zaterdag 30 april 2022

Opsinjoorke

 Wie de Romboutskathedraal van Mechelen verlaat en direct rechtsaf slaat komt oog in oog te staan met Opsinjoorke. Rond dit reusachtige beeld, uitgevoerd in Napels geel polyester woedt een klein cultureel oorlogje. Zoals met moderne kunst wel vaker het geval is, voelt men de verplichting zwaar wegen om er zich een mening over te vormen, hetzij ten goede, hetzij ten slechte.

Het leek mij bijna alsof de stad aan iemand als Jeff Koons een vrijbrief gegeven heeft om bij wijze van provocatie op een van de meest in het oog springende plekken van de stad, het voormalige Kathedraalkerkhof, een van zijn postmoderne, post-esthetische of post-ironische (wat u maar wilt) kunstwerken neer te zetten.

Dit enorme ding, door de plaatselijke jeugd in gebruik genomen als speel- en klimobject, met nu en dan een gebroken ledemaat tot gevolg, laat zich niet makkelijk over het hoofd zien. Het is een beeld van een dik, besnord mannetje dat de eeuwige dronkenlap verbeeldt die zijn vrouw afranselt en dat op zijn rug op een gespannen doek ligt om omhoog geworpen te worden en weer opgevangen.

Er zijn dus, zo ontdekte ik op Tripadvisor mensen die witheet van woede worden als ze met dit felgekleurde ding geconfronteerd worden (‘Dit afgrijselijke beeld past totaal niet in deze historische locatie. 1 ster’; ‘Voor ons bedierf de locatie van het beeld op het voormalige kathedraalkerkhof […] het uitzicht op de kathedraal. 1 ster’).

Goya, El Pelele

De wortels van Opsinjoorke vinden we in Spanje, waar een soortgelijke traditie bestaat. In het Prado hangt een schilderij van Francisco Goya uit 1792 met de beeltenis van een mannetje genaamd El Pelele. Traditiegetrouw neemt Mechelen jaarlijks tijdens grote praalstoeten en ommegangen een houten pop van hem mee. Men draagt hem op een grote lijnwaden doek en smijt hem hiermee in de lucht en vangt hem op. In 1647 sneed Valentyn van Lanscroon de pop uit hout en gaf hem de naam sotscop. Deze titel zou de komende decennia veranderen in meer specifieke namen als vuilen bras, vuilen bruidegom of vuilen bruid.

Tijdens de processie van 4 juli 1775 kreeg de pop zijn definitieve naam. Op het moment dat de stoet de Sint-Katelijnestraat insloeg vloog Opsinjoorke per ongeluk de menigte in. Een van de mensen in het publiek, de Antwerpenaar Jacobus de Leeuw, trachtte de pop af te weren zodat die niet op zijn hoofd terecht zou komen. De Mechelaars verdachten hem er daardoor van de pop te willen stelen en begonnen hem te slaan. Hij belandde volgens sommige bronnen in de gevangenis. Andere bronnen zeggen dat hij door een barmhartige Mechelaar in diens huis werd opgenomen. In ieder geval wist hij uiteindelijk te ontsnappen naar zijn huis in de Wolstraat te Antwerpen. Op 29 augustus richtte De Leeuw een protestbrief tegenover het Mechels magistraat waarin hij zijn onschuld uitlegde en zich over zijn verwondingen beklaagde. Zijn arm was door de gevechten wel zes weken lam geweest. Hij eiste zijn hoed en wandelstok terug. Wat de reactie op zijn brief was is onbekend.

Het incident bezorgde de pop zijn definitieve naam: sinjoor of opsinjoor, naar de bijnaam voor Antwerpenaars: sinjoren, gebaseerd op het Spaanse señor. Het incident zorgde ervoor dat nog decennialang de Mechelaars zeer achterdochtig bleven ten aanzien van Antwerpenaars. De pop wordt tot op de dag van vandaag in een koffer voorzien van sterke sloten opgeborgen en in het Mechelse stadsmuseum in de Frederik De Merodestraat bewaard.

Bij een dergelijk kunstwerk was ikzelf vroeger ook niet te houden geweest, maar ik mag me van de cardioloog niet meer opwinden, dus ik berust. Laat toch gezegd zijn: het voormalige kathedraalkerkhof heeft naar mijn idee een dergelijk object werkelijk niet nodig. Edoch, wat de fuck weet ik er nu van?

In de loop der jaren heb ik er heel veel over nagedacht en ik ben nu tot de conclusie gekomen dat mijn volstrekte weerzin tegen moderne, en met name abstracte kunst voortkomt uit een lichte geestelijke stoornis: een vorm van autisme misschien waarmee verder heel goed te leven valt, een autisme dat eist dat alles om me heen min of meer figuratief blijft. Tegelijkertijd realiseer ik me dat het feit dat ik me over dit soort zaken tegenwoordig veel minder druk maak dan voorheen betekent dat bij alle andere tekenen van verval ook mijn engagement minder wordt, iets dat ik als een definitieve aankondiging beschouw van naderende ouderdom en dood. Het zij zo.

Opsinjoorke door Frans Van Den Brande
Van Den Brande, Opsinjoorke
Verderop op de grote Markt, in de luwte van het 13e-eeuwse stadhuis staat nog een Opsinjoorke. Dit beeld is veel kleiner en verfijnder dan de gele joekel op het Kathedraalskerkhof en lijkt zich bijna te verontschuldigen voor zijn bestaan. Het is vervaardigd door de Mechelse beeldhouwer Frans Van Den Brande, iemand die normaliter subtiel abstract werk maakte in vloeiende, zinnelijke lijnen. Ook hem lijkt Opsinjoorke een beetje wezensvreemd te zijn geweest.

woensdag 20 april 2022

Marrakesh Expres


Ik kijk om me heen in het zonlicht van jouw blik
Waarheen we reizen staat de hemel in de fik
Eenden, vee, een kippenschuur
Berber tapijten van muur tot muur
Toeristische dames, klein en in het blauw

Ik veeg spinrag uit de randen van mijn geest
Ik moest weg naar waar ik nog nooit was geweest
Hoop dat wat nog voor ons ligt
Ons weer terug brengt in het zicht
Hoor niet wat er is verteld aan jou

Wij zijn aan het reizen met de Marrakesh Expres
Wij zijn aan het reizen met de Marrakesh Expres
Ik ben op weg naar Marrakesh
Iedereen aan boord, iedereen aan boord

Ik heb jarenlang gespaard, we zijn hier met elkaar
Ik ruik een tuintje in jouw haar

Pak de trein van Casablanca naar de zon
Blazen ringetjes van rook in het station, station

In de lucht hangt een kleurig doek
Slangenbezweerders op de souq
En djellaba’s ideaal voor thuis
Vertel, ik luister nou

Wij zijn aan het reizen met de Marrakesh Expres
Wij zijn aan het reizen met de Marrakesh Expres
Ik ben op weg naar Marrakesh



Marrakesh Express
Crosby, Stills & Nash, van het album Crosby, Stills & Nash (1969)
Auteur: Graham Nash

 

 

zondag 10 april 2022

Een beetje over het hoofd gezien: Mechelen

Als Nederlanders naar België gaan, zullen de meeste in eerste instantie denken aan de grote steden Brussel, Antwerpen of Gent. Brugge is natuurlijk een must en voor de wat avontuurlijker ingestelden is Luik een optie, maar Mechelen? Wij dachten: laten we er in dat geval maar eens een kijkje gaan nemen.

Wanneer wij ons opmaken voor een lang weekend in een Nederlands of Belgisch stadje kijk ik vaak even of de Van Rossems er al geweest zijn, zodat je alvast een eenvoudig overzicht hebt van de te verwachten attracties. Enigszins tot mijn verrassing ontdekte ik dat het illustere drietal Mechelen nog niet heeft aangedaan, hoewel die kleine stad zich uitstekend voor hun programma zou lenen. De architectuur is er afwisselend middeleeuws, barok, jugendstil en modern, vaak wild door elkaar neergezet. De stad kent een boeiende geschiedenis als voormalige hoofdstad van de Spaanse Nederlanden. Er staat een grote, indrukwekkende kathedraal pal in het centrum en verderop vindt men vele interessante kleinere kerken, alsook een foodhall en een forse kruidentuin. De stad kent ook nog een plaatselijke beroemde schilder, Rik Wouters, dus er zijn meer dan genoeg aanknopingspunten voor een gevarieerd reisprogramma, zou je zo zeggen. Tel daar nog bij dat Mechelen dus niet direct een mainstream reisdoel is en je hebt je programma klaar. 

Door de felle gevechten in de Eerste Wereldoorlog is veel van de oude stad verwoest. Overal verspreid treft men dan ook die typisch Belgische, ietwat vlakke moderne bouw aan. Zonder ingrijpen van de schoonheidscommissie lukraak neergezette utiliteitsgebouwen, voorzien van veel bladderend pleisterwerk en een wat grauwe atmosfeer uitstralend. Ernaast vaak dan weer een halfhouten laatmiddeleeuws pand met authentieke gevelstenen en kleine raampjes. En dat alles in straten met charmante namen zoals Straatje-Zonder-Einde, Leegheid of Befferstraat. De stad heeft het op een na hoogste aantal beschermde gebouwen van Vlaanderen.

Gedurende een korte periode in de 15e en 16e eeuw werden de Lage Landen vanuit Mechelen geregeerd en vervulde de stad de functie van bestuurlijke hoofdstad van de Nederlanden, in die hoedanigheid ingesteld door Margaretha van Oostenrijk. Deze periode heeft bijgedragen tot het uitgebreide kunstbezit en vele gedenkwaardige gebouwen. Het Museum Hof van Busleyden stond in de steigers en was helaas gesloten, dus concentreerden we ons op de stad als geheel.

Het dominerende gebouw van Mechelen is de kolossale en imposante Sint-Romboutskathedraal. Met 97 meter heeft deze kerk de zesde hoogste gotische toren van België. Dat had nog dertig meter meer moeten worden, maar het geld raakte op. Het is beslist een mooie kerk, met hoge bogen en een enorme ruimtelijkheid. Het kunstbezit van de kerk is zo groot dat je je half in een museum waant, waar de afzonderlijke kapellen als toonkamers ingericht zijn. Je kunt er onder andere het schilderij Christus aan het kruis van Anthony van Dyck aantreffen. 

 
Het pronkstuk in de kerk is echter het hoofdaltaar van Lucas Faydherbe uit 1665, dat in weelderig gesneden eikenhout een explosie is van absolute zelfoverschatting. De arme kerk woonde hier bepaald niet, zoveel was alleszins duidelijk. 


‘Kijk toch eens Sis, wat een lollig kerkje,’ imiteerde ik nasaal Maarten van Rossem. We stonden in de Sint-Pieter-en-Pauluskerk aan de Veemarkt, een jezuïtische barokkerk gebouwd tussen 1669 en 1694 naar plannen van Antoon Losson. Het interieur was van een heldere lichtheid die ons blij maakte en waardoor we bijna de buitentemperatuur van rond het vriespunt vergaten. Dergelijke zuidelijke frisheid zie je in Nederland niet zo vaak.

Mechelen is volledig Nederlandstalig, maar de taalgrens is aan het oprukken. Een cafébaas van in de zeventig met wie we in gesprek geraakt waren, verzuchtte dat de Nederlandse taal steeds meer onder druk komt te staan. ‘Van Brussel en Leuven is dat wel al bekend, maar waar ik vandaan kom, Vilvoorde, net tussen Mechelen en Brussel in,’ vertelde hij met een hese mengeling van weemoed en verontwaardiging in zijn stem, ‘waar we in mijn jeugd honderd procent Nederlands spraken, daar praat nu bijna iedereen Frans. Die yuppen uit Brussel, weet u, die naar buiten de stad gaan…’

Het laatste maal in Mechelen moest iets typisch Vlaams worden. Het werd paling in het groen.