Dat krijg je als je buiten de stad bent gaan wonen: je raakt
het contact kwijt. Pas nu hoorde ik, via een kennis van een vriend, dat Johan
Schaaphok zich bij de angstaanjagend snel groeiende lijst van overleden
schoolvrienden heeft gevoegd. Vorig jaar heeft hij, zo hoorde ik gisteren, vrijwillig de vluchtweg uit
dit leven gevonden.
Als mijn vrienden en ik wellicht een beetje vreemd waren op
de middelbare school, dan was Johan onze keizer. Een boomlange, draadmagere slungel met
lang, vet haar en een reuaschtige bril op zijn neus. Hij droeg altijd zo’n te kort
spijkerjackje, zwart, en een vaal overhemd eronder. Hij was veertien of
vijftien, net als wij, maar hij citeerde uit het hoofd, compleet met Johnnie de
Selfkicker-achtige gebaren en theatrale mimiek hele lappen Lucebert (of was het
van hemzelf: “De heksen zongen wel, de
wormen wrongen zich hemelwaarts op! naar de tepels van de zon”). Hij sprak
met een demonische zwaarte in stem en gebaar, een beetje zoals de Engelse
journalist en schrijver Will Self.
Hij droeg een grote stempel aan een lederen koord om zijn nek. Zijn voornaam had hij officieel veranderd in Nohaj. Hij verzamelde vreemde, dwarse singeltjes. Hij was een Doctor Demento in het klein. Zijn Tiny Tim-collectie was compleet, maar net zo makkelijk had hij alles van de underground-scene. Bij hem hoorde ik voor het eerst Groep 1850. Als ik me goed herinner, was hij van ons ook de allereerste met Gentle Giant.
Hij was een hyper-intelligente, altijd stonede freak in een overigens schijnbaar doodnormaal gezin, in de Jepthastraat in Amsterdam Oud-West, en dat contrast tekende hem wel. Ik denk dat hij nooit helemaal on speaking terms is geraakt met de normale wereld.
Later is hij een soort journalist geworden, uitgever van het cult-sportblad Hijg! Hij was geen vrolijke man. Hij heeft zich nu gevoegd bij Steef, Wilfred, Peter, Thijs, Sander, Didier, Frits, Marcel en wie ik verder nog uit het oog ben verloren. De kinderen van de seventies, ze worden kennelijk niet oud.
![]() |
Foto uit het archief van Agnes Linhard |
Hij droeg een grote stempel aan een lederen koord om zijn nek. Zijn voornaam had hij officieel veranderd in Nohaj. Hij verzamelde vreemde, dwarse singeltjes. Hij was een Doctor Demento in het klein. Zijn Tiny Tim-collectie was compleet, maar net zo makkelijk had hij alles van de underground-scene. Bij hem hoorde ik voor het eerst Groep 1850. Als ik me goed herinner, was hij van ons ook de allereerste met Gentle Giant.
Hij was een hyper-intelligente, altijd stonede freak in een overigens schijnbaar doodnormaal gezin, in de Jepthastraat in Amsterdam Oud-West, en dat contrast tekende hem wel. Ik denk dat hij nooit helemaal on speaking terms is geraakt met de normale wereld.
Later is hij een soort journalist geworden, uitgever van het cult-sportblad Hijg! Hij was geen vrolijke man. Hij heeft zich nu gevoegd bij Steef, Wilfred, Peter, Thijs, Sander, Didier, Frits, Marcel en wie ik verder nog uit het oog ben verloren. De kinderen van de seventies, ze worden kennelijk niet oud.
Ik heb hem ergens in het afgelopen decennium een keer bezocht, met Peter van K. In een huisje in Betondorp. Hij schreef wel eens een stukkie voor het Stadsblad, maar later hield dat ook op. De oude uitgezogen symbolen van de 70ties had hij door nieuwe vervangen: hij zocht de zin van het leven in Bach en Botticelli. Blowde nog trouw, wijn moest-ie niet. Een sombere, zure eenzaamheid, dat is al wat rest van die in de jeugd overschatte, stigmatiserende excentriciteit,
BeantwoordenVerwijderen