maandag 24 oktober 2022

Aquarium



Ik had in mijn leven drie keer het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck gezien. De eerste twee keren gedurende mijn Wanderjahre (1978 en 1982) en een paar jaar later een keer met mijn ouders. Sedertdien was ik nog wel enige malen in de buurt geweest van het kunstwerk, een keer stond ik zelfs op het plein van de Sint Baafskathedraal, maar van een intensieve en intieme vervolgafspraak was het niet meer gekomen. Deze keer, gedurende een verblijf van een week in Vlaanderen zou ik het stuk eindelijk weer terugzien, na ongeveer vijfendertig jaar.

Het Vlaams kent een mooi woord dat ik graag in de mond neem: verkleutering. De tendens om alles zodanig simpel te maken dat de grootste onnozelaar het nog een beetje snapt, maar waardoor juist de essentie (die bij definitie een niveautje hoger ligt dan het direct snapbare) verloren gaat. Een gevaarlijke versimpeling dus van het leven. Niet alleen de politiek gaat aan verkleutering ten onder maar het hele maatschappelijk debat, inclusief de cultuur. Ik zie het met lede ogen gebeuren, zucht eens diep en benijd de jonge mensen van nu bepaald niet. Meestal erger ik mij aan die verkleutering slechts vanaf een afstandje zonder dat ik me direct aangesproken voel - ik ben ondertussen heel handig geworden in het mezelf afschermen van alles wat me niet bevalt. Maar soms ontkom je er niet aan en dat was nu het geval, in Gent, in de Sint Baafs.

Sedert enige tijd is de kerk in twee delen gesplitst: een vrij toegankelijk gedeelte en daarvan afgescheiden het koor en de crypte, waar je voor 14 euro in mocht om het veelluik te bezichtigen. Voor een paar euro meer konden we het Lam Gods ook nog eens beleven in Augmented Reality. Voor mij hoeven die nieuwerwetse fratsen niet, maar de reisgenote leek het wel aardig dus vooruit maar. Voordat ik het doorhad liep ik rond met een ding op mijn hoofd en gidste een sprekende kookpot me door de gewelven van de kerk. Een kookpot die, ondanks dat we niet formeel aan elkaar voorgesteld waren, meteen begon mij te tutoyeren.

Animaties die in subtiliteit vooral deden denken aan de onbeholpen grafische computerspelletjes uit het midden van de negentiger jaren legden uit ten eerste hoe de kerk ontstaan was uit een onooglijk Romaans kerkje dat via afbraak en uitbreiding telkens groter en belangrijker werd, ten tweede hoe twee houterig geanimeerde gebroeders van Eyck hun meesterwerk vervaardigd hadden en ten derde hoe in de loop der eeuwen met het altaarstuk gesold is, door particulieren, boeven en nazi’s. Het stuk behoorde bij de onderhandelingseisen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog en de Duitsers hebben het terug moeten geven. Als laatste zagen we hoe (ook weer geanimeerde) restauratoren het schilderij onder handen namen en bijvoorbeeld het lam zelve een geheel ander gezicht gegeven hebben. 

Dit was allemaal leuk en aardig, maar uiteraard wist ik het overgrote deel hiervan al wel, zodat ik geregeld mijn augmented reality kon uitzetten om met echte ogen naar echte dingen te kunnen kijken. Want ik was nog niet eerder in de 13e-eeuwse crypte geweest, die tamelijk eenvoudig gebleven was. Witgepleisterde muren, hier en daar opengewerkt om niet zo vreselijk oude, maar wel heel primitieve muurschilderingen te tonen.

Nadat we onze headgear weer hadden ingeleverd gingen we naar boven, naar het koor. Daar, in de diverse kapellen stond en hing van alles, het ene wel, het andere niet de moeite waard. Maar het ging uiteindelijk om die ene kapel, die je al van verre kon herkennen door de relatieve drukte er omheen.

Op 6 mei 1432 werd het veelluik voor het eerst opgesteld in de kapel van Joos Vijd en Elisabeth Borluut, twee vooraanstaande inwoners van Gent. In 1986 verhuisde het stuk naar de Villakapel. Tegen beter weten in bereidde ik me voor op de ontroering van vroeger, waar ik de laatste jaren zo naar op zoek ben, maar die kwam niet. We betraden de kapel en daar hing dan het arme ding, ontdaan van iedere uitstraling, gevangen in een aquarium van glas en zwarte, metalen kozijnen. Betalend publiek dromde om de glazen ombouw heen en belemmerde systematisch het zicht.

Gelukkig had niemand door dat je ook de achterkant kon bekijken, dus enige momenten van rust en intimiteit had ik wel, daar in de schemering tussen de gordijnen, maar het was bij lange na niet genoeg om enigerlei gevoel te krijgen. Niet alleen voelde ik geen ontroering, het geheel stond me zelfs tegen. Het Lam Gods was geen kunstwerk meer, maar was een ding geworden. Zoals een abri, een paspop, een bankstel een ding is. Een van al zijn mogelijke persoonlijkheid ontdaan object.

Natuurlijk had ik dit allemaal van tevoren kunnen weten, en echt teleurgesteld was ik dan ook niet, maar ik heb toch nog lang nagedacht over onze tijd die, om Oscar Wilde te parafraseren, wel overal de prijs van kent, maar nergens de waarde van.

En dan stond ik ook nog eens helemaal droog, dus ik kon me na afloop niet eens vastklampen aan een glaasje sterke drank.

vrijdag 16 september 2022

Een beetje Heine achterna

Marktplatz, Goslar
Een van de dingen die je doet als je in de Harz bent, is Heinrich Heine’s Harzreise herlezen en de plaatsen bezoeken die hij vermeldt. Dat is ons maar ten dele gelukt. Mede door de droogte.

Het korte reisverslag van Heine uit 1824 zit vol met studentikoze blague en spotternij. Als een ware iconoclast maakt hij korte metten met de haast heilig verklaarde hoogwaardigheidsbekleders van zijn land. Keizer en kerk krijgen veeg na veeg uit de pan: “die Standbilder deutscher Kaiser, räucherig schwarz und zum Teil vergoldet, in der einen Hand das Scepter, in der andern die Weltkugel; sehen aus wie gebratene Universitätspedelle.” Slechts de eerlijke, arme landslieden, mijnwerkers en arbeiders komen er goed vanaf. Ook zichzelf belangrijk vindende stadjes moeten het ontgelden. Over Goslar schijft hij: “Der Name Goslar klingt so erfreulich, und es knüpfen sich daran so viele uralte Kaisererinnerungen, daß ich eine imposante, stattliche Stadt erwartete. Aber so geht es, wenn man die Berühmten in der Nähe besieht! Ich fand ein Nest mit meistens schmalen, labyrinthisch krummen Straßen, allwo mittendurch ein kleines Wasser, wahrscheinlich die Gose, fließt, verfallen und dumpfig, und ein Pflaster, so holprig wie Berliner Hexameter.” Wat Heine precies bedoelt met die Berlijnse hexameters, daarover zijn de tekstbezorgers het niet met elkaar eens, maar niettemin werkt het komische beeld uitstekend!
Heine smaalt verder: het eten is meestal slecht, de herbergkamers vuil en vol ongedierte, soms is hij blij verrast als een tafelgenoot een tijdje zijn bek weet te houden. Nee, zachtzinnig is Duitslands meest controversiële romantische dichter bepaald niet. Alleen in zijn lange verzen die het verslag doorspekken kan Heine met vele tedere verkleinwoordjes een zachte, ja sentimentele indruk maken.
 

Jugendstil (foto Raymond Faure)
Het Goslar dat wij aantroffen was niet meer zo doorkruist door smalle steegjes. Er was ruimte in de stad ontstaan, zonder dat de Tweede Wereldoorlog erg veel schade had aangericht. Bij een vergelijkbare stad als Halberstadt kan men de invloed van de oorlog en vervolgens ruim vijfendertig jaar communistische wederopbouw bespeuren door een zakelijke maar matte nieuwbouw.Wat je wel veel aantreft in Goslar is laat negentiende-eeuwse nieuwbouw: een geheimzinnige mengeling van Saksische vakwerkbouw en een soort sentimentele Jugendstil. Mooi, maar wel een beetje mal. 

Natuurlijk wilden we vervolgens ook de Brocken beklimmen, met ruim 1100 meter de hoogste top in het Harzgebergte en ook het hoogtepunt van Heine’s wandeltocht, maar door de aanhoudende droogte was die een prooi geworden van een hardnekkige bosbrand. De hele dag door berichtte de NDR radio over de blusacties en de verkeersinformatie verklaarde de berg en omgeving tot verboden gebied. Boven Goslar zagen we de hoekige, gele blusvliegtuigjes langs scheren.

Meer in het oosten, voorbij de historische grens tussen Bondsrepubliek en DDR ligt Halberstadt. Zo ongeschonden als Goslar door de Tweede Wereldoorlog is heen gekomen, zo zwaar heeft Halberstadt het moeten ontgelden. In 1944 en 1945 heeft de stad tien luchtaanvallen doorstaan van de 8th US Air Force. Een tapijtbombardement met bijna 600 ton aan springtuig op 8 april 1945, ter voorbereiding van de intocht der Amerikaanse grondtroepen legde de historische binnenstad voor 82% in puin. In totaal hebben de tien bombardementen tussen de 2000 en 3000 mensenlevens gekost.

Martinikirche, Hochaltar
Wat nu Halberstadt genoemd wordt is dan ook een vreemde combinatie van middeleeuwse bouwstijlen en veel wederopbouw volgens de socialistische no-nonsens idealen van weleer. De mooiste kerk vonden wij de St. Martinikirche, gebouwd tussen 1250 en 1350. Deze en de twee andere grote kerken van de stad leden ook veel schade door de bombardementen, maar bleven wel overeind. De Martinikerk werd mede door inzamelingen in de 50er jaren onder leiding van de uit Halberstadt afkomstige architect Walter Bolze herbouwd. En goed!
Het oog wordt direct aangetrokken door een overdadig barok hoogaltaar, gebouwd in 1696 door Thiele Zimmermann, en een beroemd monumentaal orgel gebouwd door David Beck in 1592-1596. In tegenstelling tot andere Christlich Evangelische (dat wil zeggen: Lutherse) kerken in de buurt was deze niet helemaal dichtgeplamuurd tot er een kale wachtkamer ontstond, zoals gebeurd was in de 1000 jaar oude Liebfraukirche, waarvan alleen de Kruisgang iets van zijn ouderdom prijsgeeft. We dwaalden nog een tijdje over de oerlelijke pleinen van de stad en wilden ook nog even langs het Burchardi Kloster gaan, waar John Cage’s 639 jaar durende orgelstuk As Slow As Possible wordt uitgevoerd, maar helaas: op maandag gesloten. Eerst de Brocken, nu dit!

Quedlinburg
Niet vreselijk gedesillusioneerd trokken we vervolgens verder naar het iets zuidelijker gelegen stadje Quedlinburg, aan de voet van alweer het Harzgebergte. Vrij snel kwamen we erachter dat we hier in een zogenaamde tourist trap terechtgekomen waren. Straat na straat, steeg na steeg, plein na plein was in oorspronkelijke staat gebleven, vakwerkhuis na vakwerkhuis, zover de blik reikte. Groepen toeristen, al dan niet in koetsen of neptreinen doorkruisten het stadje en al vrij snel gingen we weer verder, een beetje verveeld zelfs. De Saksische vakwerkhuizen drukken wel heel erg hun stempel op het land. In eerste instantie waren we verrukt door de zeer typerende en gezellig ouderwetse aanblik, maar allengs raakten we een beetje beklemd door die kille deken van vrome naargeestigheid die de strenge, protestantse bouwwerkjes over de stad legden, hoe zonnig het ook mocht zijn, hoe blauw de lucht en hoe fris de bomen en struiken ook waren. Ik hoef in ieder geval een poosje geen Saksische oudheden meer te zien. Gelukkig zijn onze volgende reisdoelen Brugge, Knokke en Gent!








dinsdag 13 september 2022

Droog

de binnenplaats
de binnenplaats
Onder Hannover ging plotseling mijn hart tekeer als vanouds. Ik wist meteen: dit gaat een droog reisje worden, want hartritmestoornissen en alcohol verdragen elkaar bar slecht. 

In mijn ervaring is het vervelendste van niet drinken niet zozeer hoe ik er zelf mee om weet te gaan: ik drink überhaupt nog maar amper. Hoewel ik een gulzig mens ben, heb ik nooit veel talent gehad voor verslaving. In 2000, toen ik mijn vriendin en kind verlaten moest, hield ik plotseling op met roken. Het was een doordeweekse dag in augustus, er was geen directe aanleiding geweest. ‘Ik ben niet gestopt met roken’, placht ik kwink te slaan, ‘roken is met mij gestopt.’ Nee, het grote probleem zit hem in hoe de buitenwereld het geval aan tracht te pakken. Zozeer is de drank een vast onderdeel van iedere denkbare culinaire en sociale rite, dat je merkt hoe weinig men in het algemeen zijn gedachten laat gaan over de alternatieven. De blauwe, alcoholvrije welkomstcocktail bijvoorbeeld in ons hotel deed me nog het meest denken aan desinfecterend mondwater. Alleen de ijsblokjes waren lekker en in het benauwde weer zeer welkom, laat ik het daarbij houden.

Het middeleeuwse bouwwerk waar we verbleven wordt weliswaar statig een Wasserschloß genoemd, maar net als ik stond het bouwwerk geheel droog. De slotgracht was veranderd in een plantsoen en van muggen was dan ook niets te bekennen. We keken uit over een weelderig bos van slechts enkele hectaren groot, een oase met struisvogelfarm middenin eindeloze, glooiende beige akkers waar de oogst juist binnengehaald was. Verderop maalden de windturbines.

De Burg Westerburg vindt men aan de Straße der Romanik in Sachsen-Anhalt, en geldt als de oudste waterburcht van Duitsland. Er is een grote kans op verwarring, want er bestaat ook een Schloß Westenburg in het Westerwald (Nordrhein-Westfalen), waar op heden onder andere een tandartsenpraktijk gevestigd is.

Karel de Grote liet in het vierde kwart van 8e eeuw de Burg als militaire buitenpost optrekken met twee slotgrachten: één met een diameter van ongeveer 300, de binnenste met een diameter van ongeveer 70 meter, die later de feitelijke gebouwen van het complex zou gaan omsingelen. Toen wij er verbleven waren beide grachten, zoals gezegd, nagenoeg droog.

de Bergfried
Het oudste deel van het slot is een versterkte toren, een donjon, in het Duits Bergfried genaamd, uit 970, geheel overwoekerd door in de herfst fel rood kleurende klimop. In de vele eeuwen die op de bouw van de toren volgden werd er van alles aangebouwd, ogenschijnlijk zonder zichtbaar plan, totdat een grote, arenavormige, ommuurde en dubbel omwaterde binnenplaats ontstaan was.

In de woelige Duitse geschiedenis is er natuurlijk van alles gebeurd met dit bouwwerk, himmelhoch jauchzend bis zum Tode betrübt. In de DDR-tijd diende het complex als een verzamelplaats van allerlei instellingen: van dierenstallen tot een kinderartspraktijk. Na de eenwording werd de gedeeltelijke ruïne aangekocht en grootscheeps omgebouwd tot het huidige spa-hotel, opdat wij ons vanuit Haarlem als enige Niederländer daar achter de metersdikke muren konden gaan verschansen, samen met wat kleine huismuisjes.

Het gebouw was volgepropt met spiegels, harnassen, glas-in-lood, commodes en banken, eerder oud dan antiek. De talloze muren waren volgehangen met wapens, gravures en geweien. De keuken was fantasieloos, beperkt en onsubtiel. De wijn, zo verzekerde mij de niet-droge metgezellin, was uitstekend.

volgepropt
Er was in het hotel een gezelschap van dertig personen uit Braunschweig neergestreken dat op hei-sessie was, met een zelfingenomen baas die rondliep en tijdens de gemeenschappelijke avondmaaltijd zijn ondergeschikten dwong de diverse activiteiten van die dag leuk te hebben gevonden: boogschieten, puzzeltocht, escape room. De volgende dag was het hele stel naar een van de vergaderzalen gesommeerd voor quality time met laptops en flipboard. Terwijl Dieter en Helga en Rudiger collectief aan het uitvogelen waren hoe zij hun waarde voor de zaak konden vergroten dompelden wij ons onder in het surrealistische zwembad dat het hotel ook te bieden had, met jacuzzi en Gegenstrom en dat we geheel voor onszelf hadden. Dat was een vreemde ontsnapping uit de wat kunstmatige 19e-eeuwse sfeer die elders in stand gehouden werd, maar niet onwelkom want het was een drukkend warme Altweibersommer en we werden snel moe van het bezoeken van romantische stadjes in de omgeving.