maandag 11 maart 2024

De zieke hypochonder 7

 In de operatiezaal vertelde de anesthesist dat hij gisteren vader geworden was. Ik wilde hem feliciteren maar werd onmiddellijk weer wakker met Jenet in mijn rechter blikveld, die lieve en troostende woordjes sprak. Zonder omwegen werd ik van de hartlongmachine losgekoppeld en was de rest van mijn leven begonnen. Al mijn bespiegelingen over de discontinuïteit in mijn levensloop die de operatie zou opleveren, dat wat ik De Snede gemunt had, bleken nergens op te slaan. Er was geen snede, er was geen muur waar ik doorheen moest. Integendeel, alles ging volstrekt naadloos verder. Alleen was ik onderweg ergens vijf uur kwijtgeraakt.
 Al gauw ontdekte ik dat mijn nieuwe leven voorlopig beheerst zou gaan worden door pillen. Dat was één van de meest in het oog lopende gevolgen van de hartoperatie: een hele berg medicatie. Reguliere herstelmiddelen, ad hoc voorgeschreven middelen en een paar oude bekenden vormden te zamen een indrukwekkende lijst chemicaliën: Acenocoumarol (bloedverdunner), Amoxicilline (antibiotica), Digoxin (hartslagregulatie), Furosemide (vochtafdrijvend middel), Pantoprazol (maagbescherming), Paracetamol (pijnstiller), Metoprololsuccinaat (rétard bètablokker), Metoprololtartraat (snelwerkende bètablokker).
 Laat ik eerlijk zijn: ik heb altijd al een intieme en intensieve verhouding gehad met medicijnen. Ik deed niet mee aan het al te precieus geneuzel van de waarschuwers. Ik vond: als je iets hebt en er bestaat een pil, zalfje, poeder, drankje of prikje tegen, hup dan! Slikken, smeren of prikken maar. En geenszins homeopathisch, dank u wel alstublieft! In één opzicht heeft me dat in mijn leven enorm geholpen. Ik ben namelijk sedert mijn dertiende een chronische migrainelijder en reeds op betrekkelijk vroege leeftijd heb ik ontdekt dat een aspirientje tijdens de schitteringfase voldoende is om de erop volgende zwarte pijngolven af te wenden. Geen paracetamol of diclofenac: alleen aspirine (acetylsalicylzuur) en niets anders. Als bloedverdunner, niet als pijnstiller. Dus heb ik altijd een groen stripje van Bayer bij me, waar ik ook heen ga. In de loop der jaren is daar van alles bijgekomen en is de inhoud van mijn medicatietasje dat ik altijd met me meedroeg aanzienlijk gegroeid. Vrienden hebben zich daar vrolijk over gemaakt - ze gaan hun gang maar.
 Ik moet toegeven, er kleefde wel een groot bezwaar aan deze ietwat nonchalante houding ten aanzien van de pillen: zelfs zo’n robuuste gebruiker als ik bleek zichzelf langzaamaan te kunnen vergiftigen. Eind 2019 werd ik plotseling overvallen door allerlei allergische reacties. Toen ik vervolgens rigoureus gesnoeid had in mijn medicijngebruik, ging dat langzamerhand vanzelf weer over.
 En nu was ik dus weer terug naar af: ik was weer een grootgebruiker geworden. Aanvankelijk ging dat zonder al te veel problemen, maar allengs begon het lichaam weer te protesteren. Een uur na de vochtafdrijver (zeg maar: plaspil) ontstond een onbedaarlijke aandrang die me de volgende vier à vijf uren permanent richting toilet dreef, soms wel vier keer per uur.
Ook had ik ochtendmisselijkheid, die me een uurtje na het slikken van de cocktail overviel. Het rituele spuwen van wat gal in de ochtend rondde die misselijkheid meestal wel af, en zo erg was het niet, maar toch… ik kon zonder.
 Ook de rest van de dag had ik weinig of geen eetlust en ik werd lichter en lichter, maar op zo’n manier dat ik er geen lol meer in had. Ik overlegde met de cardioloog die me toestemming gaf om met de plaspil te stoppen. ‘Maar let wel op of je kortademig wordt, of dikke enkels krijgt.’ Dat zijn allemaal dingen die ik tot nu toe uitsluitend met mijn vader en zijn generatie associeerde: met oude mannen. Na het stoppen met die Furosemide hield ook de misselijkheid op en herkreeg ik mijn eetlust een beetje. Ik werd zwaarder en zwaarder.
Geen diepe inzichten dus na de operatie. Geen herwonnen kosmisch bewustzijn of diepgravend gevoel van waardering voor het leven. Geen nieuwe mens ook, die atletisch en met de borst vooruit door Haarlem Noord huppelde. Wel een oudere man, langzaam en prozaïsch herstellend, half vergiftigd door alles wat Sandoz hem maar in de muil kon werpen.
 Pas vijf weken na de operatie en na een drastisch snoei in de medicatie kan ik nu met de hand op het hart verklaren dat ik me wellicht wat beter voel dan ervoor. Ondertussen motregent het buiten, de wijk is grauw en somber. De bomen knoppen, maar het lijkt wel of ze later zijn dan vorig jaar. Opschieten nu! Er ligt een hele stapel ontspanningsboeken voor in de tuin klaar. Het is al bijna mei.

Illustratie: Pietro Longhi - Il farmacista (1752)

woensdag 31 januari 2024

De zieke hypochonder 6

 Het is zover! De dag van de opname. Om één uur worden we verwacht in de afdeling Cardiothoracale Chirurgie van het Onze-Lieve-Vrouwegasthuis, vestiging oost. Deze buurt ken ik goed. Ikzelf heb een paar goede jaren gewoond in de Dapperbuurt, aan de andere kant van het Oosterpark. En hier, onder de rook van het ziekenhuis woonde een inmiddels overleden vriend bij wie het altijd heel goed van eten, drinken en krasse verhalen was.
 Vanaf het moment van binnenkomst word je bezig gehouden. Ik vraag me af of de uitgebreide intake, objectief gezien, werkelijk nog helemaal nodig is. Maar ik kan me goed voorstellen dat het allemaal met opzet zo geregeld is om een deel van de spanning bij de patiënt weg te nemen. Eerst worden we ontvangen door een verpleegkundige die een hele ris van vragen stelt. Vervolgens door een arts? In ieder geval een wat hoger geplaatste, een kleine vrouw met een hoofddoekje, die diezelfde ris vragen opnieuw stelt en nog een hele berg meer. Al die tijd zit Jenet aan mijn zijde. Mijn lies wordt onderzocht in verband met de aansluiting op de hart-longmachine. Toestemming tot reanimatie moet worden gegeven (‘Anders gaan we niet opereren. Een deel van de operatie bestaat uit het weer loskoppelen van de hart-longmachine en als het hart niet uit zichzelf gaat werken krijgt het een elektrisch tikje. Dat is officieel een vorm van reanimatie’). Als ik wakker word zal ik nog aan het door Covid zo populair geworden beademingsapparaat liggen. Niet schrikken bij ontwaken. Ook zal ik voorzien zijn van een katheter. Er is daarnaast ook een vergrote kans op obstipatie.
  De hele procedure wordt doorgenomen. Ik zal de avond verblijven in een soort opvangzaaltje. Vanavond en morgenochtend moet ik me grondig douchen met Hibiscrub, een ontsmettend middel op basis van chloorhexidine. Morgen ben ik de tweede patiënt en mijn operatie staat gepland voor 12:51. Tot die tijd moet ik nuchter blijven en geduldig afwachten, het is me niet helemaal duidelijk waar. Ik krijg een operatiezak mee, waarin een blaasapparaat, mijn sloffen en mijn bril geplaatst kunnen worden. Geen tablets dus, boeken of telefoontjes. Hoe ga ik in vredesnaam die tijd doorbrengen? Het is ook helemaal niet gezegd dat de eerste operatie binnen de gestelde tijd plaats kan vinden. Zij kan uitlopen. Ik zie bijna meer op tegen de periode voor de operatie dan tegen de operatie zelf.
 Na de operatie volgt een nacht op Intensive Care, daarna overplaatsing naar de verpleegafdeling en ten slotte, na een dag of drie, vier, overplaatsing naar mijn eigen ziekenhuis, het Spaarnegasthuis, snel daarna gevolgd door ontslag. Alles begeleid door fysiotherapie en trappenlooptraining. Zes weken lang mag ik geen enkele kracht zetten met mijn armen: niets tillen, geen stoelen verschuiven. ‘Maak u geen zorgen: dit herhalen we allemaal vele malen, u hoeft dit nu heus niet helemaal te onthouden.’
 Na het uitgebreide gesprek word ik geïnstalleerd in een zaaltje met drie bedden. Hier wachten binnenkomers op hun operatie. Ik krijg een infuus ingeschoven, er wordt met grote moeite (rollende aderen) bloed afgenomen. Er wordt een hartfilmpje gemaakt met een kluwen zuignappen over mijn hele bovenlichaam. Dan word ik per rolstoel naar een radiolab gereden, waar nog maar weer eens een paar longfoto’s gemaakt worden door een grote, hoekige Mokummer die vertelt dat hij zo graag aan een van de grachten van onze schone hoofdstad zou willen wonen. Ik vertel dat ik die kans ooit gehad heb, maar dat mijn huisbaas tegelijk ook mijn werkgever zou worden en dat ik om die reden heb afgezien van het voorstel. De man knikt instemmend. ‘Dat begrijp ik.’
 Bij terugkeer op mijn kamer, we zijn ondertussen drie uur verder, vertelt de begeleidster dat er slecht nieuws is. Er is de volgende dag namelijk een spoedgeval tussen gekomen. De operatie moet worden uitgesteld. Het is nog niet duidelijk met hoeveel dagen.
 Ik betrap mezelf erop dat ik eerder opgelucht ben dan teleurgesteld. Dat is fout, natuurlijk. Uitstel is iets voor domme mensen, maar ik ben nu eenmaal een uitsteller van nature. Toch knaagt het: de opluchting is flink gelardeerd met teleurstelling. Een nieuw gevoel voor mij. Jenet bekent dat ze vergelijkbare gedachtes heeft.
 Dus zitten Jenet en ik ineens weer in Haarlem. Aan de thuisbezorgde sushi, want naast al het andere is Jenet ook nog eens jarig vandaag! Een gedenkwaardige dag.
 Op woensdag gaat de telefoon: de operatie is met precies een week verzet. Woensdag 7 februari zal ik de eerste zijn.
 Was het maar vast mei!


Illustratie: Teisai Hokuba - Kom met nieuwjaarseten (ca. 1808)

dinsdag 23 januari 2024

De zieke hypochonder 5

 De chirurg heeft een Poolse naam die klinkt als van een middenafstandschaatser. Hij is een benige, lange vijftiger met een vriendelijke uitstraling. Hij legt helder en zonder opsmuk uit wat hij zal gaan doen: een kerf in het rechter gedeelte van mijn borstkas snijden, één rib uit de weg trekken, via het ontstane gat een kunstklep van organisch materiaal in de aorta inbrengen en vastnaaien. Ondertussen zullen hart en longen stilgezet zijn en zal de patiënt in leven blijven via een hartlongmachine die via de lies wordt aangesloten. Dan volgt er een nacht op Intensive Care, een paar dagen herstel in het OLVG en ten slotte overplaatsing naar mijn eigen ziekenhuis in Haarlem. Het verwachte herstel zal daarna een aantal weken duren maar jazeker, beaamt de chirurg, in mei kan ik echt wel weer in de tuin zitten. Een week voor de operatie, zodra er plek is, zal ik een oproep krijgen.
 Op weg naar huis, naast Jenet, geef ik mezelf in gedachten een stevige veeg uit de pan. ‘Blijf het maar altijd weer ironiseren, dwarse Eksteen!’ smaal ik geluidloos. ‘Een naam voor een schaatser, hè? Grappig hoor! Alles om dat wat je te wachten staat maar niet als iets concreets te hoeven opvatten. Blijf jezelf maar verhaaltjes vertellen.’
 Eigenlijk heb ik, realiseer ik me, nooit om het echies geleefd, zoals mensen in geschiedenisboeken, of zelfs mijn ouders die oorlogen, kanker en dood hebben gekend. Hoewel mijn eigen sterfelijkheid lange tijd een consequent volgehouden uiterst ongeloofwaardige fabel gebleven is, ben ik me op een rationeel niveau nu zo langzamerhand wel bewust van het feit dat ik bijna 68 ben. Dat ik dus een jonge bejaarde ben die statistisch gezien binnen tien tot vijftien jaar zal sterven. Om het echies. Maar pas nu, deze laatste dagen komt dat besef eindelijk ook emotioneel binnen.
 Een einde is nabij. Alle plannen die ik normaal zou maken worden nu gebakerd en opzij gelegd in een denkbeeldige couveuse. Kookideeën, mogelijke reisbestemmingen, kleding- en boekaankoopplannen, te schrijven verhalen, alles valt buiten de huidige realiteit, is iets voor erna. Dat resulteert in een immense passiviteit en dat weer maakt Jenet wanhopig. Ik snap dat heel goed: zij wil graag doorgaan met leven. Maar ik wil niet alleen niets plannen, ik kan het niet, het is me fysiek onmogelijk.
 Zo is er nu na het kennismakende bezoek aan de chirurg een periode aangebroken van piekerende rust. Ik heb geen enkele voorstelling bij de idee van een ziekenhuisopname of een operatie. Mijn enige serieuze ervaring dateert van 1967, toen ik mijn elleboog gecompliceerd gebroken had en het gewricht gezet moest worden. Vier of vijf dagen heb ik toen in het kinderziekenhuis gelegen en bij thuiskomst lag daar op de eettafel als geschenk voor de dappere jongen de Pep, een jaarabonnement! Sedertdien heb ik nog één keer twee nachten in het ziekenhuis doorgebracht wegens een hartkatheterisatie en dat is alles. Ik weet van niets dus en denk maar niet over hoe het zal zijn, eind januari, aan het Oosterpark.
 Gedachten draaien rond in cirkels en vliegen uiteindelijk telkens weer te pletter tegen die onzichtbare grens. Bij een zwart gat heeft men het over de event horizon: de grens waar voorbij geen observaties meer gemaakt kunnen worden omdat de ontsnappingssnelheid hoger is dan die van het licht en dus elke vorm van informatie voor eeuwig gevangen blijft.
 Meer dan mijn tijd verspillen en cocoonen kan ik nu niet. Alle tijd die ik momenteel besteed is verloren tijd, maar voor iets nuttigs is al helemaal geen tijd. Ik bedacht me laatst dat deze berichtjes tot nu toe een soort weerlegging lijken te vormen van mijn bewering dat ik een diepgewortelde pessimist ben, of zelfs maar een hypochonder. De reeds gepubliceerde stukjes impliceren immers voortdurend een voortzetting, een logisch einde, een koesterend lentelicht aan de horizon. En dat impliceert dat de operatie goed zal gaan en dat ik het allemaal na zal kunnen vertellen in een volgend stukje, eind februari misschien of begin maart. Dat moet ook wel, want het zou ten slotte best sneu zijn als de lezer het einde niet meekrijgt van dit alles. En dat is iets waar ik me maar aan vast moet klampen, ook al is het zo abstract als de pest.
 Prominent in mijn denkwereld treedt nu op: de snede. Niet alleen de concrete, de snede in mijn borst, maar ook als metafoor: een snede in de tijd. Mijn leven bestaat uit twee niet met elkaar verbonden delen: de periode tot de operatie en, na een door de narcose geïnitieerde discontinuïteit, de periode erna. Twee levens van elkaar gescheiden door een lancetscherpe snede. Pas na die cesuur zal ik weer iets op kunnen pakken. En vandaag heeft die cesuur, de snede in de tijd, een tijdstip gekregen: 31 januari, rond het middaguur. Tot die tijd rest me niets anders dan verdoofd te cocoonen.
 Ach ach, was het maar vast mei!

Illustratie: Lucio Fontana - Concetto spaziale, Attese (1960)

zondag 7 januari 2024

De zieke hypochonder 4

 Het gebouw waar de apotheose van het voorspel plaats zal vinden is nog steeds even non-descript als een maand geleden. Vier beige verdiepingen in een klein industriekwartiertje aan de rand van de stad. Vestigingen van een bedrijf in gezichtscorrectie, een taalinstituut voor buitenlanders en op de vierde verdieping de Mond-, kaak- en aangezichtschirurgie.
 Tot mijn verbazing is de kaakchirurg dezelfde frêle Vlaamse die ik al bij de eerste gelegenheid ontmoet had. Zij is toch stellig niet sterk genoeg voor het echte breekwerk? Voor deze klus zou ik eerder een type enforcer van de Bulgaarse mafia/geheime dienst hebben verwacht.
 Ik heb al eens een dubbele extractie van een verstandskies en zijn buur gehad en hoewel dat niet vlekkeloos gegaan was, is alles keurig genezen en ik maak me dan ook niet werkelijk veel zorgen: laat het maar snel voorbij zijn.
 Een blauwe doek met een ademgat wordt over me heen uitgespreid. Met een paar bijzonder pijnlijke injecties wordt mijn kaak verdoofd. Dan begint het breekwerk. Eerst rechtsboven. Tweemaal krak-krik en mijn twee toch al werkloze bovenkiezen liggen in het schoteltje. Dan linksboven. Krak-krik. Ik moet krachtig door mijn door de chirurg dichtgeknepen neus uitademen om te zien of er niet een open verbinding met een of andere holte is ontstaan. Dat is in orde.
 Dan volgt de hoofdattractie van de ochtend: de scheefgegroeide verstandskies linksonder. Die laat zich niet zo makkelijk trekken. Uiteindelijk wordt hij door midden geboord en in twee stukken eruit gehaald. Met een bek vol steriele gaasjes mag ik naar huis. Dozen paracetamol liggen in de aanslag.
 De eerste dagen vallen, ondanks mijn fundamenteel pessimistische instelling, toch nog tegen. Het zijn niet zozeer de gaten waar ooit kiezen hebben gezeten, die pijn doen - het is eerder het bot van het gehemelte eromheen dat blijkbaar getraumatiseerd is. Kauwen aan de kant van een trekgat is natuurlijk niet aan de orde, maar knabbelen met muizentandjes werkt ook helemaal niet. Een dieet van Brinta, chocomousse en yoghurt met gemalen banaan en mango is voor een paar dagen mijn deel. Dat eet voor een man niet zo lekker, om met Gerard Reve te spreken.
 Tot overmaat van ramp word ik een paar dagen later ook nog eens getroffen door een zware verkoudheid, waardoor sowieso alles wat nog geen pijn deed nu ook pijn gaat doen. Ik snik denkbeeldige tranen: wat ben ik zielig! Gelukkig is daar Jenet aan mijn zijde met haar goede zorgen. 
  Ik ben wat Midas Dekker ooit heeft gemunt: een thigmofiel, iemand met een grote hang naar fysieke geborgenheid (een eigenaardig gekozen term trouwens die in het buitenland iets anders betekent dan in Midas’ wereld, zie hier). Me rest dus niets anders dan gelatenheid betrachten en rust zoeken. Ik hang in de stoel en vul de dagen gewikkeld in een fleece dekentje om te cocoonen met oude escapistische televisieprogramma’s die ik voor precies deze omstandigheden ooit van het internet geplukt heb en waarvan ik ondertussen een behoorlijke verzameling op de harde schijf gearchiveerd heb: Scrapheap Challenge, Time Team en The Great British Bake-Off. Ik geef toe: die laatste keus is wel een beetje ironisch, want op dit moment kan er voor mij van eten geen enkele sprake zijn, laat staan van snoepen. Ik ben al vier kilo afgevallen.
 Naarmate de dagen voorbijgaan neemt de kaakpijn grillig af. De ene dag is de andere niet. Als ik terugdenk aan die vrijdagochtend in dat grauwe kantoorpand, wordt de hele ervaring teruggebracht tot dat ene typerende geluid: krak-krik. Ik word er wee en onrustig van.
 En op de eerste werkdag van 2024, op de eerste dag dat ik voorzichtig begin te minderen met de pijnstillers, komt het verwachte, onvermijdelijke telefoontje. Over ruim een week word ik voor een intakegesprek verwacht in het OLVG.
 Och was het maar vast mei.

Illustratie: Gerard van Honthorst - De tandarts (1622)

woensdag 27 december 2023

De zieke hypochonder 3

De nu komende episode in dit relaas is wat gefragmenteerd geworden. De eerstvolgende afspraak is een radiologisch onderzoek. Dat is een makkie. Een soepele Mokummer nodigt me uit om op een witte helse machine te gaan liggen en mijn hele bovenlijf wordt minutieus gescand. Na een kwartier mag ik mijn kleren aantrekken en ik fiets de regen weer in. Onderweg naar huis scoor ik voortreffelijke inktvisringen bij een joviale Marokkaanse visboer die in drie talen converseert met zijn klandizie. Zijn Frans zit vol double entendres.
 De volgende week heb ik een longfunctieonderzoek. Geen onbekend gebied: tijdens de corona in 2020 heb ik een keer zo’n test gedaan. Naar mijn gevoel ging het toen veel slechter met me, maar dat blijkt mee te vallen: mijn scores zijn slechts marginaal beter dan toen.
 De longarts is een lange, magere nonchalante en ietwat rommelige vrouw met wie je het liefst meteen een kroeg in duikt. Ze bespreekt de vorige twee onderzoeken en vertelt dat ik voor een stevige ex-roker behoorlijk goede longen heb - een zweem van emfyseem, het is het vermelden nauwelijks waard. We bespreken de mogelijkheid van een slaapapneu-traject, waar ik op dit moment geen zin in heb. Ze is het eigenlijk wel met me eens.
 ‘Dat is je goed recht. Als je zelf het gevoel hebt dat je er echt last van hebt (vermoeidheid, slaperigheid in de middag), zouden we ernaar kunnen kijken.’
 ‘Laat maar even zitten. Het kan ten slotte ook de leeftijd zijn. Bovendien doe ik niet anders dan de Mediterrane volkeren: een middagdutje inlassen op het heetst van de dag.’
 ‘Wat je wilt. Laten we het er over drie maanden nog eens over hebben.’
 Prima. Uitstel bevalt me nog steeds het meest.
 Ik terug op de fiets, het wispelturige herfstweer in. In heel Haarlem Noord heb ik de boekenkastjes in kaart gebracht en ik bezoek ze op de terugweg allemaal, zonder enig resultaat. Wat is het leven toch een aaneenschakeling van zinloze dwanghandelingen.
 De volgende dagen ben ik weer terug in Noord, nu bij Bart, mijn tandarts. Hij legt me aan de hand van geanonimiseerde foto’s van andere klanten van hem allerlei dingen uit die ik niet begrijp. Het komt erop neer dat deze kies, wijst hij op de nieuw gemaakte röntgenfoto van mijn gebit, en die daar eigenlijk te goed zijn om op te offeren. Hij zal de foto opsturen naar de kaakchirurg. Als we de kiezen behouden, vertelt hij, zal er wel een wortelkanaalbehandeling moeten volgen. Ik ben ondertussen alweer helemaal murw en fiets schouderophalend en hoofdschuddend de Rijksstraatweg weer af.
 Dan volgt er een hartkatheterisatie. Dat betekent een dagopname in het ziekenhuis. De verzekeraar begint langzamerhand pijn te voelen. Ik kan me voorstellen dat menigeen hier ook weer heel zenuwachtig van wordt, maar niet ik! Ik heb dit een paar jaar geleden al eens meegemaakt, toen ik met een heftige hartritmestoornis naar het ziekenhuis gebracht was. Dat was toen een eitje, ik maak me er dan ook niet druk om. Dat blijkt een vergissing te zijn. Een doffe rokerspijn maakt zich meester van mijn rechter bovenarm. Achteraf legt de katheterisator uit dat ze deze keer, gezien mijn toestand, geen aderverruimende middelen hebben durven gebruiken, dus mijn lichaam heeft zich hevig liggen verzetten tegen een ongewenste penetratie.
 Na afloop van de ingreep wordt de slagader hard afgeknepen met een luchtdrukapparaatje, dat in fasen zijn greep op mijn pols laat afnemen. Zo volgt een vier uur durende periode van verveling. Met de rechterarm in een knullige mitella, veel water drinkend, om het half uur plassend (er is me vast een vocht afdrijvend middel toegediend, zonder dat me dat verteld was) staar ik naar de horizon voorbij Schalkwijk, waar de enige beweging komt van Schiphol, met haar vele landende en opstijgende vliegtuigen.
 Bijna twee weken later - kennelijk is er nogal een strijd geweest tussen Bart en de kaakchirurg - ontvang ik van de tandartspraktijk een email:
 Een wortelkanaalbehandeling is niet nodig. Verder is de kaakchirurg het eens met hetgeen wat we voorgesteld hebben; behoud van de eerste grote kies rechts boven en eerste grote kies rechts onder.
 Dan is het eindelijk zover: het slotconsult bij de cardioloog. Alle onderzoeksgegevens zijn binnen, het verzoek tot opereren zal naar het OLVG gestuurd worden. In mijn patiëntendossier kan ik alles nog eens nalezen.
 Daar zie ik dat gevraagd wordt om een “minimaal invasieve aortaklepvervanging en MAZE”
 MAZE? Ik dacht dat de cardioloog had gezegd dat de operatie niet gecombineerd kon worden met deze ingreep tegen hartritmestoornissen. Wat nu weer?
 Och was het maar vast mei!

Illustratie: Vadim Voitekhovitch - De ingang van de doolhof (1999)