Nog
steeds word ik door goedbedoelende mensen in mijn nabijheid voor vol aangezien.
Ze houden me nog steeds voor de avonturier die ik ooit was. Ze trachten me
scherp te houden door me te verleiden tot avontuurlijke tentoonstellingen,
grensverleggende theatervoorstellingen of experimentele concerten. Ik krijg
boeken in de hand gedrukt die ik per se moet lezen – boeken van mensen van wie
ik nog nooit gehoord heb, over onderwerpen die me op voorhand niet bijzonder lijken
te zullen boeien. Boeken die op de televisie of in het zaterdags bijvoegsel
gunstig besproken zijn door mensen van wie ik ook al nooit gehoord heb. Ik
bedank dan ook meestal zeer kordaat voor de eer met een kwinkslag en een snufje
ironie. De goedbedoelende mensen hebben namelijk een ernstige inschattingsfout
gemaakt: ik behoef niet langer voor “vol” te worden aangezien, ik ben godzijdank
een ouwe lul geworden.
In mijn
jeugd was mijn cultureel credo samen te vatten met één enkel woord: “Ontdek!” Iedereen
die klaagde dat bepaalde zaken voor hen niet bereikbaar waren en die mij
vervolgens om mijn eclectische, op het eigenzinnige en exotische gerichte smaak
een geniepig soort elitarisme verweten, riposteerde ik standaard met het hartstochtelijke
betoog dat open domein bij definitie
nooit elitair kán zijn. Wie op school of in de huiselijke kring de boot gemist
heeft waar het lastige klassieke muziek of complexe romans uit het Interbellum betreft,
kan dat slechts zichzelf verwijten en moet niet jammeren. Voor wie alsnog mee
wil doen liggen de boeken en platen klaar om ontdekt te worden, vaak slechts
voor een paar dubbeltjes op rommelmarkten en in kringloopwinkels of als leengeld
bij de bibliotheek. Zo kon en kan deze kansarme zich nog steeds een myriade aan
werelden toe-eigenen. Daar is helemaal niets elitairs aan, integendeel. Ik heb
het zelf ook zo gedaan! Wat me behaagde behield ik, maar een veelvoud heb ik
gedecideerd terzijde geworpen. Mijn mantra luidde dan: dit is duidelijk niet
voor mij gemaakt. En dat hinderde helemaal niet.
Het is
mijn hele leven een grondwet geweest dat men als cultureel mens volstrekt autonoom
dient te zijn. Uw smaak en de mijne hoeven in geen enkel opzicht op elkaar te
gelijken, maar als u tot uw conclusies gekomen bent door een levenslange
ontdekkingsreis, kan ik alleen maar u de hand schudden: ik ook. Ik heb hard
gewerkt om alles te ontdekken dat door de voorzienigheid voor mij bestemd was
en dat nu tot mijn biotoop behoort. Niet geleid door een of andere cultuurpaus,
noch door de vluchtige mode, maar door mijn eigenzinnige smaak, jong eerst,
bedaarder later, maar altijd autonoom. Hoe eclectisch die verzameling dingen
ook is (en hoe eclectisch die van u ook is), het doet er niet toe. Elke
aanvulling is een versterking gebleken van mezelf als cultureel wezen, heeft me
gedefinieerd en heeft mijn zelfwaarde verhoogd.
In de
afgelopen zestig jaar heb ik voor mezelf een kader geschapen waarbinnen zich
mijn esthetiek (en meer!) bevindt: dit ben ik. Er zijn duizenden boeken die
binnen de wereld van deze persoon passen en honderdduizenden die dat niet
doen. Ik heb van die longlist nog lang niet alles gelezen, verheug me erop dat
zo dadelijk te gaan doen als dit stukje af is. Er zijn
tienduizenden stukken muziek die binnen de wereld van deze persoon passen,
miljoenen evenwel die dat niet doen. Terwijl ik dit stukje typ hoor ik één van
de tienduizenden platen die bij me passen. Ik kende de muziek niet, herkende
haar donders goed.
Begrijpt
men dat ik rijk ben? Ik heb alles wat ik mogelijkerwijs wil hebben en dat is
al teveel om nog voor mijn dood te beluisteren, te lezen, te bezichtigen. De
schatkamer is vol. Er kan niets meer bij, ik heb genoeg. Het klopt allemaal. Want weet u: ik ben
een rentenier. Ik ben een culturele rentenier.