donderdag 26 februari 2015

Robert Loesberg – Enige defecten (1974)


Een zeer kunstig, gekunsteld boek. Gedateerd ook, al is dat bij mij meestal eerder een aanbeveling dan een pejoratief. Het is echt zo’n boek zoals ze werden geschreven in de zeventiger jaren. Loesbergs werk was enerzijds, in zijn barokke gebruik van de Nederlandse taal, het zoeken naar het ultieme epitheton, verwant aan dat van Gerard Kornelis van het Reve, maar anderzijds ook aan dat van (Arbeiderspers-)stalgenoot Mensje van Keulen, in de zin dat het hyperrealistisch was, vergroot realistisch, zodat bij wijze van spreken het vallen van een druppel snot van het puntje van een neus de hoofdhandeling van een verhaal kon worden.

Maar vooral een heel gekunsteld boek vanwege de opbouw. Zeven lange verhalen, alle met een Loesberg (Robert, Robert A., Bob, Robbie) in de hoofdrol: één van ongeveer 11, één van 18, van 25, 35, 50, 60 en tenslotte één van 75. Alle verhalen spelen in 1968. Wat het dus niet is: het is geen chronologische biografie van een coherent personage. Het is wel een veelzijdige belichting van de vele facetten van een denkbeeldige figuur, die voor het gemak (of voor de verwarring) "Loesberg" genoemd is. Een zeer knap staaltje schrijfkunst, gelardeerd met prachtige zinnen, grootse scheldpartijen, maar ook met wordplay dat me soms ineens rechtop doet zitten in mijn stoel. Kleine, felle tikjes met de vingers tegen mijn wang. Je leest er de schrijfvreugde aan af.
Door het heel precies, "hyperrealistisch" beschrijven van de gedachtegang van zijn Loesbergen, compleet met letterlijke weergave van versprekingen (verdenkingen?), het tonen van hun zwakheid, maar ook door het zijn hoofdpersonen toe te staan in zekere opzichten ineens heel mild te zijn, is Enige defecten tot mijn verrassing tevens een humanistisch boek geworden. Zie de mens, in al zijn zwakheid en al zijn kracht.
Vies, bang, banaal, boos, machteloos, maar nooit echt "slecht".

Al deze Loesbergen zijn ook steeds heel verschillende mensen: de ene is sympathieker dan de ander. Het is bij lezing duidelijk dat vele van deze Loesbergen niet echt zijn. Zoals te verwachten is de Loesberg die onder de meest autobiografische omstandigheden optreedt (verhaal 3, de beschrijving van een vakantie met een vriend (voor wie Rien Vroegindewei model heeft gestaan) die ook werkelijk plaats heeft gevonden in 1968. De auteur was achter in de 20 toen hij het boek schreef), de enige die volstrekt natuurlijk te voorschijn komt, die geloofwaardig is in alle aspecten. De te jonge Loesbergen zijn weliswaar begrijpelijk en herkenbaar, maar fictief niettemin, en de te oude Loesbergen worden allengs minder vloeiend, minder een eenheid. Ook wordt hun monologue intérieur duisterder, minder navoelbaar.
Verval, weerzin en angst zijn de thema’s in de verhalen. Maar zoals ikzelf, nu ik 53 ben, me realiseer, denkt iemand van 50 niet zoals de Loesberg uit het vijfde verhaal denkt: die denkt zoals een jongeman van 30 denkt dat een middelbare man van 50 zal denken. Hij weet het niet echt. De angst en de weerzin van de 50-jarige, ze blijken anders verpakt te zijn, meer beschouwend en minder apocalyptisch dan ook ik, 25 jaar geleden, verwachtte. Zo geeft dit boek me troost: want wat geldt voor 50, zal dan misschien ook gelden voor 75. Mijn angst voor die leeftijd is evenzeer gebaseerd op hoe ik me nú, jong nog, verwacht te gevoelen als ik die tragische leeftijd bereikt zal hebben.

Loesberg publiceerde nog een tweede boek, Een eigen auto, dat in veel opzichten uit dezelfde zak kwam. En uiteindelijk was dit Loesbergs literaire tragiek: de schrijver te zijn met maar één thema, één kunstje, en dat ene kunstje, hoe virtuoos ook uitgevoerd, zou uiteindelijk niet genoeg zijn voor een groot oeuvre. Hij wist het zelf. In tegenstelling tot Reve, of Celine zat er geen grote roman in. Het kleine oeuvre van twee verhalenbundels en wat verspreid werk dat resteert is alles wat er in zat. Hij had, in 1977, zijn potentieel reeds waargemaakt.

Zijn eigen leven verliep trouwens geheel anders dan hij had kunnen verzinnen. In 1976 kwam zijn verloofde om bij het beroemde treinongeluk bij Schiedam. Loesbergs psyche knakte, hij raakte aan de drank, en stierf uiteindelijk in 1990, vereenzaamd en ziek. Het leven kan altijd veel erger worden dan zelfs je meest ironische fantasie kan bedenken. (Oorspronkelijk in de Dwarse Man 1 verschenen, 2009)