zondag 20 september 2015

Opnieuw Picnic

Een mens blijft zoeken. Mijn fascinatie voor Lee en Ady bracht me weer eens op het internet, en deze keer ontdekte ik maar liefst drie voor mij nieuwe foto's die genomen zijn tijdens wat hier in huis ondertussen al de "Picnic-shoot" genoemd wordt. Zoals de trouwe lezer misschien weet, heb ik een tijd geleden iets geschreven over de foto "Picnic" van Lee Miller. Later voegde ik een PS aan dat stukje toe, en nu dus weer!

De eerste foto is genomen door Roland Penrose, Lee Miller's toenmalige levensgezel.


Hij toont Nusch Éluard, met één der reeds eerder besproken muilen van Paul als hoofdtooi. Een melig kiekje.

De andere twee foto's zijn van een heel ander kaliber. Ze zijn erotischer en overduidelijk heeft Man Ray getekend voor de vervaardiging. We zien Ady Fidelin en Lee Miller in een soort lesbisch spel. 


Ady kijkt brutaal de camera van Man Ray, haar minnaar in. Paul Éluard verleent op wat onduidelijke wijze assistentie. Onhandig betast Ady de blonde Lee: er is overduidelijk sprake van pose. 
De tafel is bijna leeg. Is deze scene vóór, of juist na de beroemde foto van Lee Miller genomen? Ik denk ervoor, want anders zouden de dames hun bovenstukjes eerst uit, toen weer aan hebben moeten trekken hebben om ze vervolgens weer uit te doen.

De tweede, en sterkste foto toont Ady en Lee op haar intiemst. 


Een duistere, broeierige prent. Ady in een dominante rol, Lee totaal onderworpen aan de muze uit Guadeloupe. Haar linkerborst is helemaal blootgespeeld en zelf tast zij nu ook, al even onhandig, naar de rechterborst van Ady. Er wordt niet meer met de camera geflirt en Paul is weg, zodat er een "pose van natuurlijkheid" (Philip Mechanicus) wordt bereikt. Niettemin heeft de rechterhand van Ady zo te zien geen noemenswaardige handelingen verricht. Pose dus, nog steeds. 

zondag 13 september 2015

Ogenlast

Schaten voor de deur                                    (foto Jenet Fenenga)
Terwijl de zon als een dofrode vuurbol achter een droge, geelgroene heuvel verdwijnt, de vele vleermuizen aan hun grillige vlucht beginnen op zoek naar insecten en een enorme kudde schaten of misschien: geipen (schapen met een geitenkop - ik denk dat er nog wel geestiger namen te bedenken zijn) belrinkelend het dorre land afstruint op zoek naar een vers blaadje of een veelbelovend twijgje van een vijgenboom, nip ik van mijn tsipouro met ijs. Het is waarlijk niet slecht toeven in dit rampgebied. Noodtoestand hier? Nu, dat is wel een beetje overdreven.

Mithymna, in de Ottomaanse tijd ook wel Molyvos geheten, ligt in het uiterste noordwesten van het Griekse eiland Lesbos en is daardoor één van de prominentste toegangsportalen vanuit Turkije voor de vele Syrische vluchtelingen. Turkije ligt maar een paar kilometer ver weg. De noordkust van het eiland rond Mithymna/Eftalou ligt bezaaid met de stoffelijke resten van langzaam leeglopende rubberboten, achtergelaten wollen truien en goedkope reddingsvesten van het merk Yamaha. De vluchtelingenproblematiek drukt niet alleen op de gemoedsrust hier, maar ook nog eens heel zwaar op het milieu.

De noordkust                                               (foto: Jenet Fenenga)
In ons vakantieverblijf, in het uiterste noorden van het stadje, hebben we een zeer strategische positie. Net voorbij ons huisje is een parkeerplaats, meteen daarachter vind je al de steile kliffen van de noordkust. Zo zijn wij de eerste mensen die de groepen aan land gekomen, kletsnatte Syriërs in Europa treffen. ‘Hello, thank you!’ is steevast hun eerste begroeting, gevolgd door: ‘Police which way?’ Wij wijzen dan op de twee mogelijkheden: linksom (eerst klimmen, dan dalen), of rechtsom (eerst dalen, dan klimmen). Mithymna is een zeer geaccidenteerd stadje.

Jenet met een groep Syriërs
Over het algemeen gedraagt de bevolking zich voorbeeldig. Men is bezorgd, behulpzaam, vriendelijk, en waarom ook niet? De Syriërs bedelen niet, ze stelen niet en vechten niet. Ze rusten uit in de berm, roken een sigaretje, i-phonen met hun achtergebleven familie: we hebben het gehaald, mama, we zijn in Europa! Veel jonge mannen, veel moeders met kleine kinderen. Ze zijn in geen enkel opzicht ongewoon. Ze zijn juist ongewoon normaal. Ze zijn hoogopgeleid en behoren tot de Syrische middenklasse en komen uit Damascus of Aleppo, grote steden met Wifi, bibliotheken, aspirines, spaaracties van de Achmed Heijn, wandelverenigingen en kleuterscholen, eigenlijk net als Groningen of Utrecht. En Aleppo was daarbij ook nog eens de culinaire hoofdstad van het Midden-Oosten: persoonlijk kan ik niet wachten op het eerste Syrische restaurant in regio Kennemerland.

En ja, natuurlijk zijn er ook Grieken die niets van dit volk moeten hebben. Angstige, kleinzielige en kortzichtige PVV-ers heb je nu eenmaal overal - in dit land heet hun club Gouden Dageraad. Maar ze zijn sterk in de minderheid. Want evenzeer zijn er stokoude inwoners van dit eiland die maar al te graag hun steentje bij willen dragen. Want zij herinneren zich nog heel goed hoe in 1943, tijdens de Tweede Wereldoorlog, het eiland ten prooi viel aan een verschrikkelijke hongersnood. Hoe zij zelf toen hun eiland moesten ontvluchten. En hoe zij liefdevol werden opgenomen door gastgezinnen in hun tijdelijke nieuwe land. Welk land dat was? De lezer heeft het natuurlijk al geraden: Syrië.

Wat overheerst hier is een soort berustende blijmoedigheid. En een zekere gelatenheid omdat de toeristen massaal wegblijven. De vluchtelingencrisis geeft ons als toerist een raar, heel ambivalent gevoel. Wij zijn druk bezig met onze zinledigheid in de slagschaduw van deze crisis, maar tegelijkertijd steunen we de bevolking (en op die manier zelfs indirect de vluchteling) door zo veel mogelijk geld uit te geven. Het klinkt lichtelijk hypocriet, maar is wel een deel van de werkelijkheid. Als we zouden hebben geannuleerd vanwege de perverse omstandigheden, zou dat niets positiefs hebben bijgedragen, zou dat de situatie alleen maar hebben verslechterd. Toerisme zien als parasitisme? Nee, eerder als een soort symbiose.

De enige last die wij toeristen hier op Lesbos zouden kunnen hebben van de stroom vluchtelingen, is de ongewenste confrontatie met een echte wereld, waar de beelden niet gefilterd zijn door een redactie op het kantoor van de krant of de omroep. Die onversneden werkelijkheid die de toeristen (gelukzoekers die ze nu eenmaal zijn) uit alle macht proberen te omzeilen. Degene die last wenst te hebben van de vluchtelingen wordt dan ook op zijn wenken bediend. Wat deze onbehaaglijke mensen zich niet realiseren is dat deze last alleen maar in hun eigen hoofd zit en nergens anders. Zoals reeds verzucht: ’t is niks als angst, kleinzieligheid en kortzichtigheid. Ogenlast, meer niet.