De laatste tijd is er een hernieuwde discussie losgebarsten
rond het al te gemakkelijk verstrekken aan patiënten van antidepressiva door
huisartsen en zielkundigen. Niemand verwoordt zijn bezwaren zo fel als de Deense
internist Peter Gøtzsche. Hij noemt antidepressiva (en vele andere medicijnen)
zelfs dodelijk en schrijft boeken over de mafia-achtige onderwereld van Big
Pharma. Hij betoogt dat psychiaters door de industrie onder druk worden gezet
om dodelijke pillen voor te schrijven die niet werken, omdat de
gediagnosticeerde ‘geestesziektes’ volgens hem niet bestaan.
Vanzelfsprekend krijgt hij ook weer veel kritiek op zijn
stevige uitspraken. Hem wordt angst zaaien verweten om de verkoop van zijn
sensationele boeken te bevorderen. Ook lijkt hij met zijn nogal paranoïde
klinkende antipsychiatrie (People that fuck with your brain) ruimschoots binnen het
spectrum te vallen van complotdenkers en anti-science lobbyisten, zoals
bijvoorbeeld de anti-vaccers, een groep die, niet gesteund door degelijk
wetenschappelijk onderzoek, betoogt dat kinderen autistisch zouden worden van
vaccinatie. Hun invloed is schadelijk en heeft al uitbraken van rode hond en
mazelen veroorzaakt, ziektes die helemaal niet onschuldig zijn. Gøtzsche’s
achtergrond is veel wetenschappelijker dan die van de anti-vaccers, maar
niettemin heeft zijn kruistocht de schijn van fanatisme en verdwazing op zich
geladen.
Het is mij als leek niet duidelijk hoe wetenschappelijk of
anti-wetenschappelijk Gøtzsche’s uitspraken zijn. Hij is echter wel bezig met
een botte bijl en moet rekening houden met bijschade, want net als kinderen
vormen depressieve jongeren en volwassenen een zeer kwetsbare patiëntengroep.
Het aanwakkeren van een massahysterie betreffende hun medicatie kan heel
gevaarlijk zijn.
Er zal heus wel een kern van waarheid steken in zijn
beoordeling van de farmaceutische industrie, maar tegelijk kan ik, zonder er al
te dramatisch over te willen doen, met stelligheid zeggen dat in de periode
1999-2000 een jaar lang Seroxat slikken mij enorm heeft geholpen en misschien
zelfs mijn leven gered heeft.
Ik wees op dat moment het leven af, ik was bang om mijn bed
te verlaten, ik ontwierp strategieën om me te vervreemden van mijn omgeving,
mijn vrienden en mijn kind. Ik huilde de hele dag. Overwoog drie keer per
etmaal me van de trap te laten vallen. Van een gezonde honderdvijf kilo viel ik
af naar ongeveer tachtig, wat voor een twee meter lange man van veertig
ziekelijk mager is. De huisarts dacht niet lang na, en schreef meteen een
recept voor Seroxat uit. ‘Pas wel op, dit kan de rijvaardigheid beïnvloeden en
je kunt er impotent van worden.’ ‘Geen bezwaar,’ antwoordde ik, ‘ik doe niet
aan autorijden. Noch voorlopig aan seks, als het aan mij ligt.’ Ik merkte
helemaal niets van de wonderpilletjes, maar dat schijnt nu juist de bedoeling
te zijn. De serotonineregeling in mijn hersenen normaliseerde. Na verloop van
tijd werd de wanhoop merkbaar minder en kon ik genoeg energie vinden om naar
nieuwe woonruimte te gaan zoeken. Want weg moest ik. Weg!
Ik verliet Leiden en kwam in mijn eentje te wonen in Den
Haag, in de befaamde Zwarte Madonna van Carel Weeber. Ik stopte met roken, ontdekte een goedkope slijter
in de Spuihof alsook de voedselafdeling van Marks & Spencer en binnen een jaar
woog ik honderdtwintig kilo en was ik weer redelijk tevreden. Nu weeg ik terug
honderdvijf kilo en ben ik nog iets tevredener. Zo zie je maar.