donderdag 22 december 2011

Nachtzug nach Lissabon


Als een soort uitvloeisel van de reis naar Portugal die we eerder dit jaar gemaakt hadden, heb ik nu ook Nachtzug nach Lissabon van Pascal Mercier gelezen. In de reisbagage had de Nederlandse vertaling gezeten, maar daar kwam ik na enige tientallen pagina’s niet meer doorheen. Duits is een taal waarin het verschijnsel van de Tante Betje, naar ik begrepen heb, grammaticaal is, en dus (zo’n formele zeikerd ben ik!) niet af te keuren, maar een één op één vertaling van deze pekelzondes tegen de grammaticale logica doet het Nederlands beslist geen goed. De zin die me uiteindelijk deed afhaken ging zoiets als: “In de lift drukte hij op de knop, liep de gang in en opende zijn kamerdeur.”

Daarna heeft het nog een tijdje geduurd voordat ik de Duitse versie gevonden had – vreemd toch: buiten Zandvoort en Schiermonnikoog zijn de Nederlandse boekwinkels, zelfs de “betere”, wel heel schaars voorzien van literatuur in de taal van ons buurland.
Enfin, uiteindelijk had ik het boek te pakken, en na een dergelijke voorgeschiedenis probeer je er alles aan te doen om een optimale verbinding met het werk te verkrijgen. Maar dat viel niet mee.
De roman is geschreven door een Zwitserse filosoof, Peter Bieri. Het is me niet helemaal duidelijk waarom hij, een Duitstalige Zwitser, een Franstalig pseudoniem gekozen heeft. Tijdens lezing bleef ik steeds maar denken dat de roman ook min of meer door twee personen geschreven is: de romancier Pascal Mercier was verantwoordelijk voor het verhaal, de filosoof Bieri voor de inhoud en de hier en daar wat duistere fragmenten zogenaamd uit het Portugees vertaald.
Na een tomeloos begin, dat hongerig maakte naar meer, geraakte het verhaal in telkens rustiger achterwater, totdat er geen zichtbare beweging meer vast te stellen viel.
Het verhaal zal de meeste mensen wel bekend zijn: de Berner leraar klassieke talen Raimund Gregorius (“Mundus”) loopt toevallig een vrouw tegen het lijf die misschien zelfmoord wil plegen. Mundus redt haar (of niet? Wil ze wel zelfmoord plegen?) en neemt haar mee naar de school waar hij les geeft. Zij schrijft met viltstift een telefoonnummer op zijn voorhoofd, dat hij gedurende de les tot verbijstering van zijn leerlingen niet weghaalt. De vrouw verdwijnt, en gegrepen door de klank van haar taal, português, koopt Mundus bij een antiquariaat een boekje van een zekere Amadeu Inácio de Almeida Prado met duistere teksten in die taal. Hij laat zijn klas in de steek, koopt een enkeltje Lissabon, stapt in de nachttrein en gaat de dertig jaar eerder gestorven auteur van het boekje zoeken. We zijn veertig bladzijden ver, de sfeer is mooi neergezet, het aantal gepresenteerde mysteries ter ontrafeling is fijn groot, en we gaan er eens lekker voor zitten. Maar op dat moment schakelt Mercier twee versnellingen terug, en vangt er een schier eindeloos kabbelend getuf aan. De taal van het boek is mooi genoeg, verzorgd, misschien wel een beetje erg bedaard en plechtig, en hier en daar bewust anachronistisch gehouden, maar al spoedig begint het volstrekte ontbreken van een plotachtige ontwikkeling mij te hinderen. Achtereenvolgens ontmoet Mundus de personen die in het leven van Prado een rol gespeeld hebben en wint hun vertrouwen: de zusters, de schoolvriend Jorge O’Kelly, een kameraad uit het verzet genaamd João Eça, diverse vrouwen uit Prado’s leven en zelfs een stokoude leraar krijgt hij te spreken. Op deze manier verkrijgt Mundus op den duur weliswaar een tamelijk volledig beeld van de schrijver (en indirect wij dus van Mundus), maar het spel wordt steeds meer een schimmenspel en de stad waar dit alles plaatsvindt wordt ook nooit meer dan een schim: een bijna generiek decor voor innerlijke handelingen dat nooit werkelijk tot kleur komt. Lissabon is geen kleurrijke stad, dat is waar, maar wordt in deze roman in zulke mate niet beschreven, dat het verhaal net zo goed in een andere grote stad met een geschiedenis van totalitaire dictatuur had kunnen spelen: München, Athene, Rome, Leningrad.
Uiteindelijk, wanneer hij zoveel mogelijk over Prado te weten is gekomen, en bij hemzelf een ziektebeeld de kop opsteekt van duizeligheden (Prado is aan een aneurysma gestorven), gaat Mundus weer terug naar Bern. En daarmee is de roman na vijfhonderd pagina’s plotseling afgelopen. Zal hij naar Lissabon terugkeren? Zal hij überhaupt blijven leven? Het is aan ons om dat in te vullen.
De vrouw uit het begin komt in het geheel niet meer ter sprake, het telefoonnummer waar, als een soort teaser, in de roman nog wel een paar keer aan wordt gerefereerd, wordt nooit gebeld. Misschien is dit een vorm van post-modernisme, maar ik vind het simpelweg een plotfout en stoor me er mateloos aan.  
Waar gaat het boek nu uiteindelijk over? Goede vraag. Het korte antwoord, denk ik, is: De belofte van het leven, het maakbare leven, bij uitzondering wel, meestal echter niet waargemaakt. Prado’s door Bieri bedachte boekje, dat gedurende het hele verhaal als een soort leidraad voor Mundus’ handelen dient, bevat een aantal filosofisch-essayistische prozagedichten, die niet alleen doen denken aan een andere eenzame Portugees: Fernando Pessoa, maar ook wel een beetje aan het precieuze, wollige schrijven van Bieri’s land- en taalgenoot Hermann Hesse. De thematiek ervan is evenzeer terug te voeren op het filosofische werk dat de hoogleraar Bieri zelf verricht heeft: onderzoekingen naar de vrije wil, en de filosofie van de psychologie. De hoofdpersoon van de roman is dus uiteindelijk niet Mundus Gregorius, niet Amadeu de Prado, zeker niet Pascal Mercier, maar Peter Bieri, de filosoof, de subtiele, esthetische, postmoderne denker in tinten wit.

Bij het lezen had ik steeds het gevoel dat we hier nog wel eens een literaire stripversie van te zien zullen krijgen, met veel gewandel door fauvistisch pastelgetinte, norse en nevelige straten, en met een overvloed aan monologue intérieur.
Of toch een verfilming, misschien? Welnu, een bezoekje aan de Internet Movie Database onthulde dat de verfilming blijkbaar aanstaande is. Met Jeremy Irons in de rol van Mundus en, als ik het tenminste goed begrepen heb, Venessa Redgrave in de rol van Prado’s oudere zuster. Christpher Lee en Bruno Ganz worden ook aangekondigd, vast en zeker als Jorge O’Kelly en João Eça. Ga ik naar die film? Tja, ’t is onvermijdelijk bijna, met zo’n mooie, door Joost Swarte ontworpen Filmschuur in de stad.

3 opmerkingen:

  1. Geheel mee eens, al zou ik hier en daar de accenten anders leggen. Compositorisch zou ik nog willen toevoegen, dat dit typisch een pc-product is: losse bestanden, met copy/paste samengedwongen tot een moeizaam geheel. Als boodschap haalde ik er vooral uit, dat de weg van subtiele zelfreflectie van Prado heilloos is, en dat er slechts hoop voor de mens is, als hij, zoals Mundus, zich loswrikt uit de kerker van zijn dagelijkse sleur en stoutmoedig zijn dromen volgt. Een soort romcom-thema dat me wel aansprak. Alleen hadden ze er in Hollywood wel een beter einde voor verzonnen.

    Jan-Paul

    BeantwoordenVerwijderen
  2. 'Nighttrain to Lisbon' heb ik al een paar jaar liggen. In het Engels, inderdaad. Ik heb het gekregen van een vriendin die nogal Engels georiënteerd is.
    Net als Roberto heb ik de eerste tientallen pagina's van het boek gelezen. Sindsdien heb ik het niet meer open gehad, hoewel ik er eigenlijk nog geen oordeel over klaar had. Ik kan dus niet helemaal bevroeden of ik het met jullie recensies eens ben.
    Ik heb sowieso moeite met het lezen van romans. De Rookzanger heb ik daarover wel eens doorgezaagd, geloof ik. Geef mij maar non-fictie, zoals bijvoorbeeld een goede biografie.
    Als romans daarbij ook nog eens tot doel hebben bepaalde filosofische inzichten over het voetlicht te brengen (zo werd het me aangeprezen door genoemde vriendin), krijgt achterdocht vaak bij voorbaat de overhand. Dan kan zo'n boek het eigenlijk al niet goed meer doen.
    Na jullie commentaar en in combinatie met bovengenoemde achterdocht geloof ik het verder wel. De heren worden bedankt! Dit scheelt weer.

    Overigens; wat voor newspeak is "romcom" nu weer?

    BeantwoordenVerwijderen