zondag 25 september 2016

Ithaca 1

Er zijn meer plaatsen die Vathi heten. Verspreid over de diverse Griekse eilanden zijn er zes te bezoeken. De naam komt van het Oudgriekse Βαθύς, wat “diep” betekent. Meestal zijn het heel diep en veilig in een baai gelegen havenplaatsen, goed beschermd tegen de onvoorspelbare luimen van de zee. De Georgische havenstad Batumi heeft dezelfde etymologie.

Vathi op Ithaca ligt dubbel beschermd. Van noordoost naar zuidwest ploegt een diepe baai zich door het merkwaardig gevormde eiland heen en halverwege staat haaks erop een al even diepe van noordwest naar zuidoost lopende baai. Aan de basis van die baai ligt de hoofdstad van het eiland, dubbel veilig voor de grillen van de zee. Niet veilig voor de grillen van de aarde, evenwel: op 12 augustus 1953 trof de grote Kefalonische aardbeving met een kracht van 7,2 op de schaal van Richter de Ionische eilanden. Kefalonia zelf steeg 60 cm omhoog. Van de hoofdstad van het naastgelegen eiland Zakynthos stonden nog twee gebouwen overeind en ook heel Vathi werd verwoest. Het is seismisch een van de meest actieve gebieden ter wereld. Tijdens ons verblijf van drie weken is er op Kefalonia een lichte beving geregistreerd waar wij helaas niets van hebben gemerkt. Dat die zogenaamde “luie Grieken” wel van aanpakken weten, blijkt uit foto’s van 1955 die we in het Maritiem- en Volksmuseum zagen, waarop een alweer heel behoorlijk wederopgebouwde stad te zien is.

Ter voorbereiding van de reis had ik het in 1990 verschenen boek van zeiler, amateurclassicus en Leidse oud-burgemeester Cees Goekoop gelezen, getiteld Op zoek naar Ithaka. Hoewel zijn onderzoekingen, en die van vele andere serieuze historici en archeologen, fringe-historians, amateurspeurders en regelrechte malloten met zeer grote waarschijnlijkheid het legendarische koninkrijk van Odysseus nu juist niet situeren op het eiland Ithaca, trekt de plaatselijke bevolking zich daar (volkomen terecht, m.i.) niets van aan. Iedere tweede straat, restaurant, kafeneon of bergtop in Ithaca heet Odysseus, Pinilopi, Telemachos of Nausika.

Wij hebben een appartement geboekt aan de noordoosthelling van de baai van Vathi, met een uitzicht als vanaf de loge in een amfitheater. Dat we voor dat voorrecht dagelijks een ruw trappenpad af en op moeten gaan van tussen de 108 en 114 treden (het hangt ervan af hoe je telt), nemen we maar op de koop toe. Dat het er vergeven is van die kleine, geluidloze en ook bij daglicht toeslaande subtropische muggetjes ook. Tropendeet ruikt niet erg aangenaam maar is wel afdoende. Eén dag vergeten te spuiten en je hebt er tien bulten bij!

We kijken uit over een dagelijks wisselende vlootschouw, variërend van groepen flottieljeszeilers tot de intimiderende, vele miljoenen kostende, op de allerhipste supersportschoenen gelijkende luxe motorjachten van de Russische oligarchen. De hele stad is ingericht op die vloot plezierschepen, maar een taxichauffeur vertelde ons dat hij toch veel liever de echte toeristen heeft, want hoewel de zeilers vaak eenmalig een grootscheeps drinkgelag aan willen richten bij één van de tavernes, mieteren ze vervolgens weer op, zonder hun schier onuitputtelijke voorraden aan boord aan te hebben gevuld, terwijl wij landlubbers geregeld de plaatselijke middenstand bezoeken. En dat, legde de chauffeur uit, zet veel meer zoden aan de dijk.

Rechts in het uitzicht vanaf ons terras ligt een klein en duidelijk kunstmatig eilandje. Lazareto oogt lieflijk nu, maar ooit was het een grimmig quarantaine-eilandje midden in de baai met hoge muren en norse transen. Schepelingen moesten er veertig dagen verblijven voordat ze aan land mochten. Later werd het een gevangenis. Uiteindelijk werd alles op een kapelletje na gesloopt en nu is dit dé trouwlocatie voor Griekse stelletjes, zoiets als Kasteel de Haar in Nederland.

(Wordt vervolgd)