maandag 18 oktober 2021

Oe-oehoe

Vannacht rond drie uur klonk het in de straat.
Een eerste oe-oehoe passeerde traag
de achterkant van het gordijn: een vraag
die ijzingwekkend lang gesteld werd. Kwaad

alsof het diepste van de nacht alleen
aan hem behoorde? Zuiver, ijl, vol kilte,
omlijst door niet te vatten, zware stilte
alsof het leven was gehakt uit steen.

Een tweede oe-oehoe klonk ijselijk.
Ik had, wist ik nu zeker, niet gedroomd.
Klonk hier het antwoord of een diepe klacht?

‘Was dat een uil?’ vroeg mijn geliefde zacht.
‘Ik hoop het wel,’ antwoordde ik beschroomd,
‘want anders zijn er spoken in de wijk.’

(Naar een blog van Marius Jaspers uit zijn boek: Dagklad, de Haarlemse jaren.)