Als een soort uitvloeisel van de reis naar
Portugal die we eerder dit jaar gemaakt hadden, heb ik nu ook Nachtzug nach Lissabon van Pascal
Mercier gelezen. In de reisbagage had de Nederlandse vertaling gezeten, maar
daar kwam ik na enige tientallen pagina’s niet meer doorheen. Duits is een taal
waarin het verschijnsel van de Tante Betje, naar ik begrepen heb, grammaticaal
is, en dus (zo’n formele zeikerd ben ik!) niet af te keuren, maar een één op
één vertaling van deze pekelzondes tegen de grammaticale logica doet het
Nederlands beslist geen goed. De zin die me uiteindelijk deed afhaken ging
zoiets als: “In de lift drukte hij op de knop, liep de gang in en opende zijn
kamerdeur.”
Daarna heeft het nog een tijdje geduurd voordat ik de Duitse versie gevonden had – vreemd toch: buiten Zandvoort en Schiermonnikoog zijn de Nederlandse boekwinkels, zelfs de “betere”, wel heel schaars voorzien van literatuur in de taal van ons buurland.
Enfin, uiteindelijk had ik het boek te pakken,
en na een dergelijke voorgeschiedenis probeer je er alles aan te doen om een
optimale verbinding met het werk te verkrijgen. Maar dat viel niet mee.
De roman is geschreven door een Zwitserse
filosoof, Peter Bieri. Het is me niet helemaal duidelijk waarom hij, een
Duitstalige Zwitser, een Franstalig pseudoniem gekozen heeft. Tijdens lezing
bleef ik steeds maar denken dat de roman ook min of meer door twee personen
geschreven is: de romancier Pascal Mercier was verantwoordelijk voor het
verhaal, de filosoof Bieri voor de inhoud en de hier en daar wat duistere
fragmenten zogenaamd uit het Portugees vertaald.
Na een tomeloos begin, dat hongerig maakte
naar meer, geraakte het verhaal in telkens rustiger achterwater, totdat er geen
zichtbare beweging meer vast te stellen viel.
Het verhaal zal de meeste mensen wel bekend
zijn: de Berner leraar klassieke talen Raimund Gregorius (“Mundus”) loopt
toevallig een vrouw tegen het lijf die misschien zelfmoord wil plegen. Mundus
redt haar (of niet? Wil ze wel zelfmoord plegen?) en neemt haar mee naar de
school waar hij les geeft. Zij schrijft met viltstift een telefoonnummer op
zijn voorhoofd, dat hij gedurende de les tot verbijstering van zijn leerlingen
niet weghaalt. De vrouw verdwijnt, en gegrepen door de klank van haar taal, português, koopt Mundus bij een
antiquariaat een boekje van een zekere Amadeu Inácio de Almeida Prado met
duistere teksten in die taal. Hij laat zijn klas in de steek, koopt een
enkeltje Lissabon, stapt in de nachttrein en gaat de dertig jaar eerder
gestorven auteur van het boekje zoeken. We zijn veertig bladzijden ver, de
sfeer is mooi neergezet, het aantal gepresenteerde mysteries ter ontrafeling is
fijn groot, en we gaan er eens lekker voor zitten. Maar op dat moment schakelt
Mercier twee versnellingen terug, en vangt er een schier eindeloos kabbelend getuf aan. De taal van het boek is mooi genoeg, verzorgd, misschien
wel een beetje erg bedaard en plechtig, en hier en daar bewust anachronistisch gehouden, maar
al spoedig begint het volstrekte ontbreken van een plotachtige ontwikkeling mij
te hinderen. Achtereenvolgens ontmoet Mundus de personen die in het leven van Prado een rol gespeeld hebben en wint hun vertrouwen: de zusters, de
schoolvriend Jorge O’Kelly, een kameraad uit het verzet genaamd João Eça, diverse
vrouwen uit Prado’s leven en zelfs een stokoude leraar krijgt hij te spreken.
Op deze manier verkrijgt Mundus op den duur weliswaar een tamelijk volledig
beeld van de schrijver (en indirect wij dus van Mundus), maar het spel wordt
steeds meer een schimmenspel en de stad waar dit alles plaatsvindt wordt ook
nooit meer dan een schim: een bijna generiek decor voor innerlijke handelingen dat
nooit werkelijk tot kleur komt. Lissabon is geen kleurrijke stad, dat is waar,
maar wordt in deze roman in zulke mate niet
beschreven, dat het verhaal net zo goed in een andere grote stad met een
geschiedenis van totalitaire dictatuur had kunnen spelen: München, Athene,
Rome, Leningrad.
Uiteindelijk, wanneer hij zoveel mogelijk over
Prado te weten is gekomen, en bij hemzelf een ziektebeeld de kop opsteekt van
duizeligheden (Prado is aan een aneurysma gestorven), gaat Mundus weer terug
naar Bern. En daarmee is de roman na vijfhonderd pagina’s plotseling afgelopen.
Zal hij naar Lissabon terugkeren? Zal hij überhaupt blijven leven? Het is aan
ons om dat in te vullen.
De vrouw uit het begin komt in het geheel niet meer ter
sprake, het telefoonnummer waar, als een soort teaser, in de roman nog wel een
paar keer aan wordt gerefereerd, wordt nooit gebeld. Misschien is dit een vorm
van post-modernisme, maar ik vind het simpelweg een plotfout en stoor me er mateloos
aan.
Waar gaat het boek nu uiteindelijk over? Goede
vraag. Het korte antwoord, denk ik, is: De belofte van
het leven, het maakbare leven, bij uitzondering wel, meestal echter niet waargemaakt.
Prado’s door Bieri bedachte boekje, dat gedurende het hele verhaal als een
soort leidraad voor Mundus’ handelen dient, bevat een aantal filosofisch-essayistische
prozagedichten, die niet alleen doen denken aan een andere eenzame Portugees: Fernando
Pessoa, maar ook wel een beetje aan het precieuze, wollige schrijven van Bieri’s
land- en taalgenoot Hermann Hesse. De thematiek ervan is evenzeer terug te voeren
op het filosofische werk dat de hoogleraar Bieri zelf verricht heeft: onderzoekingen
naar de vrije wil, en de filosofie van de psychologie. De hoofdpersoon van de
roman is dus uiteindelijk niet Mundus Gregorius, niet Amadeu de Prado, zeker niet
Pascal Mercier, maar Peter Bieri, de filosoof, de subtiele, esthetische, postmoderne denker
in tinten wit.
Bij het lezen had ik steeds het gevoel dat we
hier nog wel eens een literaire stripversie van te zien zullen krijgen, met
veel gewandel door fauvistisch pastelgetinte, norse en nevelige straten, en met
een overvloed aan monologue intérieur.
Of toch een verfilming, misschien? Welnu, een
bezoekje aan de Internet Movie Database onthulde dat de verfilming blijkbaar
aanstaande is. Met Jeremy Irons in de rol van Mundus en, als ik het tenminste goed
begrepen heb, Venessa Redgrave in de rol van Prado’s oudere zuster. Christpher
Lee en Bruno Ganz worden ook aangekondigd, vast en zeker als Jorge O’Kelly en
João Eça. Ga ik naar die film? Tja, ’t is onvermijdelijk bijna, met zo’n mooie,
door Joost Swarte ontworpen Filmschuur
in de stad.