vrijdag 7 februari 2025

De Assen experience

Voor het eerste uitstapje na de rampzalig verlopen trip door de Ardennen en de Eifel die in het ziekenhuis geëindigd was, togen we naar het rustige en weinig ambitieuze Assen. We hadden kaartjes besteld voor een midweeks bezoek aan het Drents Museum en verder zouden we wel zien. Daar staken een paar boefjes een stokje voor. Museum dicht! Anderhalf uur voor de terugreis kwam het er alsnog van.

Een politieauto stond geparkeerd naast de ingang. Een complete, zeer vriendelijke Roemeense cameraploeg liep onderzoekend rond. Journalisten van RTV Drenthe en de NRC, een cameraploeg van het journaal, iedereen was er, die vrijdagmorgen. Om tien uur ging het Drents Museum weer open na de spectaculaire maar nogal plebejische kunstroof van een paar dagen ervoor. Een grote klas voornamelijk in het zwart geklede kinderen baande zich een weg door het ingenieuze gebouw als een horde gazellen op de vlucht, uiteindelijk met straffe hand bijeen gedreven door een strenge en ervaren leidsvrouw. Wij besloten meteen onze eigen weg te zoeken en de consternatie zoveel mogelijk te vermijden. Dat lukte maar zeer ten dele. Halverwege, op de vlucht voor de kinderen, werden we ontdekt door een dame van NRC op zoek naar human interest. Jenet zag haar gevoelens in de zaterdageditie verwoord. Ikzelf had me schielijk teruggetrokken.
Het Drents Museum, regionaal museum voor kunst, cultuur en geschiedenis, heeft besloten zijn collectie aan te bieden via een interactief circuit, waar animaties en geluidsbandjes de bezoeker bijstaan in hun speurtocht naar het wezen van Drenthe. Dit is hoe het museum deze experience getiteld Labyrinthia zelf aankondigt: “Dwaal door ons historische gebouwencomplex en beleef de museumcollectie op spectaculaire wijze. Hier komen de iconische verhalen van Drenthe tot leven op een unieke manier. In de vijftien zalen valt van alles te beleven voor alle leeftijden. In Labyrinthia mag je kijken met je handen, ruik je de verf van de Noordelijke Figuratieven en voel je aan scherven uit de tijd van de hunebedbouwers. Leer de technieken van de mammoetjagers, poseer met de sieraden van de Prinses van Zweeloo of dans op een boerenbruiloft in de 19de eeuw. In elke zaal stap je een totaal andere wereld binnen en sta je midden in het verhaal.” 

De lezer begrijpt, zoiets lieten we ons geen twee keer vertellen en terwijl ik gekleed in een kapokken boerenkiel als een razende de horlepiep aan het dansen was voelde ik mijn waardigheid wegvloeien als een ondiepe plas van tranen. Wanneer men in het museumwezen iets “voor alle leeftijden” noemt, bedoelt men “voor kinderen”. Nee, deze benadering werkte niet voor ons, waarna we ons nog nadrukkelijker buiten het verhaal plaatsten.

Foto: Siese Veenstra
Op zich is de titel Labyrithia goed gekozen want het complex van gebouwen waar alles tentoongesteld wordt is inderdaad een waar doolhof. Diverse voormalige ambts- en kloostergebouwen uit zes eeuwen, hier doorgebroken en elders juist dichtgemetseld, gemoderniseerd en van een serieuze nieuwbouw voorzien die zich grotendeels onder de grond bevond, zorgden ervoor dat ik op zeker moment niet honderd procent zeker was waar ik me bevond ten opzichte van de uitgang. In elke gang trof men kamertjes aan met een thema. We zagen in de zelfportrettenzaal een schilderij van Henk Helmantel dat niet zo mooi was als zijn befaamde stillevens. Verderop vonden we een zaal met twee prulletjes van Vincent van Gogh in een zee van lichtgevende korenaren. Eén zaal was gevuld met veenlijken en -offers. Ook konden we met een speer een mammoet doden en in een scheepje door de afgegraven turfgebieden dobberen.

De nadruk leek voor een aanzienlijk deel te liggen op de negentiende eeuw en als zodanig ervoer ik het museum bijna als een voortzetting van het gevangenismuseum te Veenhuizen dat we de dag tevoren hadden bezocht. Ook hier moesten we weer een soort experience ondergaan, in plaats van een tentoonstelling, en ook hier heerste weer de educatief bedoelde anekdotiek die de collectie begrijpelijk moest maken voor Generatie Z. Bekende Nederlanders vertelden over hun ongelukkige voorouders die ooit gast waren in deze Kolonie van Weldadigheid. We volgden vier hedendaagse veroordeelden van hun arrestatie tot hun reclassering (of in één geval hun zelfmoord), we mochten ervaren hoe zwaar een blok aan het been of de boeien om de polsen waren en passeerden slapende gevangenen van paspopmateriaal in hun ongemakkelijk ogende slaapzakken. Het was uitermate rustig in het gebouw.

Het complex is gevestigd in wat ooit, in tijden voor klimaatverwarming Drents Siberië genoemd werd en de omgeving deed bepaald koud en eenzaam aan. Het leek het eind van de wereld. Als we iets verder waren doorgereden waren we gegarandeerd van de Aarde afgerold, met auto en al. Om een beetje warmte terug te vinden, nuttigden we de avondmaaltijd in een Portugees restaurant, waar aan een tafeltje naast me een evenbeeld zat van Ger, een veel te vroeg overleden vriend.

maandag 27 januari 2025

Bedlezerig deel 2

Ook het tweede en derde deel van deze serie over Italiaanse misdaadlectuur zullen gaan over van oorsprong Engelstalige boeken. De Britse Magdalen Nabb, in het vorige deel ter sprake gekomen, was voor zover ik kan zien de eerste die vanuit de Angelsaksische misdaadtraditie opereerde. Haar directe navolgster was de Amerikaanse Donna Leon, die ondertussen 33 deeltjes heeft geschreven over de daden van commissario Guido Brunetti in Venetië. Mijn vriend Voorheen Rookzanger schrijft over haar “Ik geloof niet dat ik saaiere misdaadlectuur ken dan de boeken van Donna Leon”. Daar scheiden bij wijze van uitzondering onze wegen eens een keer. Hij zou Magdalen Nabb moeten proberen!
Ik houd wel van de boeken van Leon. Rookzangers bezwaren snap ik, zeker als je in aanmerking neemt dat zijn benchmark Simenon is, maar Leons boeken zijn lang zo erg niet als hij beschrijft. Jazeker, de sociaaldemocraat Brunetti is een politiek correcte Gutmensch (onbegrijpelijk dat zoiets tegenwoordig een pejoratief kan zijn!) en zijn nogal clichématig geschetste adellijke, maar tegelijk communistische echtgenote Paola en hun kinderen zijn misschien niet de opwindendste karakters aller tijden, maar Leon schrijft met humor en haar beschrijvingen van falende personages hebben een lekkere dosis vinnig sarcasme die mij enorm bevalt. Dit is beslist niet de zwaarst denkbare kost, en wie het om gruizigheid te doen is kan beter doorzoeken. Maar ze heeft school gemaakt: haar aanpak en sfeer is bijvoorbeeld zeer herkenbaar terug te vinden in het werk van Iain Pears en Philip Gwynne Jones. 

Van haar boeken is een televisiereeks gemaakt, maar verrassend genoeg in het Duits, door de ARD. In de eerste vier afleveringen vertolkte Joachim Król de commissaris. Hij moest daarna wegens verplichtingen elders voor de rol bedanken. Uwe Kockisch (illustratie) nam het stokje over en kennelijk tot tevredenheid, want hij bleef aan in nog eens 22 afleveringen. Tot zijn 75e bleef hij Brunetti. Ook Paola veranderde van uiterlijk. Wat te zeggen over deze serie? In feite zijn het gewone Krimis, die toevallig eens een keer niet in München, maar in Venedig spelen. De bekende Italiaanse thema's komen weliswaar ruim aan bod, maar daar staat tegenover dat veel van de personages in hun uiterlijk en hun doen en laten grondig Duits zijn, met uitzondering van Karl Fischer die een zeer overtuigend Italiaanse sergente Lorenzo Vianello neerzet. Ik heb voor u een aantal afleveringen bekeken en naar mijn smaak was de Brunetti van Król de net iets meer overtuigende.

Michael Dibdin geeft ons de melancholieke detective Aurelio Zen. Zoals zijn naam al suggereert is Zen een geboortige Venetiaan. De Brit Dibdin is zeer op de hoogte met de Italiaanse mores en daardoor komt het Italië van zijn boeken zeer overtuigend over. Doordat Zen een specialist is opereert hij als kidnap-deskundige door heel Italië. Zo krijgen we een zeer compleet beeld van het land in al zijn uithoeken. In de elf delen bevinden we ons in Perugia, Sardinië. het Vaticaan, Venetië (een thuiswedstrijd), Napels, Rome, Catalina in Sicilië, de Dolomieten, Bologna en Calabrië.
Aurelio Zen is een gecompliceerd mens. Van alle schrijvers over Italiaanse misdaad, is Dibdin wel de meest literaire, niet alleen in schrijfstijl, maar ook in de uitgewerkte ideeën. Ambitieuze monologues intérieurs trachten van meet af aan een diepere psychologie aan te brengen dan in vergelijkbare boekreeksen. We leren Zen kennen als een bewogen ziel, met veel onverwerkt verleden.
Bovendien zijn de boeken geknipt voor verfilming - ze lijken zelfs uitdrukkelijk met dat oogmerk geschreven te zijn - dus is het raar dat er maar één, kort reeksje van drie afleveringen gemaakt is, waarin de boeken ook nog eens zwaar bewerkt werden.
Niemand begreep waarom de BBC het hierbij gelaten had, want de serie werd (terecht) goed ontvangen. Rufus Sewell, die binnen de gedeeltelijk locale cast overtuigend Italiaans overkomt en ex-bondgirl Caterina Murino (illustratie) zetten overtuigende karakters neer en de coleur locale was zeer precies gevangen.

Ook bij Zen keren natuurlijk weer de bekende thema’s terug: de Italiaanse familie, de Mafia, de incompetente superieuren met hun eigen agenda’s die na de onvermijdelijke flater hunnerzijds de verantwoordelijkheid trachten af te wentelen op de onder hen gestelden. Ook de animositeit tussen politie en carabinieri wordt geregeld benadrukt. Je kunt van clichés spreken, maar ooit was dit alles fris en nieuw. Bij Nabb dus, en in mindere mate bij Dibdin, Pears en Leon, de oude garde.

In het volgende stukje kijken we naar de nieuwere garde.

zondag 5 januari 2025

Bedlezerig deel 1

Toen ik aan het begin van een korte road trip door de Ardennen en het Moezelgebied op 3 september midden in de nacht wakker werd van de rugpijn, kon ik niet bevroeden dat ik de volgende vier maanden min of meer aan mijn bed gekluisterd zou blijven. Nadat we terug naar het vaderland gesneld waren, werd in het ziekenhuis vastgesteld dat ik aan spondylodiscitis leed, een bacteriële infectie van een van de onderste tussenwervelschijven. Plat liggen en mijn tijd beiden, daar kwam het op neer. Gelukkig had ik de beschikking over mijn trouwe tablets, die me internet, een discotheek, een keur aan sudokuboekjes en een uitgebreide bibliotheek verschaften. Ik heb in de afgelopen drie maanden zeker vijfenveertig boeken gelezen.

Door de omstandigheden (eerst een tijd in het rumoer van het ziekenhuis, later in de dwingende en nogal afstompende dagroutine van de antibiotica) kon ik me maar moeilijk concentreren, dus greep ik al gauw naar die lichte kost die ik het liefst tot me neem als ik me wil ontspannen: politieromans spelende in Italië. Daar zijn er verrassend veel van. Vreemd genoeg met name vanuit Engelstalige gebieden.

Wat maakt Italië zo geschikt voor thriller- en misdaadromans? Het lijkt voor de hand te liggen. Daar is ten eerste het karakter van het land zelf, met haar kunst, architectuur en cuisine. Dan speelt mee haar rijke sociale geschiedenis, met Mafia, Brigate Rosse en de mede door deze groepering geïnstigeerde Anni di piombo, de geweldadige Jaren van lood. Italië is een land met springlevend fascisme, communisme, schimmig katholicisme, met bandieten en partizanen en recentelijk met enorme vluchtelingenstromen. Ook is er in Italië een pittoreske, bittere concurrentiestrijd gaande tussen twee politiemachten, de Polizia en de Carabinieri. Voeg daar nog bij de enorme binnenlandse verschillen in leefomstandigheden, van de gortdroge arme steppegrond van Calabrië tot de luxueuze penthouses van Milaan, en er ontvouwt zich een weids panorama van uitersten. Italië is als het ware een continent in landgedaante, verbonden (of gescheiden) door dezelfde taal in rijke regionale verscheidenheid.

Toch lijkt het erop dat er meer aan de hand is. Italiaanse misdaadfictie is kennelijk echt een “ding”, want je zou op grond van deze overwegingen verwachten dat er ook een vergelijkbare, rijke misdaadliteratuur moet bestaan van en over bijvoorbeeld Spanje, dat immers net zo’n druistige geschiedenis, sociale structuur en veelzijdige couleur locale kent. Toch kost het me veel meer moeite om boeken in dat subgenre te vinden, indien ze al überhaupt bestaan. Ik heb wat vertaald werk van Manuel Vazquez-Montalban, en dat is het wel zo’n beetje. Waar het verschil in zit kan ik niet goed duidelijk krijgen.

Zoals gezegd is Italië een grote favoriet bij Engelstalige schrijvers. Mijn verhouding met de in Italië gesitueerde, Engelstalige misdaadromans begon een jaar of twintig geleden toen ik de zeven boeken ontdekte die de Engelse kunsthistoricus Iain Pears publiceerde over de Engelse kunsthistoricus Jonathan Argyll. Vreemde kunstgerelateerde misdaden worden opgelost door Argyll en twee bevriende politiemensen, generaal Taddeo Bottando en diens naaste medewerkster Flavia Di Stefano, met wie de excentrieke Brit in de loop der tijd een liefdesrelatie aan zal gaan. De boeken zijn vrolijk, ironisch en lekker nonchalant. Een diepe, beroepshalve kennis van de Italiaanse kunstwereld wordt gekoppeld aan een vlotte stijl en gedegen plotwerk. Er heerst een permanente staat van oorlog tussen de Polizia, de Carabinieri en de Kunstpolitie. Vaak zijn de plots gewiekst, nu en dan op het overgecompliceerde af, maar in de laatste tien bladzijden komt alles toch altijd weer op zijn pootjes terecht, meestal met nog een extra scherpzinnigheid van Argyll die een ultieme draai aan het geheel weet te geven.

Na deze reeks is Iain Pears een ander soort boeken gaan schrijven die allemaal wel steeds een zekere complexiteit in de plots behielden. Over zijn recentste boek, Arcadia, met zijn buitengewone structuur valt heel wat te schrijven.

Maresciallo Guarnaccia van de carabinieri, gecreëerd door Magdalen Nabb, opereert in het zuidelijke deel van Florence, onder de Arno. Deze verdwaalde Siciliaan die in Florence werkt terwijl zijn gezin achtergebleven is bij zijn stervende moeder in Siracusa, is groot, zwaar en bedachtzaam, als een ietwat sullige soort Maigret. Wat precies zijn officiële functie in de wirwar van Italiaans wetshandhavers is, wordt niet meteen duidelijk. Ondanks het aplomb van de titel, staat een maresciallo niet erg hoog in de pikorde. De carabinieri zijn militaire politie, en Guarnaccia is dan dus een onderofficier. De Nederlandse vertaling laat de functie zoals hij is, de VN-Thrillergids probeert het met “wachtmeester” en dat klinkt niet slecht. 

In sfeerrijk, kordaat proza komt de stad tot leven (het moge de lezer duidelijk zijn dat je dit soort boeken voornamelijk leest om de plaatsen en de personen, veel minder om de misdaden en het detectivewerk) en al snel ken je de weg in Florence. Toch kleeft er aan het werk van Magdalen Nabb een zeer groot bezwaar. Ze houdt heel veel van excentrieke mensen en ze laat ze volledig uitpraten over hun kleine drama’s. Dit haalt het tempo geregeld finaal uit de verhalen en verdoezelt de hoofdplot niet zo’n klein beetje. Ze gaat hier heel ver in, zodat men in haar boeken geregeld erg saaie en meanderende hoofdstukken kan aantreffen. Soms ook neemt een subplot het helemaal over. Zo bederft de onfortuinlijke dood zonder enige plot-reden van Guarnaccia’s assistent Gigi de ontrafeling van het mysterie van de dood van de Nederlander. Ik laat het wat Nabb betreft bij die paar deeltjes waar ik me doorheen geworsteld heb. De goede stukken wegen niet op tegen de taaie. Het leven is te kort.

zondag 22 december 2024

Leesrapportje 12

Humphrey Carpenter - The Brideshead Generation

 

Ogenschijnlijk gepresenteerd als een beschrijving van een hele groep schrijvers, mondt dit 500 pagina’s dikke boek uit in een biografie van de voornaamste (en onaangenaamste) figuur van de groep: Evelyn Waugh, Dat vind ik heel jammer, want veel meer was ik geïnteresseerd in de andere leden van Waughs lichting, zoals Harold Acton, Cyril Connolly of Brian Howard, of hun don, de merkwaardige Maurice Bowry. Excentrieke figuren stuk voor stuk, die allemaal terug te vinden zijn in Waughs roman Brideshead Revisited. Howard, en in iets mindere mate Acton hebben bijvoorbeeld samen hun plek gevonden in het fascinerende en aantrekkelijke personage van Anthony Blanche, de verpersoonlijking van het slechte, zinnelijke, het verleidelijke.

De biografie van Evelyn Waugh op zichzelf is niet bijster interessant: een middle class man van zeer conservatieve snit, die zich zonder al teveel verzet overgeeft aan het katholicisme, die moppert en sneert, die teveel eet, drinkt en rookt, die aan delirium begint te lijden door een overmaat aan medicijnen en die, omringd door een enorme en buitengewoon brave kinderschaar op betrekkelijk jonge leeftijd komt te sterven, tot zijn eigen en des lezers intense opluchting.

In zijn jeugd omschreef Harold Acton hem als een faun, later werd hij meer een knorrepot. Een onhandige en lompe, gezette, boos kijkende man in een vreemd wit-zwart geruit pak, die bepaalde trekjes heeft die me aan W.C. Fields doen denken.

Brian Howard
De geschetste wereld begint charmant genoeg. De Bright Young Things die elkaar op de universiteit ontmoeten zijn aantrekkelijk en excentriek, maar al spoedig begint de biografie zwaar te centreren op Waugh wat, zoals gezegd, spijtig is. Graham Greene en Anthony Powell waren literair gezien minstens zulke zwaargewichten als Waugh en het levensverhaal van vooral de eerste is veel interessanter.

Als homogeen werk heeft het boek dus zijn fouten. Na een veelbelovend begin, waarin een prachtig beeld geschetst wordt van het merkwaardige studentenleven van de elite in Oxford, waartoe Waugh graag zou hebben willen behoren, maar waarvoor hij te middle class was (met de middle class protagonist Charles Ryder geeft hij in Brideshead Revisited een misschien geïdealiseerd, maar in hoge mate eerlijk zelfportret), verschraalt het boek nogal.

In dat tweede gedeelte bevredigt Carpenters psychologiseren niet meer. Het voortdurend zoeken naar de invloed van Alice In Wonderland en Waughs rivaliteit met zijn broer Alec doet wat krampachtig aan.

Vroeger waren wij maar al te bereid om in Brideshead Revisted een sleutelroman te zien, maar ik denk tegenwoordig dat we deze materie toch wat genuanceerder moeten benaderen dan Carpenter heeft gedaan.

 

Ian S. MacNiven (ed) - The Durrell-Miller Letters

 

De briefwisseling tussen deze twee literaire reuzen begint in augustus 1935 wanneer de 23-jarige Lawrence Durrell een bewonderende fanbrief schrijft aan de dan al reeds 44 jaar oude Amerikaanse schrijver naar aanleiding van diens roman The Tropic of Capricorn. Het klikt meteen en al heel snel raken de correspondenten bevriend, al zal het nog jaren duren voordat Miller Durrell ontmoet op Corfu. De twee schrijvers gaan vrijwel onmiddellijk, ondanks het leeftijdsverschil, op voet van gelijkwaardigheid met elkaar om. Miller herkende duidelijk iets in de geëxalteerde jongeman en al spoedig ontwikkelde zich een intense brievenvriendschap.

De brieven zijn geanimeerd en informatief. Vaak wordt de techniek van het schrijven behandeld, maar ook vrouwen, reizen en wederzijdse vrienden (Georges Seferis in Griekenland bijvoorbeeld). Na de oorlog komen ze veel te schrijven over de Beat Generation waar Miller zeer sympathiek tegenover stond, Durrell wat neutraler. De correspondentie wordt wat kariger tegen het einde, wanneer Miller, bijna negentig en zo goed als blind, nog maar zelden reageert.
Wel een inspirerend boek - zozeer dat ik vervolgens eerst de Tropic of Capricorn weer opgepakt heb (maar niet uitgelezen) en daarna Justine.

Miller was van de twee de echte brievenschrijver. Men zou kunnen betogen dat zijn oeuvre één uitgewerkte brief is. Durrell was veel literairder: zijn werk was nadrukkelijk kunst en van de twee was hij de ware romanschrijver. Na een kleine twintig jaar in de correspondentie verscheen het eerste deel van Durrells magnum opus, The Alexandria Quartet. En die tetralogie was belangrijker en grootser dan wat Miller ooit gedaan had.

Hoewel ze fans waren van elkaars werk, waren ze het artistiek gezien vaak met elkaar oneens. Durrell kon vreselijk fel (maar altijd met grote schroom) reageren als hij Miller iets verkeerds zag doen. Het duidelijkste voorbeeld hiervan betrof Millers Sexus, dat hij bij proeflezing verschrikkelijk slecht vond. Niet alleen een brief, maar ook een telegram maakte dat duidelijk: “SEXUS DISGRACEFULLY BAD WILL COMPLETELY RUIN REPUTATION UNLESS WITHDRAWN REVISED.”

Voor iemand die zo overtuigd was van zichzelf, was Miller opmerkelijk mild in zijn reactie op deze kritiek. Hij liet zelfs doorschemeren dat Durrell misschien wel gelijk had, maar dat hij de ware bedoelingen van Miller niet grondig doorzien had.

Een boek waar ze het volledig oneens over waren was Dharma Bums van Kerouac. Miller was een fan, Durrell minder. Hij vond Kerouac niet een bevrijder, maar een lijder aan logorroe.

In zijn laatste brief kondigt Miller aan dat hij op sterven lag. Durrell heeft om een of andere reden niet meer teruggeschreven en een paar weken later stierf Miller.


Lawrence Durrell - Justine

 

Het eerste deel van het Alexandria Quartet bleek zeker de moeite van het herlezen waard. Ik had gedacht dat ik wel genoeg had van Durrells trucs, maar niets bleek minder waar: de economie van taal, het vermogen om met drie juist gekozen woorden een voorbij het waarneembare gelegen magie op te roepen was toch weer betoverend. Als stylist was Durrell gedurende het schrijven van Justine op zijn hoogtepunt. De latere teleurstelling dat hij in 1962, twee jaar na het verschijnen van het laatste deel van de trilogie, geen Nobelprijs kreeg was toch wel terecht.

Door Durrell omschreven als “an investigation of modern love”, is dit boek eigenlijk een vertelling met als enige ware hoofdpersoon de stad. Ook al speelt de roman in de periode 1942-1945, Alexandrië is een vooroorlogs organisme van expats, homo’s, joden, hasjiesjrokers en, uiteraard, Justine, de vrouw van een machtige Alexandrijn. 

De invloed van Henry Miller is herkenbaar, maar zeker ook die van de Grieks-Alexandrijnse dichter Kavafis. Het geheel is een gecompliceerde, gekunstelde en geconcentreerde roman die soms veeleisend is, dan weer de lezer meesleurt naar het onvermijdelijke, ontgoochelende einde.

Het is wel zaak deze roman te zien als een deel van een bijzondere tetralogie. Waar men in een dergelijke reeks meestal een chronologische ordening zou verwachten heeft Durrell hier gekozen voor, zoals hij het noemt, een stereoscopische ordening. Gebeurtenissen zijn nooit éénduidig, er is altijd verband met andere factoren die bij een gezichtspunt vaak helemaal niet herkenbaar zijn. Bij een ander gezichtspunt verandert de gebeurtenis dan ook. Elk van die gebeurtenissen heeft allerlei onbekende factoren, belangrijke details die de ene betrokkene wel, de andere niet bekend zijn, zodat de werkelijkheid, of wat daarvoor door moet gaan altijd  en bij definitie caleidoscopisch is. Wat voor de verteller van het eerste deel een onbegrijpelijk geheim is, blijkt voor de vertelster in deel vier gesneden koek te zijn die heel veel duisters uiteindelijk verklaren kan. Zo moet je dus de hele tetralogie lezen om precies te weten te komen wat er nu eigenlijk gebeurd is. Dat heb ik ooit al eens gedaan, dus ik laat het, verzadigd door Durrells rijke stijl vol valstrikken en afleidingsmanoeuvres, voorlopig even hierbij.

donderdag 5 december 2024

Dit op mijn graf

Dit op mijn graf

Je wordt verkloot door pa en ma.
  Misschien niet welbewust, maar toch.
Ze laten jou hun fouten na
  en zelfs een beetje extra nog.

Maar zij zijn op hun beurt verkloot
  door ouder volk in strenge snit,
dat soms wat klef was, maar despoot,
  en soms moorddadig en verhit.

Ellende gaat van mens op mens
  en spoelt de grond weg als getij.
Stap tijdig uit en trek een grens,
  en blijf vooral toch kindervrij.

(Philip Larkin)


This Be The Verse

They fuck you up, your mum and dad.   
    They may not mean to, but they do.   
They fill you with the faults they had
    And add some extra, just for you.

But they were fucked up in their turn
    By fools in old-style hats and coats,   
Who half the time were soppy-stern
    And half at one another’s throats.

Man hands on misery to man.
    It deepens like a coastal shelf.
Get out as early as you can,
    And don’t have any kids yourself.

 

(Ik was niet zo tevreden met de bestaande Nederlandse vertaling(en) van dit gedicht. Vooral de grove formulering aan het begin leidt tot misverstanden. "To fuck up" betekent zoiets als "in de war gooien". Het in de vertalingen terugkerende, verleidelijke "naaien" betekent "bedriegen" of "belazeren", toch iets heel anders.)

woensdag 4 december 2024

Leesrapportje 11

(Ooit zonder reden gestaakt, wordt nu na ruim acht jaar deze reeks verslagen voortgezet. Er is veel gebeurd dat niet meer ingehaald kan worden. We herbeginnen ergens in de geborgen covid-periode van isolatie en concentratie, zo’n vier jaar geleden. Versneld werken we daarna terug naar het nu.)


Gerrit Komrij - Verzonken boeken

 

Mijn eerste leidsman richting literair droomland was Gerrit Komrij. Toen dan ook (maar pas in 1986) deze bundel van Komrij over vergeten en stellig wat controversiële boeken verscheen, heb ik dat meteen uit de bibliotheek van pa ontvreemd en me toegeëigend.

Hoewel ik weet dat ik dit boek toentertijd met intens genoegen heb gelezen, kon ik me er niet zoveel meer van herinneren. Ja, de ooit geheimzinnige boektitels die door Komrij aan de vergetelheid zijn ontrukt en die nu in mijn wereld gemeengoed geworden zijn kende ik nog wel, maar of dit verder ook een typisch Komrij-boek was, stond me niet meer zo voor de geest. Nu bij herlezing heb ik dus wat meer op de sardonische, soms giftige stijl gelet en het viel me op dat die hier en daar niet zo heel erg levendig overkwam, maar integendeel een beetje flets en vermoeid, alsof de artikelen waaruit het boek is samengesteld oorspronkelijk tegen een deadline geschreven waren en vooral voor het Geld.

In twee delen komen allerlei curiosa langs: van de (ten onrechte?) vergeten boeken van Leopold Andrian, Henry Harland, Robert Hichens en Xavier de Maistre tot het verschijnsel van de letterkundige reis en het verboden boek. Een cornucopia aan weetjes, meninkjes en, voor mij bijna veertig jaar geleden het belangrijkste: boektitels. Hoe meer titels ik kon oogsten hoe beter. Heel wat uit dit, Komrij’s boekje met leestips heb ik sedertdien gevonden en gelezen, soms blij en met instemming, soms stuurs en geleid door narrig onbegrip. Zo is dit boek een beetje een kroniek geworden van mijn Werdegang als eigenwijze lezer.

 

Ed Schilders - Vergeten boeken

 

Direct erna las ik dit boek. Hoewel ik het al meer dan veertig jaar in de kast heb staan, las ik het nu pas voor het eerst. Dit boek is dikker en een flink stuk doorwrochter dan Komrij’s boek, maar daardoor tegelijk minder leuk. Hier gaat het veel minder over curieuze boeken, maar eerder over curiositeiten rondom het boek. Verzamelmanie komt aan bod, vreemd uitgegeven boeken, pornografie (net als bij Komrij), maar ook de grote bloemlezers passeren de revue: de voorgangers en leermeesters als het ware van Schilders en Komrij zelf. De befaamde verzamelaar van onder andere al dan niet pornografische limericks, Gershon Legman krijgt een portret en wordt geïnterviewd. We vinden in het boek een portret van de Amerikaan Reinhold Aman en zijn obscure, aan verbale agressie gewijde tijdschrift Maledicta, waar ook Komrij een abonnement op had. Aandacht wordt besteed aan nog meer uitgevers en redacteuren die in de marge van de literatuur bezig zijn of zijn geweest met hun subversieve, vaak erotische of anarchistische reeksen. Alleszins een interessant boek, maar ik heb het met langzaam temperend plezier gelezen. Het was naar mijn smaak net iets te gedegen, net iets te serieus, niet frivool als het bonte circus dat Komrij, ook als hij een beetje matjes is, toch altijd wel weet op te zetten.

 

Andrew Motion - Philip Larkin : a Writer’s Life


Wat bezielt een biograaf om een zo dik boek te schrijven over iemand die au fond zo normaal is, zo burgerlijk en saai dat hij een onopgemerkte buurman in een non-descripte zijstraat zou kunnen zijn? Wat bezielde mij om deze pil geboeid uit te lezen? Voornamelijk het feit, denk ik, dat de biografie goed geschreven was, op een rustige wijze. De schrijver, op het moment van schrijven Poet Laureate, heeft er geen hagiografie van willen maken, waar wel gevaar voor was, gezien de beroepshalve band tussen hem en de dichter.

Philip Larkin is onbetwist een van de grootste naoorlogs Britse dichters. Zijn stijl is een soort intense no-nonsense (They fuck you up, your mom and dad / They do not mean to, but they do). Als modernist is hij tamelijk bijzonder omdat hij als mens een aartsconservatief was, reactionair zelfs, een Thatcherite, misschien nog iets ter rechter zijde van haar..

Hij was ook geen fulltime schrijver. Heel zijn leven was hij bibliothecaris, dat schept voor mij een soort band, natuurlijk. Deze biografie is ook nog eens geschreven door een collega van hem aan de Universiteitsbibliotheek van Hull, welks modernisering onder Larkins leiding plaatsvond. Motion was de literaire executeur testamentair na Larkins dood.

Philip Larkin leefde bescheiden en oplettend. Het grootste deel van zijn leven woonde hij op kamers en pas op gevorderde leeftijd kocht hij een huisje met een tuintje. Dat leven van hem was zwaar beïnvloed door zijn haat/liefde voor zijn moeder. Hij is nooit getrouwd geweest. Uit bindingsangst zonder twijfel, maar vooral ook uit egoïsme. Wel had hij vriendinnen en verloofdes, maar omdat hij niet zo van kinderen hield, bleef hij een eenling. Zijn langstdurende liefde was Monica Jones, zelf een dichteres. Van al zijn relaties kwam deze het dichtst bij een huwelijk. Maar ook met Monica bleef er altijd afstand.

Larkin was nogal gefrustreerd dat hij nooit de erkenning had gekregen die hij vond dat hij verdiende. Toen hem dan toch eindelijk gevraagd werd om na de dood van zijn vriend John Betjeman diens positie als Poet Laureate over te nemen, weigerde hij omdat hij vond dat zijn tijd voorbij was en hij niets meer te zeggen had.

Hoewel hij zeker traditioneel Britse koloniale trekje had, was hij tegelijk een groot liefhebber van jazz, waar hij jarenlang een column over schreef. Een vat vol tegenstrijdigheids dus, om met Multatuli te spreken.

Als je wat preciezer leest, kun je zien dat Motion soms moeite had om zijn ongeduld met Larkin te verbergen. Er zijn plekken waar je tussen de regels door kunt lezen dat hij soms doodmoe werd van Larkins gezeur over de dood, diens onvermogen om beslissingen te nemen en diens sociale beperkingen. Maar alles bij elkaar heeft Motion zijn oude baas weliswaar kritisch, maar niet onvriendelijk, en met een poging tot begrip geschetst. 

Ik kende Larkin eigenlijk helemaal niet toen ik per ongeluk dit boek opende. Ik wist alleen van dat ene geweldige gedicht, dat keihard aankomt. Nu ken ik hem wel een beetje en ik ben ondanks alles een fan gebleken van zijn poëzie. Een beschadigde dichter die tegelijk heel reactionair en heel modern was: dat vind ik wel een interessant oxymoron.