Het is zover! De dag van de opname. Om Ă©Ă©n uur worden we verwacht in de afdeling Cardiothoracale Chirurgie van het Onze-Lieve-Vrouwegasthuis, vestiging oost. Deze buurt ken ik goed. Ikzelf heb een paar goede jaren gewoond in de Dapperbuurt, aan de andere kant van het Oosterpark. En hier, onder de rook van het ziekenhuis woonde een inmiddels overleden vriend bij wie het altijd heel goed van eten, drinken en krasse verhalen was.
Vanaf het moment van binnenkomst word je bezig gehouden. Ik vraag me af of de uitgebreide intake, objectief gezien, werkelijk nog helemaal nodig is. Maar ik kan me goed voorstellen dat het allemaal met opzet zo geregeld is om een deel van de spanning bij de patiĂ«nt weg te nemen. Eerst worden we ontvangen door een verpleegkundige die een hele ris van vragen stelt. Vervolgens door een arts? In ieder geval een wat hoger geplaatste, een kleine vrouw met een hoofddoekje, die diezelfde ris vragen opnieuw stelt en nog een hele berg meer. Al die tijd zit Jenet aan mijn zijde. Mijn lies wordt onderzocht in verband met de aansluiting op de hart-longmachine. Toestemming tot reanimatie moet worden gegeven (‘Anders gaan we niet opereren. Een deel van de operatie bestaat uit het weer loskoppelen van de hart-longmachine en als het hart niet uit zichzelf gaat werken krijgt het een elektrisch tikje. Dat is officieel een vorm van reanimatie’). Als ik wakker word zal ik nog aan het door Covid zo populair geworden beademingsapparaat liggen. Niet schrikken bij ontwaken. Ook zal ik voorzien zijn van een katheter. Er is daarnaast ook een vergrote kans op obstipatie.
De hele procedure wordt doorgenomen. Ik zal de avond verblijven in een soort opvangzaaltje. Vanavond en morgenochtend moet ik me grondig douchen met Hibiscrub, een ontsmettend middel op basis van chloorhexidine. Morgen ben ik de tweede patiënt en mijn operatie staat gepland voor 12:51. Tot die tijd moet ik nuchter blijven en geduldig afwachten, het is me niet helemaal duidelijk waar. Ik krijg een operatiezak mee, waarin een blaasapparaat, mijn sloffen en mijn bril geplaatst kunnen worden. Geen tablets dus, boeken of telefoontjes. Hoe ga ik in vredesnaam die tijd doorbrengen? Het is ook helemaal niet gezegd dat de eerste operatie binnen de gestelde tijd plaats kan vinden. Zij kan uitlopen. Ik zie bijna meer op tegen de periode voor de operatie dan tegen de operatie zelf.
Na de operatie volgt een nacht op Intensive Care, daarna overplaatsing naar de verpleegafdeling en ten slotte, na een dag of drie, vier, overplaatsing naar mijn eigen ziekenhuis, het Spaarnegasthuis, snel daarna gevolgd door ontslag. Alles begeleid door fysiotherapie en trappenlooptraining. Zes weken lang mag ik geen enkele kracht zetten met mijn armen: niets tillen, geen stoelen verschuiven. ‘Maak u geen zorgen: dit herhalen we allemaal vele malen, u hoeft dit nu heus niet helemaal te onthouden.’
Na het uitgebreide gesprek word ik geĂŻnstalleerd in een zaaltje met drie bedden. Hier wachten binnenkomers op hun operatie. Ik krijg een infuus ingeschoven, er wordt met grote moeite (rollende aderen) bloed afgenomen. Er wordt een hartfilmpje gemaakt met een kluwen zuignappen over mijn hele bovenlichaam. Dan word ik per rolstoel naar een radiolab gereden, waar nog maar weer eens een paar longfoto’s gemaakt worden door een grote, hoekige Mokummer die vertelt dat hij zo graag aan een van de grachten van onze schone hoofdstad zou willen wonen. Ik vertel dat ik die kans ooit gehad heb, maar dat mijn huisbaas tegelijk ook mijn werkgever zou worden en dat ik om die reden heb afgezien van het voorstel. De man knikt instemmend. ‘Dat begrijp ik.’
Bij terugkeer op mijn kamer, we zijn ondertussen drie uur verder, vertelt de begeleidster dat er slecht nieuws is. Er is de volgende dag namelijk een spoedgeval tussen gekomen. De operatie moet worden uitgesteld. Het is nog niet duidelijk met hoeveel dagen.
Ik betrap mezelf erop dat ik eerder opgelucht ben dan teleurgesteld. Dat is fout, natuurlijk. Uitstel is iets voor domme mensen, maar ik ben nu eenmaal een uitsteller van nature. Toch knaagt het: de opluchting is flink gelardeerd met teleurstelling. Een nieuw gevoel voor mij. Jenet bekent dat ze vergelijkbare gedachtes heeft.
Dus zitten Jenet en ik ineens weer in Haarlem. Aan de thuisbezorgde sushi, want naast al het andere is Jenet ook nog eens jarig vandaag! Een gedenkwaardige dag.
Op woensdag gaat de telefoon: de operatie is met precies een week verzet. Woensdag 7 februari zal ik de eerste zijn.
Was het maar vast mei!
Illustratie: Teisai Hokuba - Kom met nieuwjaarseten (ca. 1808)