vrijdag 14 april 2023

De drempel

Als u diep in mijn ziel zou hebben kunnen kijken, zou u geweten hebben dat ik toch al niet stond te popelen om kaartjes voor Vermeer te bemachtigen. Dat me de beslissing in twee dagen tijds uit handen genomen is doordat alles uitverkocht raakte vind ik dus niet eens zo spijtig. Het kwam zelfs meer als een opluchting.

Het plan was om met zijn vieren (Voorheen Rookzanger met zijn vriendin, Jenet en ik) in de late ochtend naar de tentoonstelling te gaan en vervolgens een “lichte” lunch bij de Rookzanger thuis te nuttigen (permanent memo voor zelf: bij lichte maaltijden van de Rookzanger voldoende Rennies meenemen). Maar het ging dus niet door. 425.000 tickets à €30,- waren vóór het weekend uitverkocht. Laat de bussen Japanners maar komen.

Voor ons dus geen massale processie langs de 28 werken, geen voordringende en met hun mobieltjes kijkende grachtengordelweduwtjes of schijnbaar gesoigneerd mannentuig met wijnrode shawltjes, ronde, frivool rode plastic brilletjes en een hautaine blik. Ikzelf ben gelukkig bijna twee meter lang en weet meestal nog wel iets van het tentoongestelde te zien te krijgen, maar Jenet bijvoorbeeld is een ruime kop kleiner dan ik en het is al vaker voorgekomen dat ze halverwege de processie maar op een bankje is gaan zitten wachten omdat ze toch niets te zien kreeg.

Maar goed. Hier wilde ik het eigenlijk niet over hebben. Mij houdt iets anders bezig dat nu met de grote tentoonstelling ook weer de kop opsteekt. Laat me het uitleggen. Ik ben een groot fan van Vermeer. Hij is voor mij de laatste reus van de oude school en na hem werd het allemaal in rap tempo minder. Van zijn werken vind ik de Astronoom en de Geograaf erg mooi, maar ook het Straatje en het Gezicht op Delft. Bij die andere, nog beroemdere werken zoals het Meisje met de Parel begint er al iets in me te jeuken en die jeuk heeft verband met mijn huiver om überhaupt deel te zijn van deze culturele gebeurtenis, namelijk de hype. Ik heb een uitgesproken en onwrikbare hekel aan hype. Zodra iets dat mij dierbaar is wordt gehypet, neemt mijn liefde ervoor dramatisch af. Het is alsof iets kwetsbaars en intiems plotseling onder triomfantelijk gejoel bij de haren door de straten gesleurd wordt alvorens in een steeg onteerd te worden. Wat het voorheen ook was, het is daarna niet meer van mij en het laat me voortaan onverschillig.

Dus wanneer Johannes Vermeer nu plotseling opduikt bij de huppelkutjes van Wakker Nederland, en wanneer knippers, plakkers, videoartiesten, hiphop choreografen, prutsschilders en een leger van andere fröbelaars zich nodig moeten gaan bezighouden met zijn werk, het liefst op de televisie en het liefst in competitief verband, haak ik volledig af. Direct dringt zich de vraag op: ben ik hierin elitair? Vind ik dat Vermeer niet gedeeld mag worden met het volk? Dat ligt wat genuanceerder, vind ik. Er heerst steeds meer de overtuiging in deze snelle en oppervlakkige tijden dat het volk, desnoods via de zogenaamde sandwichformule, opgevoed moet worden met datgene waar het geen tijd meer voor meent te hebben. Dat klink wellicht loffelijk, maar is het niet: het volk zelf wordt namelijk nooit wat gevraagd en heeft overduidelijk te kennen gegeven geen behoefte meer te hebben aan de trage wereld van vorige generaties. Het is een illusie dat de in onze ogen zo waardevolle dingen, mits je ze maar voldoende op smaak brengt met maggi, patat en ketchup, vanzelf gevreten gaan worden. Er is, zie ik, nu zelfs een musical gemaakt van een opera! Het komt zo wanhopig over: als iets te moeilijk is voor deze tijd, maak er dan vredesnaam maar een musical of een stripverhaal van. Als men de drempel nog lager maakt wordt hij een goot.

Uit het oog wordt verloren dat datgene wát er uiteindelijk na dit proces van betutteling aangeboden wordt, allang niet meer dat waardevolle ding zelf is, met al zijn nuanceringen, verwonderingen en geheimen - al die zaken die het juist belangrijk maken. Die hele zogenaamde opvoeding schiet dus finaal haar doel voorbij. Juist dat verlagen van de drempel, dat toegeven aan de snelle oppervlakkigheid van de tijdgeest en het produceren van weinig eisende, hapklare brokjes, is volgens mij een daad van extreem elitarisme, want getuigend van een onbeschrijflijk dedain.

Er is een weg naar voortreffelijkheid, die gaat altijd omhoog, nooit naar beneden. En we weten: klimmen kost aanzienlijk meer moeite dan afdalen. Wie daar geen zin in heeft hoeft niet mee te doen. Geen enkel probleem, even goede vrienden.

Ondertussen koop ik de tentoonstellingscatalogus wel en ga andere dingen doen: mijn diverse overige intieme en door de buitenwereld onbegrepen liefdes koesteren, tenminste zolang die moderne buitenwereld me met rust laat.