dinsdag 25 februari 2014

Titia

Ze was iets wonderlijks aan het beweren,
en iedereen was het met haar oneens.
Ze stond, gespeeld ontspannen en wijdbeens
steeds feller en beslister te oreren.

Ik zweeg en staarde en werd eveneens
steeds opgewondener: het debatteren
verhitte zo dat door haar dunne kleren
twee puntjes kwamen groeien. Toen, opeens,
 
boog zij naar voren, zogenaamd gegriefd,
waarbij haar blouse door de zwaartekracht
gracieus, behaloos open gleed opdat
 
ik zag, verrast en plotseling verliefd,
dat zij geen donkere, zoals verwacht,
maar lichte, mooie lichte tepels had.

woensdag 12 februari 2014

Ik ben het slijm


Ik ben grof en verdorven
Obsessief en gestoord
Ik heb al tijden bestaan
Maar ik ga altijd voort
Ik ben de knecht van regering
En grootindustrie
Mijn doel is om jullie te vangen
Met mijn tirannie

Ik ben doortrapt en kwaadaardig
Maar je kijkt echt niet weg
Want je vindt me zo aardig
En je doet wat ik zeg
Hier doe je ‘t maar mee
Snap je nu het idee?
‘k Ben het slijm dat zich uitspreidt
Vanuit jouw tv

Je zult mijn leiding accepteren
En al mijn rotzooi consumeren
Totdat we je gaan afserveren
Er komt geen hulp… je zult creperen
Jouw denken is in onze macht
En is gevormd door onze kracht
Je doet wat van je wordt verwacht
Totdat je zacht wordt omgebracht.

Blijven kijken, mensen
Zap niet weg!

Ik ben het slijm uit je video
Dat zich verspreidt op je huiskamermat

Ik ben het slijm uit je video
Niets kan me stoppen lui, ‘t is me toch wat

(Frank Zappa: I'm the Slime)


woensdag 5 februari 2014

Oude hippies: Himmelhof en Monte Verità


Commune Der Himmelhof.
Diefenbach omringd door volgelingen

Een paar foto’s: een groep jonge mensen in een kring, hand in hand, gekleed in witlinnen kleren. Mannen en vrouwen, naakt, dansend op een weide. De mannen hebben woeste bossen schouderlang, golvend haar en volle baarden. De vrouwen dragen lelietjes van dalen in hun goudblonde lokken. Aan hun voeten teenslippers of sandalen met enkelbanden. Is dit Woodstock 1969? Kralingen 1970 misschien? Een commune op Formentera of in Zuid-Kreta? Vreemd trouwens dat de zwart-wit foto’s op zo’n rafelige, grofkorrelige manier oud lijken te zijn. Is daar iemand met photoshop overheen gegaan?



Nee, het ligt heel anders: we kijken hier naar plaatjes uit eind negentiende, begin twintigste eeuw. We zijn niet in Californië, maar Oostenrijk en Zwitserland. En misschien zijn het wel hippies, maar dan hippies van ruim honderd jaar geleden, hippies van de Belle-époque, het Fin de Siècle. Tijdgenoten van de gebroeders Wright en Marcel Proust. En we realiseren ons: alles is al eens geweest.
 

Duits is de taal van deze negentiende-eeuwse alternatieve beweging. Lebensreform is waar ze mee bezig is. Aan de vooravond van de 20e eeuw wijzen haar aanhangers radicaal de hectiek van het modern leven af. Vogels van allerlei pluimage vindt men ertussen, maar allen zoeken ze naar alternatieven voor het burgerlijk bestaan dat ze ontvlucht zijn. Er zitten vegetariërs tussen, en naturisten, anarchisten en theosofen. Maar ook loopt er een aan cocaïne verslaafde psychoanalyticus rond en een jugendstil-illustrator wiens werk niet zou misstaan op de psychedelische platenhoezen van de jaren 1965-‘70.


In het algemeen: rare snuiters dus. Idealisten. Naturmenschen werden ze genoemd, of Wandervogel, deze bohemiens, zwervers, macrobioten en communisten, allemaal met een diep verlangen om weg te vluchten uit die beklemmende, veel te ingewikkelde, materialistische en agressieve maatschappij. Sommigen hadden hun keuze op milde wijze gemaakt, bijna en passant, anderen juist zwaar, theatraal en ostentatief. Ze hebben elkaar gevonden in communeachtige herstellingsoorden als de Himmelhof bij Wenen of het veel bekendere Monte Verità bij het Zwitserse stadje Ancona, en zijn in essentie Duits.
  
Henri van Oedenkoven (links) dansend met volgelingen op de Monte Verità
Vanwaar Duitsland?

In wezen was dit een land dat het oeroude paganisme nooit geheel had losgelaten. Meer dan andere volkeren bleven de Duitsers hangen aan hun heidense afkomst, een gevoelen dat door niemand zo systematisch en succesvol uitgebuit was als door Richard Wagner.
Maar al ruim vijf eeuwen eerder had Meister Eckhart (ca. 1260 - ca. 1328) de Teutoonse mystiek tegenover die der Christenen gesteld. 



In de Middeleeuwen waren er groepen Adamieten geweest, ook in de Lage Landen trouwens: broeders en zusters van de vrije geest, die naakt bijeenkwamen in grotten om de wedergeboorte van de paradijselijke onschuld op te roepen.
In 1796 gebruikte Christoph Wilhelm Hufeland uit Weimar als eerste het woord macrobiotiek. Zijn theorieën over frisse lucht, zonnebaden, reinheid, een uitgekiend dieet en meditatie doen verbluffend modern aan. Goethe wees op de klimaatveranderingen die de mens met zijn onnatuurlijke ontbossing veroorzaakt zou hebben en pleitte voor een terugkeer naar het eenvoudige natuurleven. Kortom: nog steeds niets nieuws onder de zon.
In de zestiger jaren van de 19e eeuw publiceerde Eduard Baltzer een vierdelig werk over natürliche Lebensweise. Hij wist wat vegetariërs om zich heen te organiseren en stichtte een vrije religieuze gemeenschap. Hij was van grote invloed op een jonge schilder genaamd Karl Wilhelm Diefenbach, waarover later meer.
In 1883 publiceerde de Leipziger Louis Kuhne een boek over alternatieve geneeswijzen. Met dit werk legde hij de basis voor wat later bekend zou worden als naturopathie.
In 1896 opende Adolf Just zijn Kuranstalt Jungborn in de Harz. In zijn bestseller Kehrt zur Natur zurück! (1895) sprak hij zich uit tegen lucht- en waterverontreiniging, vleeseten, vivisectie, vaccinatie, koffie, alcohol, roken en de gangbare middelbare schoolopleiding. Net als Kuhne was hij van grote invloed op de ontwikkeling van Mahatma Gandhi’s denken.
In 1904 schreef Richard Ungewitter een boek getiteld Die Nacktheit waarin, naast nudisme uiteraard, ook weer gepleit werd voor abstinentie van vlees, drank en tabak.

De symbolistische schilder Karl Wilhelm Diefenbach (1851-1913) werd een apostel van de alternatieve levensstijl, naturisme en vredesactivisme nadat hij, volgens eigen zeggen met uitsluitend natuurmethoden was genezen van de tyfus. Met vrouw en kinderen trok hij in de commune Humanitas, waar zijn vrouw in 1890 stierf. Omdat zijn leerstellingen in München niet op bijzonder veel sympathie konden rekenen, trok hij weg uit de grote stad. Hij ontmoette de jonge schilder Hugo Höppener, die door hem Fidus gedoopt werd. Getweeën maakten ze het grote schaduwfries Per aspera ad astra. Een schilderijententoonstelling in Wenen maakte hem in 1892 in één slag beroemd, maar door malversaties van de leiding van de Oostenrijkse Kunstvereniging raakte hij vervolgens al zijn doeken kwijt.

Fidus met zijn moeder.
Interessant haar...
Hij nam de benen naar Egypte, waar hij enorme tempelcomplexen ontwierp, op papier slechts. Om zijn gestolen schilderijen terug te krijgen keerde hij enige tijd later terug naar Wenen, waar hij in 1897 op een idyllisch in de heuvels net buiten de stad gelegen terrein zijn eigen gemeenschap voor godsdienst, wetenschap en kunst stichtte: De Himmelhof. Op een heldere dag had men vanaf de bergweide een fraai uitzicht niet alleen over Wenen, maar ook over het verder gelegen Bratislava.
Diefenbach verzamelde een kring van vrienden, geestverwanten en jonge leerlingen om zich heen met wie hij in de Himmelhof een commune begon.

Onder hen bevonden zich de later beroemd geworden schilder Franticek Kupka, de dierenactivist Magnus Schwantje, de reeds eerder genoemde illustrator Fidus en de imposante Gusto Gräser, die zich allengs zou ontwikkelen tot een allround natuurfilosoof. Over de laatste twee later meer.
In zijn commune maakte Diefenbach grif gebruik van zijn “voorrecht als goeroe”: hij hanteerde heel verschillende leefregels voor zichzelf en voor de anderen: terwijl hij deed wat hij wilde en met minstens twee vrouwen gelijktijdig een vaste, zogenaamd “open” relatie had, eiste hij van zijn volgelingen onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en kuisheid. De lezer begrijpt wederom: alles is al eens geweest.
Al na twee jaar ging de kunstenaarskolonie bankroet en Diefenbach vertrok naar Capri, waar hij locale artistieke faam verwierf terwijl hij in Duitsland in de vergetelheid raakte. Hij behield een zwakke gezondheid en stierf er in 1913 aan een darmverkleving.

De illustrator Fidus (1868-1949) ontwikkelde zich tot een belangrijke en baanbrekende psychedelische kunstenaar, vijftig jaar voordat de hippiebeweging in de rockmuziek met dergelijke iconografie op de proppen kwam voor haar platenhoesontwerpen.

Een vignet van Fidus
De zwervende ziener Gusto Gräser trok na het bankroet van de Himmelhof verder naar Ascona, waar hij met de Belgische zakenman Hendrik van Oedenkoven en diens vriendin Ida Hoffmann de veel succesvollere ”cooperatieve vegetarische kolonie Monte Verità” stichtte.

gustaf nagel (hij haatte hoofdletters), één der passanten op Monte Verità

De kolonie was aanvankelijk gegrondvest op eenvoudige, socialistische principes, maar ontwikkelde zich allengs tot een open kuuroord met zonne- en waterbaden, vegetarisme en onthouding. De kolonisten waren wars van privé-bezit, waren strikt vegetarisch (meestal zelfs veganistisch van de “raw-food”-variant) en waren overtuigde naturisten. Ze waren strenge moralisten en wezen ieder vorm van conventie, zij het in huwelijk, kleding, politiek of godsdienst radicaal af.

Gusto Gräser in Berlijn

Gusto Gräser was een grote, krachtige man met een sterke, charismatische uitstraling. Op een foto genomen in Berlijn steekt hij minstens een kop uit boven alle andere mannen. Hij werd een goede vriend en leraar van de Zwitserse schrijver Hermann Hesse, wiens verslag “In den Felsen” (1908) het leven beschreef dat Gräser nastreefde: slapend in grotten in de Zwitserse Alpen, mediterend, soms dagenlang vastend. In “Siddhartha” (1922) herkent men duidelijk de verhouding tussen de leerling Hesse en de goeroe Gräser.
Tot na de Tweede Wereldoorlog zou hij, zijn principes getrouw, de vrede blijven prediken, bijna zo lang dat hij de eerste moderne hippies had kunnen aanschouwen: toen hij stierf, reed Jack Kerouac met Neal Cassady naar de Westcoast van de Verenigde Staten, op zoek naar de in Big Sur bivakkerende, Amerikaanse Naturmenschen.