Er zijn meer plaatsen die
Vathi heten. Verspreid over de diverse Griekse eilanden zijn er zes te
bezoeken. De naam komt van het Oudgriekse Βαθύς, wat “diep” betekent. Meestal
zijn het heel diep en veilig in een baai gelegen havenplaatsen, goed beschermd tegen
de onvoorspelbare luimen van de zee. De Georgische havenstad Batumi heeft
dezelfde etymologie.
Vathi op Ithaca ligt dubbel
beschermd. Van noordoost naar zuidwest ploegt een diepe baai zich door het
merkwaardig gevormde eiland heen en halverwege staat haaks erop een al even
diepe van noordwest naar zuidoost lopende baai. Aan de basis van die baai ligt
de hoofdstad van het eiland, dubbel veilig voor de grillen van de zee. Niet
veilig voor de grillen van de aarde, evenwel: op 12 augustus 1953 trof de grote
Kefalonische aardbeving met een
kracht van 7,2 op de schaal van Richter de Ionische eilanden. Kefalonia zelf
steeg 60 cm omhoog. Van de hoofdstad van het naastgelegen eiland Zakynthos
stonden nog twee gebouwen overeind en ook heel Vathi werd verwoest. Het is
seismisch een van de meest actieve gebieden ter wereld. Tijdens ons verblijf
van drie weken is er op Kefalonia een lichte beving geregistreerd waar wij
helaas niets van hebben gemerkt. Dat die zogenaamde “luie Grieken” wel van aanpakken
weten, blijkt uit foto’s van 1955 die we in het Maritiem- en Volksmuseum zagen,
waarop een alweer heel behoorlijk wederopgebouwde stad te zien is.
Ter voorbereiding van de reis
had ik het in 1990 verschenen boek van zeiler, amateurclassicus en Leidse
oud-burgemeester Cees Goekoop gelezen, getiteld Op zoek naar Ithaka. Hoewel zijn onderzoekingen, en die van vele
andere serieuze historici en archeologen, fringe-historians,
amateurspeurders en regelrechte malloten met zeer grote waarschijnlijkheid het
legendarische koninkrijk van Odysseus nu juist niet situeren op het eiland
Ithaca, trekt de plaatselijke bevolking zich daar (volkomen terecht, m.i.)
niets van aan. Iedere tweede straat, restaurant, kafeneon of bergtop in Ithaca
heet Odysseus, Pinilopi, Telemachos of Nausika.
Wij hebben een appartement
geboekt aan de noordoosthelling van de baai van Vathi, met een uitzicht als
vanaf de loge in een amfitheater. Dat we voor dat voorrecht dagelijks een ruw
trappenpad af en op moeten gaan van tussen de 108 en 114 treden (het hangt ervan
af hoe je telt), nemen we maar op de koop toe. Dat het er vergeven is van die
kleine, geluidloze en ook bij daglicht toeslaande subtropische muggetjes ook.
Tropendeet ruikt niet erg aangenaam maar is wel afdoende. Eén dag vergeten te
spuiten en je hebt er tien bulten bij!
We kijken uit over een
dagelijks wisselende vlootschouw, variërend van groepen flottieljeszeilers tot
de intimiderende, vele miljoenen kostende, op de allerhipste supersportschoenen
gelijkende luxe motorjachten van de Russische oligarchen. De hele stad is
ingericht op die vloot plezierschepen, maar een taxichauffeur vertelde ons dat
hij toch veel liever de echte toeristen heeft, want hoewel de zeilers vaak
eenmalig een grootscheeps drinkgelag aan willen richten bij één van de
tavernes, mieteren ze vervolgens weer op, zonder hun schier onuitputtelijke
voorraden aan boord aan te hebben gevuld, terwijl wij landlubbers geregeld de
plaatselijke middenstand bezoeken. En dat, legde de chauffeur uit, zet veel
meer zoden aan de dijk.
Rechts in het uitzicht vanaf
ons terras ligt een klein en duidelijk kunstmatig eilandje. Lazareto oogt
lieflijk nu, maar ooit was het een grimmig quarantaine-eilandje midden in de
baai met hoge muren en norse transen. Schepelingen moesten er veertig dagen
verblijven voordat ze aan land mochten. Later werd het een gevangenis.
Uiteindelijk werd alles op een kapelletje na gesloopt en nu is dit dé
trouwlocatie voor Griekse stelletjes, zoiets als Kasteel de Haar in Nederland.
(Wordt vervolgd)