dinsdag 27 september 2011

Sintra?

Toen we aankondigden voor onze vakantie drie weken in het Portugese stadje Sintra te gaan verblijven verklaarde men ons voor gek. ‘Sintra?’ Onbegrip en walging. ‘Dat is toch vreselijk toeristisch? Gaan jullie daar echt zo lang zitten? Jullie haten tourist-traps. Dit zal je bezuren!’ Een beetje schaapachtig hielden we deze keer onze natuurlijke zelfverzekerdheid voorlopig in de lade: zoveel wisten wij eigenlijk ook niet van Sintra, en de mogelijkheid bestond, erkenden we, dat het dit jaar eens goed fout zou gaan met ons reisje.

Nu zijn we terug en ik moet zeggen: het was een briljant idee om juist daar, in het hol van de leeuw als het ware, drie weken te verblijven. Natuurlijk had er aan de keuze voor Sintra wel degelijk een gedachtegang ten grondslag gelegen. Wat ik graag doe is bivak houden op OV-afstand van een grote stad, hetzij op het platteland, hetzij aan zee, hetzij hoog in de bergen, maar altijd met een bus-, tram- of treinstation in de buurt. Sintra heeft alle drie. De bus brengt je in een ruim half uur naar de badplaatsen Cascais of Estoril, de tram, een toeristisch gedrocht levert je na bijna een uur piepen in roestige bochten af bij de Atlantische Oceaan en de trein brengt je, ook weer in ongeveer 35 minuten naar Rossio, pal in het centrum van Lissabon.

(Foto: Jenet Fenenga)

Als je Sintra opvat als een toeristenfuik, een plek die je gedurende je verblijf in Cascais ten minste één keer bezocht moet hebben, is het ook precies dat. Je stapt de bus uit, met nog veertig andere Engelsen en Zweden, wordt in een rotvaart door het Palácio Nacional gejaagd, vervolgens op het terras van Restaurant Hockey achter een pizza gezet, en in de middag rijdt de bus nog even door naar het Palácio Da Pena. Klik klik, kiek kiek. Terug naar Cascais. Dat was Sintra.

Pas als je er langere tijd blijft, beginnen je toeristisch ingestelde ogen langzaam af te bouwen, en ga je de plek door minder vooringenomen netvliezen bekijken. En dan ontdek je dat je wel degelijk in een heel mooi stadje bent, dat volop de moeite waard is. Buiten de toeristische uren heerst er zelfs rust in deze, wondermooi in de heuvels gelegen lustwarande. Voor koningen en hertogen was Sintra eeuwenlang het zomers toevluchtoord, vijf tot tien graden koeler dan de omringende laagvlaktes. Paleis na paleis werd er gebouwd, park na park aangelegd, boom na zeldzame, exotische boom naar boven in de heuvelen gesleept.

Het park van Monserrate, ooit bezit geweest van de schatrijke Engelse dichter William Beckford (1760-1844), en als zodanig gastverblijf geweest voor de onverbeterlijke uitvreter George Gordon Lord Byron (1788-1824), boogt op een sequoia, een ginkgo biloba, verscheidene ceders van outremer, een pohutukawa, ook wel bekend als de Nieuw-Zeelandse kerstboom, waarvan de stam zo breed is dat er een wandelpad doorheen gegroeid is, een Chinese rouwende cypres, een stinklaurier van Madeira, en veel, heel veel kurkeiken, wollig als schapen vlak voor de scheer. Het spreekt vanzelf dat deze bijzonderheden de doorsneetoerist totaal ontgaan. Die slaat Monserrate over want het Palácio da Pena is bekender, dus beter.

Daarover later meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten