vrijdag 8 juli 2016

Leesrapportje 7

21 mei 2016
Mark Haddon - The Curious Incident of the Dog in the Night-Time (2004)



Een elegant, verrassend boekje, vermoedelijk bedoeld voor de rijpere jeugd,  dat mij, zelf onderhevig aan lichte dwangverschijnselen, aan het denken heeft gezet over de schoonheid van dwanghandelingen.
Christopher, de verteller, is een autistisch jongen die houdt van priemgetallen, en niets begrijpt van mensen en emoties. In de tuin van de buren ontdekt hij hun hond, die door iemand gedood is. Hij gaat op onderzoek uit en beschrijft hoe hij besluit er een boekje (het onderhavige boekje) over te schrijven – een heel aardige postmoderne plot-binnen-een-plot.
We krijgen een, naar mijn gevoel perfect uitgebalanceerde, inkijk in de denkwereld van iemand met Asperger, compleet met diagrammen en lijstjes. Christopher weet met fraaie pseudo-logica zijn gedachten helder uiteen te zetten: waarom hij houdt van Sherlock Holmes, maar niet zo tevreden is over Conan Doyle zelf, hoe het zit met de kleur geel, en in Indiaas eten juist met de kleur rood, waarom hij de hoofdstukken genummerd heeft als 1, 2, 3, 5, 7, 11, 13 etc., en vele, vele andere zaken die wezenlijk belangrijk zijn voor mensen die de gewone wereld niet als realiteit erkennen. De intensiteit en consequente precisie van de beschrijvingen van Christophers denkbeelden doet me nu en dan denken aan de eerste romans van de Amerikaan Nicholson Baker, een hyperrealist met zonder twijfel ook enkele neurotische trekjes (The Mezzanine en Room Temperature, beide romans die handelen over een periode van slechts enkele minuten zijn beslist aanraders!)

Hoewel hij niets van mensen begrijpt, schetst hij in zijn laterale naïveteit zijn alleenstaande vader toch zodanig dat we hem leren kennen en waarderen voor wat hij is: iemand die worstelt met de situatie en er het beste van probeert te maken.
De verdere plot van het boekje doet er eigenlijk niet zo toe, leidt tegen het einde eerder een beetje af van het ware thema. Ik interpreteer dat thema als volgt: het denken van de autist is, neurotisch of psychotisch wellicht, toch vooral mooi, creatief en poëtisch. Wat ik eigenlijk altijd wel gedacht had.


20 juni 2016
Van alles
Een maand lang heb ik wel gelezen, maar eigenlijk niets opgeschreven.  Deels omdat het werk betrof van Hans Plomp en Henk van Teylingen, over wie ik het al eens gehad heb. Deels omdat het boeken waren waar ik niet te veel over te zeggen had: een paar deeltjes Lovejoy van Jonathan Gash, en de eerste tien deeltjes van de Bob Evers serie. Wat valt daar nu nog over te zeggen? Hoewel ik er een fervent voorstander van ben om het verleden in zijn waarde te laten, en dat verleden dus niet te veroordelen op grond van de veranderende normen van het nu, merk ik dat ook ik toch onaangenaam getroffen word door het veelvuldig gebruik van de term "nikker" in de vroege drukken van de Bob Evers-deeltjes. Blijkbaar ben ik, ondanks mijn hardnekkige verzet ertegen, toch ook ontvankelijk voor de morele hovaardij van het heden ten opzichte van het verleden.


30 juni 2016
Anton Constandse – Eros, de waan der zinnen (1977)
Dat deze strenge anarchist (meer PSP dan Provo) niet universeel bemind werd, wist ik uit een sonnet van Jan Kal:

Anton Constandse

Mijn neef woonde op 61 rood.
57 was de ballenpikker.
Voor Opaatje, een soort vogelverschrikker,
was Haarlems Zonnebloemstraat als de dood.

Toen ik een plastic bal, geen leren knikker,
bij een partijtje richting putje schoot,
vloog deze schuin en hoog over de goot
in Opaatje z'n voortuin. Slechte mikker.

Ik deed het tuinhek, hij de voordeur open.
Hij greep de bal, terwijl ik achterbleef
met lege handen, neefje van Han Kal!

Sindsdien zijn er zo'n twintig jaar verlopen,
sinds Opaatje Bevrijdend denken schreef.
O Anarchisme van de daad: dag bal.

Jan Kal, Fietsen op de Mont-Ventoux, 1974

Dat was, eerlijk gezegd, ook zo’n beetje alles wat ik van de man wist. De afgelopen dagen heb ik me, met toenemende ergernis, met zijn collectie aan de erotische literatuur gewijde essays beziggehouden. In het begin was er van die ergernis bij mij nog helemaal niets te merken. Integendeel: waar ik op voorhand weinig fiducie had gehad in de leesbaarheid van zijn werk, was ik na lezing van de eerste twee of drie van de twaalf gebundelde artikelen zeer aangenaam verrast. Lyrisch, fijnzinnig en erudiet beschrijft hij het werk van Ovidius, Boccaccio en Rabelais. De korte samenvatting/recensie van NBD|Biblion heeft het over aardige causerieën en zo is het ook precies.

Maar naarmate Constandse het heden dichter begint te naderen, worden de essays strenger, moraliserender en steeds formulaïscher, in dat larmoyante old-skool socialistische jargon gesteld dat we sedertdien zonder enige spijt hebben achtergelaten bij het vuilnis van de zeventiger jaren. Casanova, Sade en Sacher-Masoch, kinderen van hun tijd, verbonden zeer veel maatschappelijke filosofie aan hun erotiek. En Constandse doet het driedubbeltjes over! Seksualiteit als sociaal/politiek machtsmiddel, de overbekende denkbeelden over het taboe en huwelijkse gewoontes als middelen tot onderdrukking in dienst van kerk, staat en kapitaal, de algehele antifeministische tijdgeest. Hoewel het niet zo’n dik boekje was, leek het maar niet op te houden.

Over het tweede deel van dit boekje heb ik dan ook veel langer gedaan dan over het eerste. Jammer wel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten