Maurizio De Giovanni introduceerde met diens grotendeels door de ons reeds bekende Antony Shugaar vertaalde boeken over Commissario Ricciardi in Napels een crime-element dat mij helemaal niet bevalt: het bovennatuurlijke. Commissario Ricciardi is namelijk in staat levensecht de laatste woorden van op onnatuurlijke wijzen om het leven gekomen personen te horen of voelen. Hoe hij dat kan weet hij niet, maar het gebeurt en hij lijdt intens onder dit paranormale vermogen, zodanig zelfs dat hij geen relaties aangaat, want hij wil zijn kinderen deze vloek besparen. In eerste instantie leek het me niets anders als een goedkope truc van een schrijver die geen zin had zijn enkelzijdige psychisch perspectief los te laten en toch bepaalde dingen wilde vertellen die de hoofdpersoon niet kon weten, maar naderhand blijkt hij dat perspectief wel degelijk voortdurend te verleggen, en in latere delen zwalkt dat perspectief zelfs over het gehele spectrum en worden we intiem op de hoogte gehouden van het innerlijke denkleven van zoveel verschillende personen, daders en slachtoffers, dat je er eigenlijk een personenregister bij zou moeten hebben. Kennelijk ziet De Giovanni het bovennatuurlijke dus toch voornamelijk als een wezenlijke en waardevolle toevoeging bij zijn verhalen. Ik vind van niet.
Luigi Alfredo Ricciardi is een jongeman, even oud als zijn eeuw. Hij is 31 en Italië is aan haar negende fascistische jaar bezig. Hij is subtiel genoeg om politiek onder de radar te blijven. Een van zijn love interests is een intieme kennis van Il Duce, maar het wordt duidelijk dat Ricciardi niets met de fascisten te maken wil hebben, die voor het merendeel voorgesteld worden als brute imbecielen. Uiteraard is Ricciardi een soort beschaafde rebel die elke autoriteit aan zijn laars lapt en hij is meer dan opgewassen tegen de boven hem gestelden. Zijn directe meerdere op het politiebureau is een pedante, incapabele opportunist, zoals zo vaak in dit soort boeken.
De hele set-up, met het bovennatuurlijke en een ongenaakbare commissaris die het niet hoeft te doen voor het geld - hij is van adel en zit er warmpjes bij - en die vreemd onbereikbaar blijft voor de vrouwen om hem heen, doet me onweerstaanbaar denken aan de Simon Serailler reeks van Susan Hill, die echter nog wel net aan onze zijde van de realiteit blijft, dat wil zeggen: alle goth en gruwel in haar boeken wordt uiteindelijk redelijk verklaard.
Als we eenmaal die bovennatuurlijke schil van De Giovanni laten voor wat die is, komen we in een reeks tamelijk conventionele whodunnits terecht, die in doen denken aan Donna Leon, compleet met vermoorde operazanger.
Ik denk niet dat ik na twee deeltjes verder ga lezen. De boeken zijn beslist goed geschreven, maar het principe van een whodunnit met een detective met paranormale gaven kan ik niets anders vinden als valsspelen. Ook vind ik de plots wel wat dunnetjes. Of ik de televisieserie van de RAI verder ga bekijken weet ik niet. Deze reeks, sinds 2020 verfilmd in een prachtige cinematografie die uit de traditie lijkt te komen van Luchino Visconti, kent tot op heden 10 episodes. Hoofdrolspeler Lino Guanciale is haast een dubbelganger van de jonge Alain Delon. Wie de hand kan leggen op de reeks moet het zeker proberen. Ik vond hem na een paar afleveringen een beetje saai worden.De Giovanni is verantwoordelijk voor nog een tweede reeks, I bastardi di Pizzofalcone. Het eerste deel ervan, eigenlijk een soort prequel, is Il metodo del coccodrillo, in het Engels eenvoudig vertaald als The Crocodile. Opnieuw treffen we korte, ogenschijnlijk los van elkaar staande hoofdstukjes aan, vanuit diverse perspectieven geschreven, sommige in de ik-vorm. De fragmenten blijken in de loop van de vertelling steeds meer een verband met elkaar te hebben. Hierbij is in één geval een truc toegepast die ik nog niet eerder gezien heb: een aantal korte hoofdstukjes blijken tegen het eind niet over de ene persoon te gaan, zoals de lezer moet geloven, maar over een heel andere, in een heel andere tijd. Na wat verwarring blijkt wat aanvankelijk aangezien wordt voor een dader, juist een slachtoffer te zijn. Uiteindelijk niet echt ingewikkeld, maar wel knap, en heel vervreemdend. Gelukkig maakt De Giovanni voor deze reeks geen gebruik van het bovennatuurlijke. Ook nu bevinden we ons in Napels, maar nu in een hedendaagse variant ervan, met punks en drugkoeriertjes en voorlijke meisjes. Veel pisstank in de straten, veel graffiti op de muren.
En opnieuw is de onvermoeibare Anthony Shugaar verantwoordelijk voor de uitstekende vertaling. De boeken zijn verder vrij conventioneel (lone wolf politieman met relatieproblemen lost ondanks tegenwerking door de boven hem gestelden alles uiteindelijk op) en leveren op die manier een paar uurtjes ongecompliceerde noir op. De Giovanni verklaart zich schatplichtig aan Ed McBain. Zijn wederwaardigheden, nu omringd door een team van misfits, worden voortgezet in een hele reeks.
![]() |
De cast van I Bastardi di Pizzofalcone |
Sandrone Dazieri introduceert met agente Colomba Caselli en ervaringsdeskundige Dante Torre een wel heel beschadigd duo. Caselli houdt zichzelf verantwoordelijk voor een bomaanslag in Parijs die ze geprovoceerd zou hebben - ze is door een commissie van iedere blaam gezuiverd maar niettemin… Torre is een voormalig slachtoffer van een jarenlange ontvoering en zit vol met angsten en dwanghandelingen. Binnen de politie en magistratuur is natuurlijk weer de nodige animositeit. Het lijkt wel alsof in dit genre de hoger geplaatsten uitsluitend bezig zijn met het actief dwarsbomen van deugdelijk politieonderzoek. Aanvankelijk vond ik het eerste deel, Kill the Father, goed geschreven, met een diep doordachte en soms provocerende en grimmige psychologie. De lezer loopt tegen veel onverwerkte zaken aan. Een seriemoordenaar die het op jonge jongetjes voorzien heeft maakt het boek heel hard. Het tempo wordt op voorspelbare wijze steeds meer opgevoerd en aan dat procedé kleven wel wat bezwaren. Want wat aan Dazieri’s boeken op den duur wel begint te storen zijn de niet al te subtiele, bombastische effecten.
Na dit niettemin intrigerend eerste deel las ik ook het tweede deel, Kill the Angel, waarin het lijkt te gaan om een aanslag van IS. Ik vermoedde (en hoopte) al snel dat het uiteindelijk heel anders zou gaan lopen, maar vooral in het begin was er dat Forsyth/Ludlum-achtige sfeertje waardoor ik dit boek met aanzienlijk minder enthousiasme ter hand nam dan het eerste deel. Ondanks de thematiek die mij anathema is, bleef het wel allemaal goed geschreven. Dazieri neemt rustig zijn tijd zonder ooit traag te zijn. Door de allengs grover wordende effecten en de tientallen slachtoffers wordt ook dit boek helaas op den duur steeds minder aantrekkelijk. Ik denk dat het beschrijven van gevechten zo mogelijk nog moeilijker is dan van seks. Het resultaat is maar al te vaak een droge opsomming van fysieke handelingen. Het boek bevat veel van dit soort beschrijvingen, maar ook heel veel flauwe Dan Brownachtige plotwendingen, van die soort wendingen waar je wel een beetje moe van wordt. En wat meer is: je raakt er ook op voorbereid. Wordt er een patholoog-anatoom of een rechter-commissaris geïntroduceerd of, zoals in het tweede deel een vriendschappelijke politieman, dan denk je meteen: ‘Tja, zou dat dan de boef blijken te zijn?’ En als dan aan het eind onthuld wordt wie de boef was en wie de held, haal je je schouders op: ik had het zo wel gedacht, maar het had net zo goed andersom gekund. Zo worden deze boeken steeds minder procedurele politiethrillers en steeds meer complot- en grofgeweldthrillers. En dat wordt mij wat zwaar op den duur.