vrijdag 25 maart 2016

Leesrapportje 4

14 februari 2016
Michel Houellebecq – Elementaire deeltjes (1998)


Jaren geleden had ik al eens Platform gelezen. Geen vrolijk stemmend boek, maar dat moet je waarschijnlijk ook niet bij deze man verwachten.
Wat bij Elementaire deeltjes direct opvalt, is de zakelijke opsomming van de externe elementen door welke zijn personages hun vorm krijgen en die de plaats gaan innemen van deze personages zelf, die slechts dragers zijn van deze externe elementen, marionetten van hun biochemie.
De verwantschap met Georges Perec en diens roman Les choses dringt zich op. Waar Perec mensenlevens beschrijft louter aan de hand van de spullen die in de loop der jaren aangeschaft worden, beschrijft Houellebecq zijn mensenlevens aan de hand van de biochemische processen die de geslachtsdrift bij de ene, en het ontbreken ervan bij de andere broer, bepalen. Een groot verschil tussen de twee schrijvers echter is dat Perec in het diepst van zijn wezen een humanist is: ondanks zijn klinische beschrijving van de oppervlakkigheid en zinledigheid van het westers materialisme, blijft zijn toon mild. Bij Houellebecq niet: zijn cynisme is zijn drijvende kracht en hij veracht de beschadigde mensen die hij handelend op laat treden met een soms adembenemende hartstocht. Hij laat niets heel van de marionetten die ze zijn, en het lijkt hem niets te kunnen schelen.
Qua compositie is het een boek dat eigenlijk liever niet gelezen wil worden. De spanningsboog, zo die al te onderscheiden valt, sputtert en hapert voortdurend, meestal om ruimte te geven aan lange theoretische beschouwingen. Twee potentiele emotionele hoogtepunten, de respectievelijke dood van de twee vrouwen van de broers, wordt, precies door de emotieloze beschrijving ervan een lakmoestest van de sentimentele instelling van de lezer: ik ging me bijna schamen toen het verhaal me ondanks alle cynische voorzorgsmaatregelen van de schrijver toch aangreep.
Uit alles blijkt: in een literaire wereld van schrijvers als vrienden en schrijvers  als vijanden, neemt Houellebecq een positie in aan een extreme kant van het spectrum: hij is de ultieme vijand. Hij heeft een hekel aan zijn hoofdpersonen en hij heeft een hekel aan de lezer.
Ik zal later nog zijn recentste boek Onderwerping gaan lezen, omdat dat handelt over een Huysmans-kenner, maar verwacht het wel daarbij te zullen laten.

20 maart 2016
Astère Michel Dhondt - Het diepe zuiden (1982)
Wat een tragische persoon! Niet heeft hij het pad van de misdaad gekozen, maar dat pad kruiste het zijne: hij is pedofiel. Door niet te veranderen, is hij in de loop der jaren veranderd in een misdadiger. Ik vind dat tragisch. Voor zover ik weet schrijft hij niet meer, en leeft hij teruggetrokken.
Deze Vlaams/Nederlandse schrijver was vermaard om zijn lyrische stijl, de subtiliteit waarmee hij zijn precaire gevoelens beschreef. Men had hem binnengehaald als een groot talent. Dat was in de zestiger jaren.
Dat beloofde veel voor zijn eerste reisboek, over het midden en zuiden van Italië. Helaas blijkt dat enorm tegen te vallen. Het boek bevat maar heel weinig van dat lyrische. Integendeel, de drie verslagen (verhalen mag je ze eigenlijk niet noemen) zijn vaak gortdroog in hun opsomming van wat de kunsthistoricus op zijn reizen door Apulië, Abruzzen en Sicilië aan kerkarchitectuur tegenkwam. De schrijver komt over als een beleefde, nette, ietwat kleurloze student kunstgeschiedenis. Wel één met goede sociale eigenschappen en een Italiaanse taalbeheersing, waardoor hij vaak wat intiemer wordt met de plaatselijke bevolking dan een gewone toerist (waar hij dan verdorie weer veel te weinig over prijsgeeft!)
Een nuchtere opsomming dit. Een notitieboekje, eigenlijk meer de basis voor een later te schrijven, smeuïg écht reisverslag.

23 maart 2016
Hans Plomp - Huize de Slapeloze Nachten (1971)
Ik heb in mijn kast ook een hele sliert boeken van Hans Plomp staan, de stadsdichter voor het leven van Ruigoord. Beslist een schrijver niet voor iedereen. In bijna fonetisch opgeschreven dialogen wordt melig, slappe lacherig het leven geschetst van een aantal hippies/junkies, toffe vogels in een kraakpand. Larrie, Bertus, Hommeltje, Krijn de Abessijn blowen, neuken, hallucineren en ouwehoeren dat het een lust heeft. Niet lezen als u last heeft van politiek correcte gevoelens.
In een vorige bespreking, van het boek van Martin Koomen, heb ik me een beetje boos gemaakt over die techniek van hyperrealistische dialogen, maar waar het bij Koomen een doorzichtig stijltrucje bleef, is het bij Plomp een wezenlijk onderdeel van de surrealistische sfeer die hij wil oproepen. En ja, dán werkt het wel.
Plomp heeft een rare pen, die soms in al het gemeander een zeer scherpe observatie kan plaatsen. Het zetten van een spuit heroïne wordt met de grootste nauwgezetheid beschreven, compleet met de psychedelische ervaring waarin de twee spuiters allengs één persoon lijken te worden.
Soms slaat het absurdisme toe in een gouden one-liner.

- Heeee... daar hebben we Larrie. Wat loopt i vreemd!
- Tja, ik heb verkering. Ik loop met kleine pasjes.

Prachtig! Schitterend!
Hier en daar werd ik erg vrolijk van de respectloze literaire grapjes die Plomp uithaalt met de taal. Mijn favoriete fragment, hoe melig ook, dat me het meest amuseerde, waar ik zelfs hardop over heb moeten giechelen (alsof ik zelf weer eens aan de joint was, wat toch alweer twintig jaar geleden voor het laatst gebeurde), was het volgende:

Larrie voelde een joviale por in zijn Rug. (Rug bedoel ik. Rug, met een kleine letter. ik bedoel rug.)

Het zijn allemaal dunne boekjes, van Hans Plomp, en ik denk dat ik er de komende tijd nog wel een paar van zal lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten