een beetje matey noemen, alsof we allebei lid zijn van een beschaafde soos. Nadat hij het slechte nieuws heeft gebracht zegt hij, zoals iemand als Marc Rutte dat perfect kan: ‘Nou. Pff. Jemig hè?’ Ik voel dat hij dat wel vaker moet zeggen.
 Ik zit er een beetje aangeslagen bij.
 Strikt genomen hóef ik nog niet. Dat wil zeggen: de cijfers zitten nog net onder de kritische grens. Bij een score van 100 moet er zonder verdere discussie geopereerd worden. Mijn score is in het afgelopen half jaar gegroeid van 88 naar 93. ‘Zeer binnenkort, zeker binnen een jaar, zal het echt onvermijdelijk zijn. Gezien de bijkomende symptomen maak ik me op dit moment best een beetje zorgen. ’t Is waar, u kunt het nog uitstellen, maar…’
 Met andere woorden: als we nu gaan opereren zal het deels mijn eigen beslissing zijn, hoezeer ook de omstandigheden dwingend zijn. Er wordt een actieve beslissing gevraagd van een aangeboren en overtuigde uitsteller. Dit is de ultieme gruwel voor de hypochonder: zelf het initiatief moeten nemen. Onderschat dit alstublieft niet: voor mij is dit werkelijk iets heel groots. Dus fluister ik: ‘Ik wil niet.’
 Hij knikt begrijpend. ‘Ja, dat zeggen de meeste mensen. Maar u moet zich realiseren dat u nu al een sterk vergrote kans op plotseling overlijden hebt. Gewoon tijdens het lopen, of in uw slaap. Ik moet echt met klem aanraden om het nu te laten doen.’
Ik zak terug in mijn stoel. Naast me kijkt Jenet geïnteresseerd naar mijn reactie. Ik weet deksels goed wat zij wil dat ik doe.
 ‘Tja.’
 De cardioloog echoot me. ‘Tja. Een beslissing, hè?’
 In de afgelopen twee jaren heeft Covid mijn situatie dramatisch verslechterd. In 2020 was mijn waarde nog ergens rond de 50, nu dus bijna het dubbele. Het uur U is op die manier veel sneller gekomen dan ik op voorhand gehoopt en verwacht had. Mijn lichamelijke conditie is belabberd. Daar gaf ik aanvankelijk nog de long-covid de schuld voor, de leeftijd, van alles. Maar het is, ook zonder de uitslag van de test te weten, duidelijk dat er meer aan de hand is.
Van tevoren heb ik wel al heel stoer en vol branie besloten dat ik de ingreep, wanneer die eenmaal onvermijdelijk wordt, het liefst wil ondergaan in de winter, zodat ik de volgende zomer weer redelijk onbezorgd in de tuin van een deeltje Montalbano zal kunnen genieten. Quasi-rationele hovaardij, ik weet het. Ik zie echter geen ontsnapping meer en voel me langzaam wegzinken in een drijfzand van zelfmedelijden.
Jenet en de cardioloog kijken ondertussen naar mijn verbleekte zwijgen.
 ‘Tja,’ herhaal ik. En met een piepklein stemmetje, in de ijdele hoop dat niemand het zal horen: ‘Nou, dan moet het maar.’ Ik schrik er zelf meteen van: ik heb immers nu mijn niet langer uit te stellen fiat gegeven aan een echte, serieuze hartkleptransplantatie.
 Me wacht een traject van medische onderzoeken. Als eerste zal er een bezoek moeten worden gebracht aan de kaakchirurg. Was het maar vast mei.

Illustratie: Paul Klee - Das kranke Herz (1939)

zondag 3 december 2023

Ai!

In de trein zat een stel, eind zestig, misschien begin zeventig. Gesoigneerd, hij een rood plastic brilletje met ronde glazen, zij een chique shawl (geen sjaal). Allebei zo’n beetje vaag progressief-liberaal Oud-Zuid. Uit hun gesprek maakte ik op dat ze, net als wij, onderweg waren naar de Kunsthal in Rotterdam.
‘Heb jij wel eens werk gezien van Weiwei?’ vroeg de vrouw aan de man. De man mompelde iets ontkennends en ik dacht: ‘Zozo. Deze dame kent de kunstenaar zo goed dat ze hem met zijn voornaam aanduidt.’ Ik vond het niettemin vreemd klinken, zoiets als Picasso aanduiden met het intieme Pablo.
We hebben de twee niet meer teruggezien, want wij zouden de tentoonstelling Humanity pas de volgende dag gaan bezoeken, gecombineerd met een inspectie van het Depot van Boymans van Beuningen, in datzelfde Museumpark gelegen.

Eerst stond er een terugkeer naar de Markthal, dat architectonische wonder, op het programma. Ik ben een fan, al sedert het malle gebouw opgeleverd werd. Een woonflat in de vorm van een kolossale triomfboog, met daarbinnen een enorme verscheidenheid aan kramen en restaurantjes in twee verdiepingen, waar het exotisch voedsel uit alle windstreken je tegemoet geurt. In de kelder is ook nog eens een Albert Heijn en een Gall en Gall gevestigd. Na een paar schrale jaren waarin nogal wat leegstand te bespeuren viel, is de hal thans weer volledig bezet en de verscheidenheid is weer groot. Alleen mis ik de kraam met meer dan honderd soorten sambals die er vroeger was.
Ik denk wel eens: hier te wonen. Alleen maar eruit te hoeven voor de geneesvrouwe en de grote vestiging van de Slegte aan de overkant van het plein en verder alles onder één dak te hebben. Ik zou honderdvijfendertig kilo zijn, dat wel. En Jenet wil niet mee, dus beter maar van niet.

Toen we de volgende dag een kijkje gingen nemen bleek het Museumpark lelijk op de schop te liggen. Het evenementendek in het Museumpark krijgt, zo lees ik op internet, een geheel nieuwe inrichting. Meer groen, banken, fonteintjes. Het wordt een plek voor festivals, recreatie en sport. Ik hoop dat het alleraardigste orthodoxe kerkje met de grandioze naam Kathedraal van de Heilige Nikolaas in de hoek van het park een beetje ongemoeid zal blijven.

Laat ik eerlijk zijn: hoezeer ik ook een fan ben van de Markthal, vooral ook als gebouw, ik kan niet werkelijk warm lopen voor het Depot van Boymans, hoewel dat door dezelfde architect, Winy Maas is ontworpen. Ik vind het een beetje over the top, iets té zelfverzekerd misschien. Wie ernaartoe gaat in de verwachting een museum aan te treffen, komt bedrogen uit: het is een werkomgeving die deels opengesteld is voor publiek. Ik vond het leuk en interessant, maar voel niet de drang om er snel weer naar toe te gaan. Ontroerend vond ik wel om te zien hoezeer ook de meest efemere kunstprullen met de grootste eerbied behandeld werden, als frêle bejaarden in het verzorgingshuis.

Ook de Kunsthal is de schepping van een beroemde architect, Rem Koolhaas in dit geval. Hij is iemand die zich niet bezig houdt met trivialiteiten als gebruiksvriendelijkheid, dus de Ai Weiwei-tentoonstelling was een druk rommelzootje, waar smalle gangen gebruikt moesten worden voor uitgebreide tekst en uitleg, zodat iedereen elkaar in de weg liep. We zijn van hem eigenlijk niets anders gewend. Ik heb er hier en hier al eens over geschreven. 

Trouwe lezers van mijn blog weten dat ik niet vreselijk gelukkig ben met moderne kunst. Natuurlijk tref je hier en daar best heel goede werkstukken aan, de wet der grote getallen schrijft dat bijna voor. Maar diezelfde wet verordonneert ook dat er grote hoeveelheden rommel geproduceerd wordt die maar het beste vergeten worde. Waar in dat geheel Ai Weiwei zich bevindt, is me niet helemaal duidelijk geworden. Ik zal dat uitleggen.
Laat ik vooropstellen dat ik hem, zoals ik hem op film en in werken bezig heb gezien, niet mag. Hij lijkt me een charlatan met grootheidswaan. Hij treft me ook als weinig subtiel. Zijn vorm van maatschappelijk commentaar leveren uit zich bijvoorbeeld door een video op te nemen waarin hij een antieke vaas kapot gooit, of door een prehistorische vaas te beschilderen met het logo van Coca Cola. De boodschap komt over, jawel, maar de manier is wel erg grof en bovendien sleets: hoe vaak is immers zoiets al niet eerder gedaan?

Veel werk bestaat ofwel uit aan elkaar bevestigde ready-mades (schoenen, fietsen, schooltassen) ofwel uit grote illustraties in legoblokjes uitgevoerd, meestal in gemene pastelkleuren. Vaak zien we zelfportretten in dramatische omstandigheden, ten prooi aan de repressieve cultuur van het communistische China. Het zal allemaal wel heel ellendig zijn, maar het resultaat van al zijn slechte ervaringen levert werk op dat zo geobsedeerd is door Ai Weiwei zelf, dat ik dat hele humanistische verhaal van hem maar nauwelijks geloven kan. Ook gaat Ai Weiwei vaak pontificaal in beeld staan, vooral in een zeer groot werk, ook weer uitgevoerd met vele honderden legoblokjes in valse CGA-kleuren, dat de iconische persfoto van het in Griekenland aangespoelde jongetje kopieert, maar dan met de kunstenaar zelf als tweejarige drenkeling. Wat theatraal, denk ik dan, wat volledig op zichzelf gefixeerd! Ik zag het stuk en de enige vergelijking die bij me opkwam Harry Mulisch, de Ollie B. Bommel van de Nederlandse letterkunde, die ooit smartelijk en pompeus verzuchtte: ‘Ik ben de Tweede Wereldoorlog!’

Al met al was vond ik het een vreemde, ja zelfs vervreemdende ervaring. Ik was er van tevoren vanuit gegaan dat alles wat ik in de Kunsthal van de Chinese kunstenaar te zien zou krijgen, afgedaan zou kunnen worden als postmoderne kitsch, charlatanerie en bombast, maar zelfs dat lukte me niet. Ik zag wat het was (een soort beeldende kunst), maar snapte er zo weinig van dat ik het niet eens kon afwijzen, op dezelfde manier waarop ik de in een betekenisvolle volgorde gelegde letters van een Cambodjaans gedicht niet kan afwijzen, want ik ken geen woord Cambodjaans. Als het Ai om verwarring te doen is, slaagt hij wat mij betreft met vlag en wimpel.
Het enige dat ik in de tentoonstelling helder zag en ook begreep, was vlijt. Er is duidelijk heel veel tijd en energie gestoken in de diverse objecten. Teveel om het allemaal simpel af te kunnen doen als een flauwe, cynische grap of als puur aanstellerij.
Het zou zelfs wel een vorm van opschepperij kunnen zijn: ‘Kijk eens hoe groot mijn bedrijf is, hoeveel medewerkers ik me kan veroorloven om dit allemaal voor mij te doen.’ Maar misschien doe ik hem daar vreselijk te kort mee, ik weet het niet. Misschien werkt Ai Weiwei echt heel hard en drukt hij Legoblokje na Legoblokje in het gelid, als de belangrijke kunstenaar die hij volgens anderen is. 

 

vrijdag 14 april 2023

De drempel

Als u diep in mijn ziel zou hebben kunnen kijken, zou u geweten hebben dat ik toch al niet stond te popelen om kaartjes voor Vermeer te bemachtigen. Dat me de beslissing in twee dagen tijds uit handen genomen is doordat alles uitverkocht raakte vind ik dus niet eens zo spijtig. Het kwam zelfs meer als een opluchting.

Het plan was om met zijn vieren (Voorheen Rookzanger met zijn vriendin, Jenet en ik) in de late ochtend naar de tentoonstelling te gaan en vervolgens een “lichte” lunch bij de Rookzanger thuis te nuttigen (permanent memo voor zelf: bij lichte maaltijden van de Rookzanger voldoende Rennies meenemen). Maar het ging dus niet door. 425.000 tickets à €30,- waren vóór het weekend uitverkocht. Laat de bussen Japanners maar komen.

Voor ons dus geen massale processie langs de 28 werken, geen voordringende en met hun mobieltjes kijkende grachtengordelweduwtjes of schijnbaar gesoigneerd mannentuig met wijnrode shawltjes, ronde, frivool rode plastic brilletjes en een hautaine blik. Ikzelf ben gelukkig bijna twee meter lang en weet meestal nog wel iets van het tentoongestelde te zien te krijgen, maar Jenet bijvoorbeeld is een ruime kop kleiner dan ik en het is al vaker voorgekomen dat ze halverwege de processie maar op een bankje is gaan zitten wachten omdat ze toch niets te zien kreeg.

Maar goed. Hier wilde ik het eigenlijk niet over hebben. Mij houdt iets anders bezig dat nu met de grote tentoonstelling ook weer de kop opsteekt. Laat me het uitleggen. Ik ben een groot fan van Vermeer. Hij is voor mij de laatste reus van de oude school en na hem werd het allemaal in rap tempo minder. Van zijn werken vind ik de Astronoom en de Geograaf erg mooi, maar ook het Straatje en het Gezicht op Delft. Bij die andere, nog beroemdere werken zoals het Meisje met de Parel begint er al iets in me te jeuken en die jeuk heeft verband met mijn huiver om überhaupt deel te zijn van deze culturele gebeurtenis, namelijk de hype. Ik heb een uitgesproken en onwrikbare hekel aan hype. Zodra iets dat mij dierbaar is wordt gehypet, neemt mijn liefde ervoor dramatisch af. Het is alsof iets kwetsbaars en intiems plotseling onder triomfantelijk gejoel bij de haren door de straten gesleurd wordt alvorens in een steeg onteerd te worden. Wat het voorheen ook was, het is daarna niet meer van mij en het laat me voortaan onverschillig.

Dus wanneer Johannes Vermeer nu plotseling opduikt bij de huppelkutjes van Wakker Nederland, en wanneer knippers, plakkers, videoartiesten, hiphop choreografen, prutsschilders en een leger van andere fröbelaars zich nodig moeten gaan bezighouden met zijn werk, het liefst op de televisie en het liefst in competitief verband, haak ik volledig af. Direct dringt zich de vraag op: ben ik hierin elitair? Vind ik dat Vermeer niet gedeeld mag worden met het volk? Dat ligt wat genuanceerder, vind ik. Er heerst steeds meer de overtuiging in deze snelle en oppervlakkige tijden dat het volk, desnoods via de zogenaamde sandwichformule, opgevoed moet worden met datgene waar het geen tijd meer voor meent te hebben. Dat klink wellicht loffelijk, maar is het niet: het volk zelf wordt namelijk nooit wat gevraagd en heeft overduidelijk te kennen gegeven geen behoefte meer te hebben aan de trage wereld van vorige generaties. Het is een illusie dat de in onze ogen zo waardevolle dingen, mits je ze maar voldoende op smaak brengt met maggi, patat en ketchup, vanzelf gevreten gaan worden. Er is, zie ik, nu zelfs een musical gemaakt van een opera! Het komt zo wanhopig over: als iets te moeilijk is voor deze tijd, maak er dan vredesnaam maar een musical of een stripverhaal van. Als men de drempel nog lager maakt wordt hij een goot.

Uit het oog wordt verloren dat datgene wát er uiteindelijk na dit proces van betutteling aangeboden wordt, allang niet meer dat waardevolle ding zelf is, met al zijn nuanceringen, verwonderingen en geheimen - al die zaken die het juist belangrijk maken. Die hele zogenaamde opvoeding schiet dus finaal haar doel voorbij. Juist dat verlagen van de drempel, dat toegeven aan de snelle oppervlakkigheid van de tijdgeest en het produceren van weinig eisende, hapklare brokjes, is volgens mij een daad van extreem elitarisme, want getuigend van een onbeschrijflijk dedain.

Er is een weg naar voortreffelijkheid, die gaat altijd omhoog, nooit naar beneden. En we weten: klimmen kost aanzienlijk meer moeite dan afdalen. Wie daar geen zin in heeft hoeft niet mee te doen. Geen enkel probleem, even goede vrienden.

Ondertussen koop ik de tentoonstellingscatalogus wel en ga andere dingen doen: mijn diverse overige intieme en door de buitenwereld onbegrepen liefdes koesteren, tenminste zolang die moderne buitenwereld me met rust laat.