vrijdag 15 maart 2013

Leesplaatsen

Ik heb om mij heen: twee toiletten, een bank, een bed en een zitplaats in de trein van en naar Den Haag. Dat zijn vijf plekken waar men mij lezende kan aantreffen.
Van heel jongs af aan lees ik op verschillende vaste plekken ook verschillende soorten boeken tegelijk. Ik associeer boeken niet in eerste instantie met stemmingen, maar met plaatsen. Daardoor ga ik natuurlijk de plaatsen wel weer met stemmingen associëren, maar dat is een ander verhaal.
Hoe het komt dat ik er behoefte aan heb om op iedere plek een duidelijk van de andere onderscheiden boek te lezen, weet ik niet. Feit is dat ik het al veertig jaar zo doe.
Toilet één, de badkamer boven, is het makkelijkst. Daar brevier ik in een van de veertien deeltjes Jeeves en Wooster van P. G. Wodehouse, de nieuwe Random House uitgave die ik compleet in de kast heb staan. Taal geworden zonneschijn is dit, slechts schijnbaar kluchtig, want voorzien van een o zo scherp randje voor wie goed oplet. Een geleerde kennis van mij noemde dit oeuvre eens de hardste maatschappijkritiek ooit geschreven. Dat lijkt me ietwat overdreven, maar ik snap wel wat hij bedoelt. De heersende klasse van Engeland wordt in de boeken liefdevol omgebracht in al haar leegheid en futiliteit. Maar eigenlijk gaan deze boeken maar over één ding: de Engelse taal. Naast deze grootmeester van de geserreerde stijl is bijvoorbeeld Godfried Bomans iemand die slechts met een woest uit een boom gerukte tak op een vel papier kraste.
Dit vrolijk gekleurde blok paperbacks zal vermoedelijk mijn allerlaatste grote boekenaankoop zijn, nu ik de ebooks ontdekt heb. Daar kom ik later nog op terug.
Eveneens op de eerste verdieping bevindt zich de slaapkamer met een altijd van boekwerken uitpuilend nachtkastje. In bed lees ik meestal diverterende lectuur, omdat ik een begenadigd in-slaap-valler ben en meestal niet verder kom dan anderhalve pagina. Vaak lees ik er boekjes met schaakanekdotes, wetenschappelijke of historische curiosa, of iets autobiografisch van een humorist. Momenteel het laatste: Round Ireland with a Fridge, van de Engelse stand-up comic Tony Hawks. Ik ben een beetje een fan van de Engelse stand-ups en mijn harde schijf bevat vele uurtjes van hun expertise. Nu nog wachten op een gebroken been of een afvloeiingsregeling om dat allemaal te kunnen gaan bekijken! ("Bekijken", ja, want in mijn wereld blijven de werkwoorden “kijken” en “luisteren” toch echt, tot aan de jongste dag, onovergankelijk!)
Het toilet beneden is een plaats voor het snelle werk, dus daar past iets met een korte adem, een dichtbundeltje, een boekje met cursiefjes of een citatenboekje. In het verleden hebben daar op het aardewerk pilaartje bijvoorbeeld gebundelde radiopraatjes van Karel van het Reve gelegen, brieven aan jan en alleman van zijn homofiele broer en de botbreukdagboeken van August Willemsen. Tot voor kort heeft daar de eponieme bundel blogberichtjes van mijn goede vriend de Rookzanger gelezen. Ik heb het uit nu, dat boek, en wat te doen? Want dat probleem komt er dus bij: met vijf permanent gebruikte leesplaatsen heb ik dus ook vijf keer zo vaak het “boek-is-uit-wat-moet-ik-nu-vacuum”, dat het leven voor een ogenblik zo flets, leeg en zinloos maakt. Ja ja, de dwarse man haalt zich wel weer het een en ander op de hals. Als interim boekje lees ik daar momenteel iets meligs van Wim T. Schippers.
De zitbank in de huiskamer is er voor het zwaardere werk. Op het moment ben ik in gevecht met Umberto Eco’s recentste roman, De begraafplaats van Praag. Met zeer dubbele gevoelens, want ik vind het een naar boek. Maar daar schrijf ik later misschien nog iets gedetailleerder over.
En dan, ten slotte, is er de trein. In de trein schrijf ik niet alleen, ik lees er sinds een jaar ook "e". Op de iPad. Ondanks mijn aanvankelijke kniereflexreactie als verklaard conservatief, ben ik totaal om: met dit apparaat is het heerlijk lezen, en het aanbod is onvoorstelbaar. Zeker als je een beetje weet hoe je op het internet moet zoeken, hoeft het allemaal niet zo verschrikkelijk duur te zijn.
Het wonderbaarlijke is dat ik op mijn iPad eigenlijk alleen maar vreemde boeken kan lezen. Boeken van Douglas Adams, Jasper fforde, Terry Pratchett en Robert Rankin, in een genre dat door de laatste ooit far-fetched-fiction gedoopt is, een term die dat genre, ergens tussen science fiction, fantasy en ideeënroman ingeschouderd, perfect omschrijft.
Vooral Rankins  Brentford-trilogy (momenteel negen delen!) is daar een mooi voorbeeld van: een Kinkerbuurt-achtige arbeiderswijk in Londen, met zijn doodgewone bewoners, blijkt keer op keer het epicentrum te zijn van onbegrijpelijke, duistere en apodictische gebeurtenissen. Satan keert terug op aarde (naast de gasfabriek van Brentford), of een buitenaards ras bereidt de overname van de aarde voor (in een tuinhuisje op de volkstuintjes van Brentford). En alle doodgewone mensen van Brentford lossen de problemen weer op: twee dronken nietsnutten met hun parttime barman, een sigarenboer die in zijn vrije tijd tijdmachines bouwt, een onderwereldreiziger die het binnenst van de Aarde heeft onderzocht en een gepensioneerde geleerde, van wie beweerd wordt dat hij en de legendarische Merlijn één en dezelfde persoon zijn. Hilarische boeken zijn het, die mijn dagelijkse forensenreis telkens weer te kort doen lijken.

Robert Rankin

vrijdag 8 maart 2013

De F-maand

Zoveel volkeren, zoveel kalenders. Ikzelf hanteer weliswaar de Gregoriaanse, maar wel met een paar belangrijke aanpassingen. Als zomermens en intens hater van sneeuw en ijs, duurt voor mij het jaar namelijk maar negen maanden: op 1 december houdt het oude jaar op, op 1 maart begint het nieuwe pas weer. Wat er tussen zit is een soort beklemmende nachtmerrie. Ik moet erkennen dat er dingen gebeuren in die periode, maar meestal zijn het vergetenswaardige, irritante incidenten, zoals Kerstfeest of schaatskampioenschappen. Slechts van belang zijn de twee, vlak op elkaar komende verjaardagen van mijn kind en mijn lief, beide in eind januari. Verjaardagen die gelukkig nog net binnen de minst onaangename van de drie limbo-maanden vallen.
Zijn de geschenken eenmaal uitgepakt, schakelt het jaar terug en begint die meest gehate van alle maanden: de F-maand.
Nooit heb ik met de F-maand door één deur gekund. Van heel jongs af aan al niet. Zolang als ik me kan herinneren boezemt de maand me weerzin in, en dat zal zonder twijfel wederzijds zijn. Vanaf dat ik het verschil der seizoenen kon ervaren, heb ik me laten ringeloren door die kleine, schrale, talentloze rotmaand.
Gedurende de F-maand bezie ik de wereld om me heen met een pikzwarte bril. Iedere aanleiding, hoe gering ook, doet mijn stemming in machteloos verdriet omslaan. ‘Wie  zijn die mensen toch, hier om me heen,’ vraag ik me dan af. ‘Collega’s? Nou, elkaars collega’s misschien, maar niet de mijne! En wat willen die pratende monden op de televisie van me? Mijn geld, mijn aandacht? Loopt heen!’
Behoedzaam en schichtig beweeg ik me door de verontrustende kaalte van de F-maand. Geen vreugde valt er te beleven aan het grauwe landschap, dat dood en zwaar als lood om me heen hangt. Waar is de zon? Waar de maan? Waar zijn de sterren gebleven? Met slepende tred begeef ik me naar mijn plichten. Mijn huisarts had het ook meteen door: ‘De vorige keer dat je met die onverklaarbare vermoeidheid langs kwam, ook toen zo ongeveer op het randje van een depressie,’ merkte ze droogjes op na een korte raadpleging van haar computerdossier, ‘was twee jaar geleden, ook eind februari.’
De F-maand-blues.
En dan, ieder jaar toch weer onverwacht, komt maart. Handenwrijvend gooi ik de tuindeuren open. Laat het jaar maar beginnen. Wat hebben wij dat verdiend, godver!
Het eerste snuifje lauwte in de lucht en ik ben meteen van vijftig procent van mijn kwalen af. Weg vallen de muizenissen. Met de eerste frisse geur van lente, de belofte van warmte, bloei, kleur begin ik zelfs weer tentatief aan een blogverhaaltje. Het eerste schuchtere warmterecordje, de eerste ontblote bovenbast in de tuin en ik meld me nota bene weer aan bij Facebook en Groupon!
En dan hoeven we niet lang te wachten: de eerste vermeldingen van wat Martin Bril betitelde als Rokjesdag (nu ten prooi gevallen aan hordes domme vrouwen die zijn existentiële lentegevoel volstrekt verkeerd begrepen hebben) verschijnen weer op de talloze nieuwsgroepen en  de rokjesdag-flashmobs bereiden hun onnozele feestdagje voor. Het is, kortom, lente! De overwintering is weer gelukt. Het heeft weer meer moeite gekost dan vorige jaren, en ik realiseer me dat er een moment komt dat ik erin blijf, in die vervloekte F-maand.