************************************
Schepen in de nacht – Robert Eksteen
‘Ken uzelf’ (gnothi seauton) stond er volgens Pausanias gebeiteld op de Apollotempel in Delphi, een prachtig aforisme dat niet altijd begrepen wordt, veel mensen denken namelijk zichzelf te kennen, maar blijven uiteindelijk toch hangen in een oppervlakkig zelfbeeld. Of Robert Eksteen zichzelf kent is een vraag die ik niet kan beantwoorden, maar in zijn romanSchepen in de nacht die deze maand verscheen, weet hij een in ieder geval een prachtig beeld neer te zetten van zijn alter ego Karl Beckmann. Beckmann is het hoofdpersonage van de roman die gestalte krijgt in zijn interactie met zes personages die verspreid over de tijd, ieder worden opgevoerd in hun eigen segment. De zes personages, drie mannen en drie vrouwen zijn vrienden van Beckmann, sommigen kent hij al zijn hele leven, anderen misschien een half jaar. De segmenten kruisen elkaar, kennen soms dezelfde (maar anders uitgewerkte scènes) roepen vragen op die in een ander segment worden beantwoord en laten zo een zorgvuldig in elkaar passende puzzel ontstaan, waarbij de lezer alert moet zijn op de dwarsverbanden tussen de verschillende tijdlijnen, om op het einde van de roman een compleet beeld te krijgen van Beckmann. Centraal in de roman staat de housewarmingparty die het hoofdpersonage organiseert en waarbij de zes personages aanwezig zijn tussen de andere gasten, hier komen de tijdlijnen even samen en ziet Beckmann dat vriendschap leidt tot verraad, lust en seks tot lusteloosheid en dat een mens uiteindelijk maar een speelbal van het lot is. Hij loopt dan inmiddels tegen de veertig en beseft dat verzet zinloos is, het leven komt zoals het is. Als ik nu de indruk wek dat dit een zwaarmoedige roman is, dan is dat geheel op mijn conto te schrijven want Schepen in de nacht is integendeel juist geschreven met een ironische ondertoon, soms boos, soms hilarisch, maar nooit somber. De schrijver hanteert een soepele stijl, neergezet in prachtig Nederlands dat je doet terugverlangen naar de tijd dat schrijvers nog de tijd namen om zelf hun boek te schrijven en niet te laten herschrijven door een redacteur van de uitgeverij. Eksteen heeft de gave de lezer te laten verzinken in zijn zorgvuldig opgebouwde romanwereld, waarbij hij je steeds laat dwalen in het labyrint van zijn leven waarin de zes personages de enige wegwijzers zijn. De zorgvuldige lezer zal zien dat Eksteen de zes segmenten met precisie in de juiste volgorde heeft gezet. De roman opent met Dorine, het vriendinnetje dat Karl kent van het lyceum, het object van zijn lust en eindigt met David, de grote charlatan, ook een jeugdvriend. Dorine en David vormen een as die het hele boek door terugkeert, alles gebaseerd op het raadsel of David en Dorine nu wel of niet bondagespelletjes met elkaar deden. Het is ook David die uiteindelijk Gaia, de grote liefde van Beckmann wegkaapt, hij is de grote winnaar in de roman. De mooie Gaia, die tegelijkertijd zo onzeker is van zichzelf, vormt het hart van het boek en vormt weer een as met Boris, de aartsvriend van Karl. Beide vertegenwoordigen de vriendschap in optima forma en zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor de grote deceptie in het leven van Karl Beckmann, de verloren vriendschap. Het hoofdpersonage houdt van Gaia en Boris, in wie hij, ondanks hun tics en tekortkomingen, blijft geloven tot de onvermijdelijke breuk. Tussen deze twee assen spelen Jabik en Penny hun onafhankelijke maar invloedrijke rol. Jabik is een oudere man, een ritselaar die uiteindelijk in elkaar wordt geslagen en Penny is de, door een groepsverkrachting seksueel gefrustreerde, internetdate van Beckmann. Zij zijn de buitenbeentjes die los van elkaar en verspreid in de tijd het leven van Beckmann beïnvloeden en een rol spelen in zijn vormingsproces. Op het feest dat Eksteen in elk segment laat terugkeren is Beckmann even het centrum van het universum, maar dan glipt alles weer uit zijn handen, hij raakt zijn vriendin kwijt, verliest zijn baan en hokt verloren tussen zijn boeken en platen in zijn nieuw verworven woning. Hij beseft dat seks en lust evenmin de leegheid van het bestaan vullen als muziek, kunst en literatuur, de grote uitdaging is te leren leven zonder je te laten leiden door de schaduwen van het verleden, zoals de zes vrienden en vriendinnen die Beckmann door de tijd als schepen in de nacht passeren.. ‘Ken uzelf’, zoals de oude Grieken zeiden. Schepen in de nacht is een van die zeldzame parels in de literatuur die je doet vergeten dat er tussen alle oppervlakheid nog echte literatuur bestaat.
“Schepen in de nacht” van Robert Eksteen is in de boekhandel verkrijgbaar, maar ook te bestellen via www.boekenroute.nl
Peter Boonstra (http://verborgenbibliotheek.blogspot.nl/)
****************************************************************
Schepen in de nacht
We ontmoetten elkaar in het Grand Café van het CS, drie oude schoolvrienden die sinds 1968 niet meer samen waren geweest. Roberts roman was verschenen en Peter en ik waren proeflezers geweest. Nu kregen we beiden een gebonden, genummerd en gesigneerd exemplaar mee naar huis. De reünie verliep soepel en plezierig, het driemanschap was wat ouder geworden maar de onderlinge chemie was er nog steeds. In de tram peinsde ik glimlachend na over de ontmoeting. Ik sloeg het boek open, niet van plan al serieus te gaan lezen, maar raakte geboeid en vergat bijna op tijd uit te stappen.
Schepen in de nacht bestaat uit zes, elkaar aanvullende novellen, de schrijver noemt ze ‘tijdslijnen’. Elk ervan portretteert de relatie van Karl Beckmann, een zoekende dertiger, met een uitverkoren medemens: drie vrouwen, drie mannen - drie liefdes, drie vriendschappen. Het boek begint met Dorine (‘Het onbereikbare meisje’) die Karl al vanaf zijn schooltijd kent, en eindigt met Dave (‘De geleerde jongen’), ook een jeugdvriend. Boris, Jabik, Gaia en Penny, de hoofdpersonen van de overige vier verhalen, zijn van later datum: Karl leert ze als volwassene kennen en na een heftige periode verdwijnen ze weer uit zijn leven, als schepen in de nacht.
In elk verhaal lezen we over de housewarming party waarvoor Karl alle personen die in zijn leven een rol hebben gespeeld heeft uitgenodigd. Die is het kruispunt van de tijdlijnen, een soort Centraal Station waarop al deze passages door de woelige wereld van de menselijke betrekkingen even samenkomen. Een knarsend scharnierpunt: want waar Karl maar niet in slaagt is precies dat, zijn huis warm te krijgen.
Zijn vriendschappen stranden uiteindelijk door vervreemding of verraad, zijn liefdes lijden schipbreuk door een onvermogen tot intimiteit. Karl probeert het met man en macht, een diepe betrekking met de dames aan te gaan, maar hij verwart binnen met buiten: hij kent ieder plekje van hun huid maar hun innerlijk blijft hem een raadsel. Dat komt deels doordat aan de vrouwen een steekje los lijkt, deels doordat Karl zelf een angstige afstand bewaart. Hij committeert zich nooit helemaal, lijkt uit zelfbescherming of onbewust egocentrisme de liefde vooral op het seksuele vlak te celebreren. Aandacht heeft hij wel degelijk, veel zelfs, maar die is bijna uitsluitend fysiek van aard. De vrouwen voelen zich daardoor eerst gevleid maar worden uiteindelijk op de vlucht gejaagd - omdat ze zich bij hem nooit helemaal op hun gemak voelen. Dat maakt Karl tragisch: het liefst van alles was hem juist een normaal huiselijk geluk, zichzelf kunnen zijn in de nabijheid van een ander. Niets bijzonders, zou je zeggen, maar uitgerekend dat lukt deze begaafde tobber niet. De relaties met Gaia en Penny zijn in al hun weifelmoedigheid oogverblindend als een geïllustreerde uitgave van de Kamasutra. Maar als Karl hen steeds maar in pikante poses wil fotograferen weet je als lezer: hij behoudt zijn distantie en verzamelt mooie herinneringen aan een moment dat niet ten volle beleefd wordt.
Met de vriendschappen gaat het al niet anders. Er is kameraadschap en intellectuele stimulans, er is een gedeelde tegendraadse levensbeschouwing, een gemeenschappelijke humor (kortom alles waar het bij de liefdes aan schort) maar het lijkt of Karl ook hier meer neemt dan geeft. Hij blijft een enthousiast toeschouwer in zijn eigen vriendschappen, de betrokken verteller van zijn eigen verhaal. Het verraad van Boris, zijn schaakmaatje van wie hij zeer veel houdt, verrast en vloert hem volledig. Omdat hij te weinig van zichzelf laat zien ontgaat hem ook het zicht op wat de ander ten diepste beweegt. Alles blijft aan de oppervlakte, er wordt een spel gespeeld waarvan Karl anders dan bij het schaken de regels niet goed weet te definiëren.
Het best lukt dat nog bij de merkwaardige, cynische indoloog Dave van Mÿdrecht. Voor hem voelt hij geen liefde en dat maakt hun verhouding een stuk eenvoudiger. Dave amuseert hem, fascineert hem. De ironie van hun omgang voorkomt kwetsbaarheid. Het einde van het boek toont Dave in een onverwachte apotheose als grote overwinnaar, hij slaagt glorieus in zijn leven. Het valt te lezen als een pleidooi voor cynisme. Maar de andere overwinnaar van de roman is de uiterst kwetsbare Penny, die compromisloos haar hart heeft gevolgd. Het is een van de twee, blijkbaar - in het rommelige slagveld ertussenin kan je niet anders dan verliezen, lijkt Schepen in de nacht ons te willen vertellen.
Robert Eksteen laat zich in zijn gedichten en blogs kennen als een taalpurist en een woordenalchimist. De stijl van het boek komt dan ook een beetje als een verrassing: die blijft dicht bij de spreektaal (een erudiete spreektaal, dat wel) en doet met zijn vele komma’s intuïtief aan. Meer Couperus dan Grunberg, zal ik maar zeggen. De lezer hoeft zelden pas op de plaats te maken om een hermetische oneliner te overpeinzen, de stroom van de woorden neemt hem mee en sleept hem door het verhaal. De taal is vooral op een speelse manier dienstbaar en de aandacht wordt volledig naar de vertelling getrokken. Hier en daar glinstert in de vloed een bijzondere woordformatie op als een schitterend koraalrif.
Pas in de slotvertelling over Dave wordt de stijl opvallend strakker, alsof Eksteen zich op het vertrouwde terrein van de kritische distantie ook stilistisch weer op terra firma weet. Het voelt als een thuiskomst. De meanderende koersen door de grillige levenszee komen samen in deze opvallende eindvertelling, waarin de hoofdpersoon vrijwel uit het zicht verdwijnt. Hij is volledig toeschouwer geworden en in die rol excelleert hij, tegen wil en dank.
Tot slot een waarschuwing voor de gevoelige lezer. Schepen in de nacht bevat zeer veel expliciete seks. Als er net na een vrijpartij opnieuw uit de kleren wordt gegaan om ‘in elkaar te happen’ moest ik het soms onder het slaken van een zucht - ‘Daar gaan ze weer…’ - even terzijde leggen. Maar de seks is functioneel, ze illustreert de fixatie van Karl Beckmann op de lichamelijke lust en daarmee op de egoïstische drijfveren van de menselijke interactie - elke lichamelijke vereniging benadrukt zijn wezenlijke eenzaamheid. En het pleit zonder meer voor de dwingende kracht van het boek dat ik het na een kleine adempauze toch al heel snel weer oppakte, steeds als ik het had weggelegd.
U moet me natuurlijk niet op mijn woord geloven, ik ben als vriend te zeer bevooroordeeld, maar ik vind Schepen in de nacht een onthutsend, meeslepend en belangrijk boek. Het tovert een spiegelpaleis voor van steeds andere gezichtspunten. Mensen zijn passanten, reisgenoten op z'n best, met sterk wisselende emoties, naar de oorsprong waarvan we maar moeten raden. Hun kern blijkt uiteindelijk onkenbaar, hun ziel onverenigbaar.
Schepen in de nacht is onder meer hier te bestellen.
Jan-Paul van Spaendonck (http://janpaulvanspaendonck.blogspot.nl/)
Schepen in de nacht bestaat uit zes, elkaar aanvullende novellen, de schrijver noemt ze ‘tijdslijnen’. Elk ervan portretteert de relatie van Karl Beckmann, een zoekende dertiger, met een uitverkoren medemens: drie vrouwen, drie mannen - drie liefdes, drie vriendschappen. Het boek begint met Dorine (‘Het onbereikbare meisje’) die Karl al vanaf zijn schooltijd kent, en eindigt met Dave (‘De geleerde jongen’), ook een jeugdvriend. Boris, Jabik, Gaia en Penny, de hoofdpersonen van de overige vier verhalen, zijn van later datum: Karl leert ze als volwassene kennen en na een heftige periode verdwijnen ze weer uit zijn leven, als schepen in de nacht.
In elk verhaal lezen we over de housewarming party waarvoor Karl alle personen die in zijn leven een rol hebben gespeeld heeft uitgenodigd. Die is het kruispunt van de tijdlijnen, een soort Centraal Station waarop al deze passages door de woelige wereld van de menselijke betrekkingen even samenkomen. Een knarsend scharnierpunt: want waar Karl maar niet in slaagt is precies dat, zijn huis warm te krijgen.
Zijn vriendschappen stranden uiteindelijk door vervreemding of verraad, zijn liefdes lijden schipbreuk door een onvermogen tot intimiteit. Karl probeert het met man en macht, een diepe betrekking met de dames aan te gaan, maar hij verwart binnen met buiten: hij kent ieder plekje van hun huid maar hun innerlijk blijft hem een raadsel. Dat komt deels doordat aan de vrouwen een steekje los lijkt, deels doordat Karl zelf een angstige afstand bewaart. Hij committeert zich nooit helemaal, lijkt uit zelfbescherming of onbewust egocentrisme de liefde vooral op het seksuele vlak te celebreren. Aandacht heeft hij wel degelijk, veel zelfs, maar die is bijna uitsluitend fysiek van aard. De vrouwen voelen zich daardoor eerst gevleid maar worden uiteindelijk op de vlucht gejaagd - omdat ze zich bij hem nooit helemaal op hun gemak voelen. Dat maakt Karl tragisch: het liefst van alles was hem juist een normaal huiselijk geluk, zichzelf kunnen zijn in de nabijheid van een ander. Niets bijzonders, zou je zeggen, maar uitgerekend dat lukt deze begaafde tobber niet. De relaties met Gaia en Penny zijn in al hun weifelmoedigheid oogverblindend als een geïllustreerde uitgave van de Kamasutra. Maar als Karl hen steeds maar in pikante poses wil fotograferen weet je als lezer: hij behoudt zijn distantie en verzamelt mooie herinneringen aan een moment dat niet ten volle beleefd wordt.
Met de vriendschappen gaat het al niet anders. Er is kameraadschap en intellectuele stimulans, er is een gedeelde tegendraadse levensbeschouwing, een gemeenschappelijke humor (kortom alles waar het bij de liefdes aan schort) maar het lijkt of Karl ook hier meer neemt dan geeft. Hij blijft een enthousiast toeschouwer in zijn eigen vriendschappen, de betrokken verteller van zijn eigen verhaal. Het verraad van Boris, zijn schaakmaatje van wie hij zeer veel houdt, verrast en vloert hem volledig. Omdat hij te weinig van zichzelf laat zien ontgaat hem ook het zicht op wat de ander ten diepste beweegt. Alles blijft aan de oppervlakte, er wordt een spel gespeeld waarvan Karl anders dan bij het schaken de regels niet goed weet te definiëren.
Het best lukt dat nog bij de merkwaardige, cynische indoloog Dave van Mÿdrecht. Voor hem voelt hij geen liefde en dat maakt hun verhouding een stuk eenvoudiger. Dave amuseert hem, fascineert hem. De ironie van hun omgang voorkomt kwetsbaarheid. Het einde van het boek toont Dave in een onverwachte apotheose als grote overwinnaar, hij slaagt glorieus in zijn leven. Het valt te lezen als een pleidooi voor cynisme. Maar de andere overwinnaar van de roman is de uiterst kwetsbare Penny, die compromisloos haar hart heeft gevolgd. Het is een van de twee, blijkbaar - in het rommelige slagveld ertussenin kan je niet anders dan verliezen, lijkt Schepen in de nacht ons te willen vertellen.
Robert Eksteen laat zich in zijn gedichten en blogs kennen als een taalpurist en een woordenalchimist. De stijl van het boek komt dan ook een beetje als een verrassing: die blijft dicht bij de spreektaal (een erudiete spreektaal, dat wel) en doet met zijn vele komma’s intuïtief aan. Meer Couperus dan Grunberg, zal ik maar zeggen. De lezer hoeft zelden pas op de plaats te maken om een hermetische oneliner te overpeinzen, de stroom van de woorden neemt hem mee en sleept hem door het verhaal. De taal is vooral op een speelse manier dienstbaar en de aandacht wordt volledig naar de vertelling getrokken. Hier en daar glinstert in de vloed een bijzondere woordformatie op als een schitterend koraalrif.
Pas in de slotvertelling over Dave wordt de stijl opvallend strakker, alsof Eksteen zich op het vertrouwde terrein van de kritische distantie ook stilistisch weer op terra firma weet. Het voelt als een thuiskomst. De meanderende koersen door de grillige levenszee komen samen in deze opvallende eindvertelling, waarin de hoofdpersoon vrijwel uit het zicht verdwijnt. Hij is volledig toeschouwer geworden en in die rol excelleert hij, tegen wil en dank.
Tot slot een waarschuwing voor de gevoelige lezer. Schepen in de nacht bevat zeer veel expliciete seks. Als er net na een vrijpartij opnieuw uit de kleren wordt gegaan om ‘in elkaar te happen’ moest ik het soms onder het slaken van een zucht - ‘Daar gaan ze weer…’ - even terzijde leggen. Maar de seks is functioneel, ze illustreert de fixatie van Karl Beckmann op de lichamelijke lust en daarmee op de egoïstische drijfveren van de menselijke interactie - elke lichamelijke vereniging benadrukt zijn wezenlijke eenzaamheid. En het pleit zonder meer voor de dwingende kracht van het boek dat ik het na een kleine adempauze toch al heel snel weer oppakte, steeds als ik het had weggelegd.
U moet me natuurlijk niet op mijn woord geloven, ik ben als vriend te zeer bevooroordeeld, maar ik vind Schepen in de nacht een onthutsend, meeslepend en belangrijk boek. Het tovert een spiegelpaleis voor van steeds andere gezichtspunten. Mensen zijn passanten, reisgenoten op z'n best, met sterk wisselende emoties, naar de oorsprong waarvan we maar moeten raden. Hun kern blijkt uiteindelijk onkenbaar, hun ziel onverenigbaar.
Schepen in de nacht is onder meer hier te bestellen.
Jan-Paul van Spaendonck (http://janpaulvanspaendonck.blogspot.nl/)
************************************************************************************
WORDS (BETWEEN THE LINES OF AGE)
Notities
over het tijdsverloop in Schepen in de
nacht, Een vormingsroman in zes tijdlijnen van Robert Eksteen
Op een zonnige zaterdag ligt
Karl Beckmann, de protagonist van Schepen
in de nacht, naakt op zijn rug op de dekens van het bed van Penny Kors de
twee vrouwen uit zijn latharem te
vergelijken. Ze waren beide even oud en
even lang en even zwaar, maar Penny was veel jonger en veel groter en veel
zwaarder.
‘Verhip,’dacht hij bij zichzelf, ‘dat moet ik
opschrijven!’
Of het van die notitie gekomen
is, staat niet in het boek dat het romandebuut is van Robert Eksteen. Dat de
constatering van Karl Beckmann is
genoteerd, staat wel vast. Robert Eksteen is een liefhebber van zulke elegant
geformuleerde mystificaties die de lezer in verwarring achterlaten omtrent
leeftijd, lengte en gewicht van de personages.
Daar vinden we in het laatste
hoofdstuk De geleerde jongen nog een
voorbeeld van. Op p. 285 belt Dave van Mydrecht (hoe krijg je puntjes op de y?)
op een zekere dag zijn oude vriend
Karl Beckmann om te vragen of hij kon blijven slapen. Even later staat de
excentrieke Indische jongen voor de deur en merkt de verteller op dat hij vijftien jaar ouder oogde dan de zesendertig
die hij in werkelijkheid was. Twee bladzijden verder heeft Dave van
Mydrecht op zijn praatstoel plaatsgenomen om Karl Beckmann uitgebreid te
vertellen over het overspel van zijn vrouw Dharani met zijn schaakpupil
Saamraat. ‘Dat was allemaal een jaar of
vier geleden. Dharani was zevenentwintig, Deevena acht.’ En dan staat er: Dave zelf was op dat moment dus
vierendertig, zeven jaar ouder dan Dharani, rekende Karl in gedachten uit.
Maar zesendertig min vier is
tweeëndertig jaar en toen Dave van Mydrecht Karl Beckmann op pagina 273
vertelde van zijn voorgenomen huwelijk lezen we: Maar goed, Dharani is vijftien, bijna zestien. Volledig volwassen naar
Indiase maatstaven. Maak niet de klassieke kolonialistische fout je eigen
normen aan dat land op te dringen.’
‘Godallemachtig, en jij bent bijna vierentwintig.
Viespeuk!’
Dave van Mydrecht is dus geen
zeven maar acht jaar ouder dan zijn aanstaande. Overigens ligt het niet voor de
hand dat Karl Beckmann om de leeftijd van zijn middelbare-schoolkameraad te
berekenen de leeftijd van Daves echtgenote als referentiepunt neemt. In de
derde episode van het hoofdstuk De
geleerde jongen is op bladzijde 260 te lezen dat Karl Beckmann zestien is (‘Man, ik ben pas zestien, wat heb ik nu
meegemaakt?) en op bladzijde 264 dat Dave van Mydrecht op dat moment
zeventien is (Vreemd genoeg hadden dit
soort apodictische uitspraken bij Dave geen zweem van de geaffecteerdheid die
je, wanneer andere jongens van zeventien dergelijke overmoedige, boude
beweringen deden, direct kon bespeuren). Beide jongens schelen maar één
jaar en Dave van Mydrecht is de oudste.
Het feestje
dat Karl Beckmann voor zijn vrienden geeft om zijn nieuwe woning in te wijden,
een maisonnette in de Amsterdamse Dapperbuurt, niet ver van het Tropenmuseum,
wordt beschreven in alle zes de hoofdstukken van Schepen in de nacht. De verhuizing van West naar Oost was niet de
enige bijzondere gebeurtenis in het leven van Karl Beckmann dat jaar. Op pagina
69 wordt vermeld dat zijn leven in een
stroomversnelling terechtkwam, dat hij intens
genoot van alles wat hij tegen kwam en dat hij behalve een nieuwe woning
ook een nieuwe baan vond (buiten de stad)
en een nieuwe vriendin; Gaia, met grote
voorsprong de mooiste vrouw die Karl ooit gehad had. Nog datzelfde jaar
knoopt Karl Beckmann een relatie aan met Penny Kors, die, we weten het
inmiddels, even oud, even lang en even zwaar is als Gaia, maar veel jonger,
groter en zwaarder. Bij de stroomversnelling hoort dat een paar maanden later niet alleen de
relaties met Gaia en Penny uit zijn, maar ook dat Karl Beckmann zijn nieuwe
baan alweer kwijt is: zie pagina 75: Met
zijn huis een dergelijke renovatiepuinhoop, was hij vaker bij Karl dan voorheen
en de twee werklozen draaiden platen van Jefferson Airplane en the Soft Machine
tot het ochtendgloren.
Als Karl Beckmann Gaia Frida
Petronella Dekker leert kennen is hij achtendertig jaar (De achtendertigjarige Karl die een licht grijzend stoppelbaardje
combineerde met een beginnende kaalheid, ging meteen een lampje branden, pagina
89). Gaia is op dat moment vijf jaar jonger: ‘Ik ben al drieëndertig, lang zal het niet meer duren…’ staat op
pagina 117. Nergens valt te lezen hoe oud Penny Kors is in het jaar van de
stroomversnelling in het leven van Karl Beckmann. Wel weten we dat de filosoof, een andere jongeman met wie
ze amoureuze betrekkingen onderhoudt, eind
twintig is, een paar jaar jonger dan
zijzelf (pagina 221). Ik schat Penny Kors op eenendertig jaar. Net zo oud
als Gaia, maar veel jonger, precies.
In Schepen in de nacht krijgt de lezer informatie over de leeftijden
van de verschillende personages en over het onderlinge leeftijdverschil. Ook
valt er een zeker tijdsverloop te reconstrueren door zinnen als die op pagina
48: Ik weet niet hoe het met jou zit,
maar ik heb heel veel spijt van alles wat er in vijfentwintig jaar tussen ons
gebeurd is en nog veel meer van wat er niet gebeurd is, of op pagina 141: Bijna veertig jaar zijn we naar deze vorm
gekneed, en de klei is hard geworden, de vorm kan niet meer aangepast worden zonder
te breken. Precieze dateringen ontbreken in het boek. Er wordt geen jaartal
genoemd, veel concreter dan een zekere
dag wordt het niet.
Omdat ik Karl ken uit de stukjes van Rookzanger en omdat Karl Beckmann op dinsdag 14 juli
2015 op http://verborgenbibliotheek.blogspot.nl/2015/07/schepen-in-de-nacht-robert-eksteen.html het alter ego van Robert Eksteen wordt genoemd,
veronderstelde ik dat de Beckmann uit het boek even oud zou zijn als de auteur
van Schepen in de nacht en om en
nabij 1956 geboren zou zijn. Dan zouden we het jaar van de stroomversnelling
kunnen vaststellen op 1994. Die datering beviel mij niet. In het hoofdstuk Een ontstegen ziel is te lezen dat het
maken van naaktfoto’s van elkaar met een nieuwe digitale spiegelreflexcamera
onderdeel is van het minnespel dat Karl Beckmann en Gaia Frida met elkaar doen.
Op pagina 112 staat dat het toestel Beckmann een half maandloon had gekost, op
pagina 211 staat dat Beckmanns nieuwe baantje werk op een bibliotheek was. De
eerste professionele digitale camera kwam in 1991 op de markt en kostte
ongeveer € 25.000, het zou tot 1995 duren voor er betaalbare digitale camera’s
op de markt kwamen. Karl Beckmann zou wel eens tien jaar of meer jonger kunnen
zijn dan zijn schepper.
Beckmanns omgang met de Friese
bibliofiel en handelaar Jabik Lettinga bood me mogelijk beter houvast om de
gebeurtenissen uit Schepen in de nacht te
dateren. Op bladzijde 54 lezen we: Dit
collationeerwerk werd toevertrouwd aan de jongste bediende, aan hem dus, want
Jabik was met zijn achtentwintig een paar jaar ouder. Op bladzijde 57 lezen
we dat Jabik Lettinga gedurende de tweede helft van de jaren zeventig met een
volkswagenbusje door Europa was
getrokken en dat hij tijdens die tocht zijn grote liefde Sonya en haar
dochtertje Tamara had ontmoet. Voor zo’n tour door Europa heb je behalve een
auto ook een rijbewijs nodig en voor zo’n rijbewijs moet je minimaal achttien
zijn. Zou Lettinga dan de leeftijd van Eksteen hebben en was Karl Beckmann, een
paar jaar jonger immers, dan geboren rond 1960?
Een passage op pagina 52 pleit
daar echter weer tegen. Daar staat: In
Jabik herkende Karl zijn eigen hang naar die op vijftien jaar gemiste magische
tijd van Height-Ashbury en Kralingen, van liefde en wereldvrede, vrije seks
zonder AIDS, stoffen dobbelstenen bungelend aan het achteruitkijkspiegeltje,
bongo’s op de achterbank en het schip der liefde gereed om aan te vallen. Wie
eind jaren vijftig is geboren mist het popfestival van Kralingen dat in 1970
plaatsvond niet op vijftien jaar maar op vijf tot tien jaar.
Op pagina 31 vertelt Dorine
Danneels, Beckmanns Vlaamse vlam van de middelbare school dat zij eens door
Dave van Mydrecht was betrokken in een bizar bondage-avontuur. Juist toen ik een paniekschreeuw in mezelf
op voelde wellen, maakte hij één arm van me los en met een galant gebaar
verliet hij mijn huis. Een en ander had plaatsgevonden tijdens een bezoek
van Van Mydrecht aan Dorine Daneels dat was gevolgd op een gezamenlijk bezoek
aan een Waterhouse-tentoonstelling
niet lang nadat zij in hetzelfde jaar eindexamen middelbare school hadden
gedaan. Er is in het voorjaar van 2009 zo’n tentoonstelling geweest in het
Groninger Museum, maar als dat dezelfde expositie is die Dorine Daneels en Dave
van Mydrecht kort na het verlaten van de middelbare school, op de leeftijd van
pakweg twintig jaar, hebben bezocht, zou het jaar van Beckmanns
stroomversnelling moeten worden gefixeerd op 2027 en zou Schepen in de nacht een sciencefictionroman zijn in plaats van een
vormingsroman in zes tijdlijnen, zoals op het omslag staat.
Gelukkig is er in hetzelfde hoofdstuk Het
onbereikbare meisje sprake van nog een tentoonstelling. Op pagina 18 staat:
Ze waren met alle vijfde klassen naar een
tentoonstelling in Rotterdam geweest over Thracisch goud, die Karl al snel was
gaan vervelen. Op de terugweg in de trein was zijn hand onder het truitje
van Dorine Daneels verdwenen en had hij voor het eerst haar warme linkerborst
omvat. Vrijen in de trein is altijd
ingewikkeld en omslachtig, maar voor twee onhandige zeventienjarigen zonder
ervaring was het een bijna onmogelijke taak.
De tentoonstelling Het goud der Thraciërs vond plaats in het Rotterdamse museum
Boymans van Beuningen van 23 september tot 18 november 1984.
Met dit gegeven is het mogelijk
het jaar dat Karl Beckmann van Amsterdam West naar Amsterdam Oost verhuisde
vast te stellen als het jaar 2005. Digitale spiegelreflexcamera’s en personal
computers vormen nu geen obstakel meer. We weten nu dat Karl Beckman en Dorine
Daneels van 1967 zijn, Dave van Mydrecht van 1966, Dharani van 1974 en hun
dochter Deevena van 1993, Gaia Frida van 1972 (het jaar van Harvest van Neil Young, waar het nummer Words (between the lines of age) op
staat waar Gaia zo gekmakend op kan bewegen, zie pagina 136) en Penny Kors
waarschijnlijk van 1974.
En Jabik Lettinga dan, die,
zoals gezegd een paar jaar ouder is dan Karl Beckmann? Om dat rijbewijs kunnen we niet heen, zodat
hij toch ten laatste in 1960 geboren moet zijn om in 1978 met de Volkswagenbus
naar Bretagne te gaan om Sonya te ontmoeten. Iemand van eenentwintig jaar zegt
van een achtentwintigjarige niet dat die een
paar jaar ouder is. Op het moment dat Lettinga en Beckmann bij Van Bemmel
werken, studeert Karl Beckmann waarschijnlijk nog.
Een andere complicatie doet zich
voor op pagina 188: Hoe wonderlijk zaken
konden lopen bleek, toen Boris en Karl elkaar op een winderige namiddag in de
poort onder het Rijksmuseum Karl tegenkwamen. Karl was vergezeld van zijn
nieuwste, en tevens voorlaatste minnares, de oorspronkelijk afgewezen Penny, de
andere vrouw uit zijn zogenaamde latharem. Ik heb het niet over de tweede Karl die in de eerste zin waarschijnlijk
uit een eerdere versie van het manuscript is blijven staan en ook niet over de
wonderlijke insinuatie van een minnares die op Penny zou volgen, maar die in
het hele boek niet voorkomt. Het gaat me om de poort onder het Rijksmuseum. De
verhouding van Karl Beckman en Penny Kors begon en eindigde in 2005. Het
Rijksmuseum was wegens verbouwing gesloten van 2003 tot 2013. Topstukken uit de
collectie waren in die tijd te bezichtigen in een aparte vleugel. Er is aan het
begin van de verbouwing een hoop te doen geweest over de poort, het zogenaamde
fietstunneltje tussen Amsterdam Zuid en het centrum van de hoofdstad. Voor de
duur van de verbouwing was die verbinding afgesloten. Tijdelijk, als het aan de
fietsers lag, voor altijd als Wim Pijbes zijn zin kreeg.
Dat ik toch bij mijn datering
blijf en het jaar van de stroomversnelling in 2005 fixeer, komt vooral door de
laatste episode van het laatste hoofdstuk De
geleerde jongen. Die begint met de zin: Nog
maar heel pas geleden zag Karl Dave weer, maar nu op de televisie. Karl
Beckmann zag niet alleen Dave op televisie, maar ook zijn dochter Deevena: Karl wist dat zij na een studie econometrie
nu de zaken van het bedrijf Sri Deva bestierde en een hoogzwangere vrouw in
wie hij zijn ex-geliefde Gaia herkende.
In 2015 is Dave van Mydrecht
vijftig, zijn dochter tweeëntwintig, juist oud genoeg om een bachelor
econometrie te hebben afgerond en Gaia Frida drieënveertig. Dat is rijkelijk
oud om een kind te dragen, maar Zuid Duitsland ligt niet ver van Italië, en
daar schijnen heel knappe dokters te wonen.
2015 is inderdaad nog maar heel
pas geleden.
Zwanenburg, 30 juli 2015
Nico van Lieshout (http://hpblogs.nl/column/)
Nico van Lieshout (http://hpblogs.nl/column/)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten