woensdag 14 juli 2021

Herlezen: Frederick Rolfe - Hadrian VII

Ik denk dat ieder van ons er wel eens van gedroomd heeft hoe het zou zijn om zomaar, plotseling in een positie van macht te geraken: gevraagd te worden als CEO van een wereldomspannend techbedrijf, een erfenis van enige miljarden te ontvangen, of een kroonprins van een belangrijk land te blijken te zijn. 
Fr. Rolfe, door hemzelf zo geschreven liever dan voluit, om met de gebruikte afkorting een positie in de katholieke kerk te suggereren, had een dergelijke droom ook. 

Frederick William Rolfe leefde van 1860 tot 1913. Zijn leven was moeilijk, niet in het minst door zijn eigen allesoverheersende neiging tot compromisloos ruzie maken. Hij trad officieel toe tot de katholieke kerk toen hij 26 was. Hij ondernam een aantal pogingen om het priesterschap te bereiken, maar hij werd het seminarie uitgejaagd en zette zijn ruzieachtige leven voort als schrijver van semi-autobiografische romans. Er deden de wildste verhalen over hem de ronde, hij zou homoseksueel en pedofiel zijn, maar tegelijk heerst er in brede kring een gevoel dat toen deze onmogelijke man uiteindelijk stierf, verbitterd, eenzaam en straatarm in Venetië, hij dat deed als een onbeminde maagd. 

Zijn bekendste roman is Hadrian VII uit 1904, het relaas van een querulante Engelse broodschrijver genaamd George Arthur Rose die volkomen onverwacht uitgenodigd wordt om paus te worden. Een vreemd boek, alleen al door deze premisse, maar zeker ook door de merkwaardige schrijfstijl, die algemeen tot de Decadentie gerekend wordt. Neologismen, latinismen en graecismen doorspekken het proza. Heel pedant detail: vanaf het exacte moment dat Rose tot Paus gekroond is, wordt aan hem met hoofdletters gerefereerd: het wordt He, Him en His, ook midden in een zin. 

Het is een zelfportret geworden natuurlijk, zij het zwaar geïdealiseerd. George Arthurs Rose is een geperfectioneerde uitvoering van Frederick William Rolfe en wordt met onverholen bewondering (aanbidding welhaast) beschreven. Het is een zeer ijdel boek over een man die juist alle ijdelheid beweert af te wijzen. De lezer ontwikkelt al spoedig een immense hekel aan deze zelfingenomen kwast, beschreven door een zelfverliefde kwezel.

Het boek biedt een breed inzicht in de onderliggende machinerieën van de Katholieke kerk zoals die was rond 1900.  
George Rose de Paus wordt een progressieve kerkvorst, die eenvoud en armoede predikt en alle rijkdom van de kerk verkoopt om met het geld goed te doen. Die zijn eigen sigaretten rolt die hij ketting rookt, die getalenteerde mannen die het verdienen met fortuinen overlaadt en knoeiers heen stuurt. Maar tegelijkertijd is hij een uiterst reactionaire, misogyne politicus, die ook nog even en passant de wereld verdeelt in heersersvolken en onderrassen. Hij laat Duitsland allerlei Balkanstaatjes annexeren en moedigt Engeland aan de Afrikaanse en Aziatische rassen onder haar hoede te nemen. Dramatische handeling wordt bij herhaling geheel stopgezet voor het geven van een soort “college”. Het is in alle opzichten een ideeënroman, wat men ook vinde van die ideeën. 

Dit kan allemaal niet goed gaan, natuurlijk. Nadat Rose tot mijn verbazing wel degelijk het Roomse establishment voor zich heeft weten te winnen, blijft hij problemen houden met slechte kennissen van vroeger (Liblabs ofte wel socialisten), die hem eerst trachten te chanteren, maar uiteindelijk overgaan tot moord. Zelden heb ik een dramatische climax zo laconiek af zien doen als de moord op de Paus. Eén regeltje was voor Rolfe voldoende, haast alsof hij plotseling tot de ontdekking was gekomen nog maar twee vel papier over te hebben.

Waarom in vredesnaam dit boek? Ik hoor het de lezer denken. Laat ik vooropstellen dat veel van wat ik in mijn jeugd las, door het werk van het schrijverscollectief Joyce & Co. (Geerten Meijsing en Kees Snel hoofdzakelijk) onder mijn aandacht gebracht was. Werd iets door deze heren gesanctioneerd, dan moest het wel goed zijn. Hadrian VII las ik veertig jaar geleden in hun vertaling. 
Maar de vraag blijft: waarom? Ook bij herlezing heb ik hier en daar toch weer luid geschaterd. Rolfe was namelijk een buitengewoon geestig schrijver. Hij was sarcastisch, bont, pedant, decadent, idiosyncratisch en excentriek. Hadrian VII is een curiosum van de eerste orde. Ik heb het met veel plezier herlezen, maar durf het niettemin niemand aan te raden. Zo gaat dat met geheime liefdes…