dinsdag 5 juni 2018

Van het voetstuk


Boeken waren er altijd meer dan genoeg. Omdat mijn vader bij uitgeverij Querido werkte (hijzelf zei: ‘Kerido’), hadden we bijvoorbeeld de complete Salamanderreeks staan, in een laag boekenkastje onder de vensterbank. Zoiets stimuleert enorm, als je 12-13 jaar oud bent, vooral omdat mijn vader zo slim was geweest om me bepaalde boeken te verbieden. Zo las ik, waarschijnlijk voor mijn tijd, Alain Fournier, en Raymond Radiguet, maar ook smeuïge soft porno (vergeten hoe dat heette. Of was dat Olivia, door Olivia?)

Wat vader me wel aanried, waren een paar jeugdboekjes van Leonhard Huizinga: Twaalf maal Hieronymus, en Twaalf maanden Joost. Veel vond ik er niet aan, maar ach: lezen was lezen.

Verderop in die Salamanderkast ontdekte ik van diezelfde schrijver een trilogie over Adriaan en Olivier, en dat vond ik aanmerkelijk leuker. Sterker, ik was in de leeftijd dat ik grappen als “Geef eens een kopje.” “Nee, ik ben geen kat.” onbetaalbaar en geniaal vond. Een dag of twee later zat ik uit te buiken van de drie delen melige studentenhumor, en begreep ik dat het op was. Oh die kou, die leegte! Mijn vader bevestigde dat het bij deze drie deeltjes gebleven was. Van de weeromstuit begon ik maar weer aan deel 1. Maar hij had zich vergist!

Mijn oom Theo, toen al in de zeventig, bewoonde als weduwnaar een rommelig pand aan de Zeeburgerdijk. Hij had zijn huis allengs volgestouwd met boeken, sedert de dood van Tante Annie in een steeds hoger tempo. In zijn jeugdjaren had de geheimzinnige zigeuner die hij leek, met zijn gepommadeerde haar en zijn David-Nivensnorretje, de Grote Literatuur gelezen. Door het leven geblutste exemplaren van Oorlog en Vrede, of Der Mann ohne Eigenschaften stonden achter gordijnen als relicten van een vorig leven onder een ombouw te verstoffen, alsook de verzamelde werken van Goethe, Schiller, Heine, Storm en Keller. Zoals dat gaat (ik merk die tendens bij mezelf ook) verplaatste zijn aandacht zich in de loop der jaren naar het wat lichtere genre, en nu vulde hij zijn eenzame uren met Asterix, Bommel, Bob Evers, Karl May en de negen delen Adriaan en Olivier.

Jawel!

Naast de drie bekende deeltjes (het Oude Testament), had hij nog zes andere, dikke delen staan, in blauw plastic uitgegeven, zoals dat gebruikelijk was met triviaalliteratuur in de zeventiger jaren. Ik geloofde mijn ogen niet, vroeg of ik ze mee mocht nemen. Nu ja, natuurlijk mocht dat, als ik in ruil iets interessants voor hem meenam. Dat werd de avonturen-sf van Jack Vance of de space-opera van Heinlein.

Na zijn dood ontstond er in de familie ruzie over de oude troep en met name over sommige schitterende schilderijen die achteloos aan de muren hadden gehangen. Alleen de boeken leverden geen strijd en naijver op: die mocht ik regelen. Ik pikte er voor mezelf de antiquarische Bommels uit, alsmede de deeltjes Goethe, Schiller en Heine, liet een opkoper komen voor de complete Karl-May serie en de schier oneindige rijen esoterica die Oom Theo tegen het einde van zijn leven had laten aanslepen uit ECI-catalogi, en liet ten slotte de rest meenemen door het Leger des Heils. Natuurlijk vergat ik niet om de Adriaan en Olivier-serie in een van de met “Roberto” gemerkte dozen te stoppen.

Sedertdien draag ik de negen delen met me mee. En herlees ik ze nu en dan in de zomer. De laatste keer dat ik dat deed was alweer dertien jaar geleden, en ik kan me herinneren dat ik toen in het vierde deel gestopt ben. Vorige week besloot ik om de set deze zomer in ieder geval nog één keer in z’n geheel door te werken, en daar ben ik nu aan begonnen.

Oef!

P.G. Wodehouse is het bepaald niet.

Wat is dít slecht, zeg! Elke tweede zin bevat een Tante Betje, iedere melige grap laat zich van een kilometer aankondigen, geen enkele gevatheid draagt bij tot het vormen van een soort van karakter bij de hoofdpersonen, die niet alleen oningevuld blijven, maar als Huizinga per ongeluk eens iets met die personen doet, eerder ergernis opwekken vanwege het inconsistente karakter van dat… karakter. Ik vraag me werkelijk af of ik de negen delen ga halen. Ik vraag me serieus af of ik het einde van het eerste deel wel ga halen. Misschien als ik er stevig bij ga drinken. Maar dat is weer zonde van de drank.