De
grootste structuur in het hele heelal
De grootste structuur in het hele heelal
drijft hier lui in het slootje langs het
huis.
Hoe dat kan? Ik snap er ook niets van –
het
schijnt iets met het licht van doen te
hebben,
hoe de schaduw van een zieke els een
floers
van zacht en zangerig onbegrip in het
veelal
rimpelloos blijvende, duistere water van
die sloot
geniepig injecteert. Hoe dan ook, ’t is
niet pluis.
Waar sterrenstelsels een haast
verwaarloosbaar
klein menigtetje vormen, gravitas
suggereren
die er niet is, daar maken slootvlooien
werk
van het echte licht, en schaduwen dansen
dankbaar.
“The knack of flying is learning how to throw yourself at
the ground and miss." (Douglas Adams)
Net zoals een ongemerkt moment van niets
plots iets wordt, even-
wel nog steeds niet opgemerkt wordt,
wordt mijn onbeholpen manier van vliegen
lang niet altijd naar waarde geschat.
Ik houd daarvoor de ogen en hersenen
van al mijn mede- en tegenmensen
verantwoordelijk.
Lopen? Maar... lopen?
Wat is dat ja, dat korte, wankelende net
niet vallen,
dat telkens net op tijd je leven redden,
keer
op keer in monotone regelmaat
het neerstorten doen stoppen?
Vermoeiend? Ja… vermoeiend! Vandaag
was zuster zwaartekracht minstens tien
procent groter
aanwezig dan gisteren.
Verwoordbaar (maar
eigenlijk de dood, natuurlijk)
Onverwoordbaar
is de stille pijn die allen escorteert.
Uitgesproken
pijn is juist oververwoordbaar.
Kan
ik die pijn door woorden onderwerpen? Stillen soms?
En
welke pijn is dan het meest verwoordbaar? Bliksems!
Het
lukt niet. Het blijkt dat alle pijn mijn ziel blijft kwetsen.
Niks
is verwoordbaar. Waar valt tot alfabet uiteen abstracte pijn?
En
moet ik voortaan, ondoorzichtig ook, gaan trachten
machteloos
gelach van woorden te doorgronden?
Wat
is het boze weer weer onweer barend,
wat
sist de tondel in mijn kist met woordvoorraad:
het
knettert dat het heilig is, jij, zij, ik.
Ik.
Ik. Ik. Ik. Voornaamwoordelijkheden knallen uit elkaar.