woensdag 26 maart 2025

Bedlezerig deel 4

In de volgende delen behandel ik een aantal Italianen, die Italiaanse misdaadfictie schreven. Mijn Italiaans is uitermate pover, dus beperk ik me noodgedwongen tot die schrijvers die een (bij voorkeur Engelse) vertaling hebben gekend. Dat zijn er nog best veel.

De godfather van het genre was de in Kyiv geboren Giorgio Scerbanenco (Володимир Щербаненко, 1911-1969). Vanaf 1935 heeft hij vele tientallen thrillers gepubliceerd, aanvankelijk onder Amerikaans aandoende pseudoniemen, later onder de Italiaanse versie van zijn Oekraïense naam. Helaas heb ik van hem maar heel weinig vertaald materiaal gevonden. Die paar boeken die ik heb kunnen vinden komen uit zijn latere oeuvre. De Milano tetralogie (1966-1969) valt onder de categorie Italiaanse noir, een genre dat Scerbanenco min of meer op de kaart heeft gezet. De sfeer in A private Venus (Venere privata) is die van de jaren zestig, met minirok en Beatle-haar. Hoofdpersoon Duca Lamberti is een jonge arts die drie jaar in de gevangenis heeft gezeten en zijn doktersvergunning is kwijtgeraakt vanwege een euthanasie die hij had toegepast op een terminale vrouw, en die nu diverse baantjes aanneemt. Als “lijfarts” van een jonge, zelfvernietigende alcoholist loopt hij tegen iets aan dat een jaar geleden officieel de boeken is ingegaan als de zelfmoord van een jong hoertje, maar dat bij nader inzien waarschijnlijk een moord was. In een toon die enigszins blasé is en hier en daar lichtelijk sarcastisch, wordt minutieus beschreven hoe de arts met zijn vriend in de politie het geval onderzoekt, en vanzelfsprekend komt er van alles aan het licht. De zelfmoord was inderdaad geen zelfmoord (uiteraard) en de daders bleken in de blanke slavinnenhandel te zitten. En als er iets is dat Duca haat, is het uitbuiting en hypocrisie.
De toegepaste psychologie in het boek is extreem primitief: een vriendin van de gestorven vrouw is bereid vreselijke verminkingen te ondergaan, de zware drinker geneest zomaar door Duca te helpen bij diens zoektocht en het angstige gedrag van een van de boeven wordt verklaard door de ontdekking dat hij homo is! Scerbanenco was een kind van zijn tijd, laten we het daar maar op houden.
Ook het tweede boek dat ik van Scerbanenco heb kunnen vinden blinkt niet uit in thans nog aanvaardbare psychologie. De vertalingen van Howard Curtis (een naam die we vaker zullen tegenkomen) zijn uitstekend. Als ik meer werk van Scerbanenco in handen krijg zal ik het wel lezen, het is vlot geschreven en je bent er in een paar dagen doorheen.
Scerbanenco was een zeer populaire schrijver en veel van zijn werk is verfilmd. Eén van mijn favoriete Italiaanse rockgroepen, Osanna, heeft de soundtrack gemaakt bij de, naar mijn smaak nogal primitief rauwe film Milano Calibro 9. Uit de diverse genoemde titels kan men terecht opmaken dat al zijn werk in Milaan speelt, en dat wel zonder uitzondering. 

Andrea Camilleri’s commissario Salvo Montalbano, die in het denkbeeldige Zuid-Siciliaanse stadje Vigàta zijn commissarispost bekleedt, is vermoedelijk de bekendste van alle hier genoemde personages. Naast het oplossen van moorden vormen het uit eten gaan en intens genieten van de plaatselijke visspecialiteiten, het beschouwen van de geringste veranderingen in de weersomstandigheden, en het maar steeds niet echt lekker op de rails krijgen van zijn relatie met vriendin Livia zijn voornaamste tijdbesteding.
De boeken, briljant in het Engels vertaald door Stephen Sartarelli, zijn in een “gezellige” maar tegelijk sardonische en vaak hilarische stijl geschreven, vol met toespelingen en scheldkanonnades. Veel van de “sicilianismen” worden, mede door een notenapparaat aan het einde van de boeken, in de Engelse vertaling gered. Dat wordt niet beweerd van de Nederlandse vertalingen. Ik kan daar zelf niet over oordelen: ik las de boeken niet in het Italiaans, noch in het Nederlands.
De commissaris leeft als Siciliaan tussen de Sicilianen, hij gaat om met iedereen of ze nu mafiosi zijn of priesters. De enige bevolkingsgroep waar hij een diepe hekel aan heeft zijn de politici, een sentiment dat in het Italië van na de oorlog wel te begrijpen valt. Of ze nu links zijn of rechts, communist of Christendemocraat, iedere politicus is omkoopbaar en achterbaks. In hun slagschaduw zijn ook alle topfunctionarissen bij de politie corrupt. Dat maakt de wereld wel heel helder, zij het in zwart en wit.

Catarella, Montalbano, Fazio en Mimì

Ik moet trouwens iedereen aanraden om ook naar de veeldelige Italiaanse televisieserie te kijken, waarin Montalbano’s naaste medewerkers Fazio, Mimì en Catarella onvergetelijke commedià dell’arte karakters vormen in de sardonische wereld van de door Luca Zingaretti fantastisch vormgegeven commissaris. Ook de prequel, de korter lopende serie Il Giovane Montalbano, met Michele Riondino in de hoofdrol, is beslist de moeite van het bingen waard. Net als van David Hewson heb ik ook van Andrea Camilleri nog een paar deeltjes klaarliggen voor vakanties en tripjes.

Een schrijver die ik heel recent, namelijk tijdens mijn ziekbed ontdekte is Marco Vichi, die met zijn commissario Bordelli in het Florence van de zestiger jaren een politieman gecreëerd heeft die uit de verte wel wat doet denken aan Montalbano. Bordelli trekt ook op met kleine boeven, excentriekelingen en prostituees. Hij is kettingroker, drinkt grappa met sloten en rijdt halfdronken rond in een Volkswagen Kever. Ook deze boeken zijn vertaald door Stephen Sartarelli. Qua sfeer doet Bordelli me, met zijn geschiedenis als partizaan in de Tweede Wereldoorlog, verder een klein beetje denken aan Inspector George Gently, de creatie van Alan Hunter, die in de televisieserie van die naam schitterend sober vertolkt wordt door Martin Shaw. Bordelli’s piepjonge assistent Piras doet me dan op een vergelijkbare manier een klein beetje aan Gently’s assistent Bacchus denken.
Bordelli houdt niet van de strikte letter van de wet en oogluikend laat hij veel kruimelmisdaad toe, vaak om in zijn beschermelingen betrouwbare informanten te winnen. Hij is bevriend met Rosa, een prostituee op leeftijd, bij wie hij een nekmassage en een glas grappa haalt. Verder is hij alleenstaand en drieënvijftig. Enigszins treurig is het allemaal wel.
Vichi doet niet aan hoofdstukken. Als een bioscoopfilm rollen zijn boeken uit:  lange vertellingen in duidelijk afgeronde scenes. De humor is mild en ingetogen, en de gewone mensen zijn nooit het slachtoffer van zijn pen.

maandag 3 maart 2025

Bedlezerig deel 3

Van de nieuwe lichting Britse schrijvers van in Italië spelende thrillers moet ik noemen de Welshman Philip Gwynne Jones, op wie Rookzanger me ooit attent maakte. Zijn protagonist Nathan Sutherland is een blijmoedige Britse honorair consul in Venetië die misdaden oplost met de hulp van onder andere zijn communistische vrienden. Als altijd komen ook hier de recente schaamtevolle jaren van de Italiaanse geschiedenis weer volop aan bod. Jones’ wereld is echter luchtig, laconiek en idiosyncratisch (zijn hoofdpersoon houdt, net als zijn schepper, van het aperitief Spritz en van de vreemde rockmuziek van Jethro Tull, Pink Floyd en Hawkwind). Zijn schrijfstijl is niet altijd helemaal evenwichtig en soms zou een strengere redactie wel wat geholpen hebben. Toch heeft hij me al in zeven deeltjes plezierig beziggehouden. Hij is een goedige, gezellige man die in zijn boeken nooit de volumeknop al te hoog zet. In dat opzicht doet hij me nog het meest denken aan Iain Pears. Het is jammer dat er sedert het opstarten van deze reeks in de Verenigde Staten een nogal onplezierig individu met de zelfde naam Nathan Sutherland enige naamsbekendheid heeft verworven.

Iemand die welhaast weer een navolger van Philip Jones lijkt te zijn is Tom Benjamin, wiens Daniel Leicester sedert kort als privédetective in Bologna actief is. De bijnaam van Bologna is La Rossa, niet alleen zo genoemd vanwege de kleur van haar daken, maar ook vanwege haar traditionele politieke klimaat. Dus ook de jong middelbare weduwnaar Leicester trekt veel op met communisten en anarchisten in een soortgelijke plezierige stijl als die van Philip Jones, zij het wat minder licht en humoristisch. En ook hij zou nu en dan een kleine extra redactieronde hebben kunnen gebruiken.

Van de Britse schrijvers vind ik David Hewson’s boeken verreweg de beste. In een superieure stijl beschrijven ze de avonturen van de vegetarische en melancholieke politieagent Nic Costa, gestationeerd in Rome, zoon van een ouderwetse communist, jong weduwnaar geworden door een schietpartij, gefascineerd door de werken van Caravaggio, en zo jong als hij is al wijs, gelaagd en gelouterd. Voorlopig is hij van alle hoofdpersonages die in deze stukjes de revue hebben gepasseerd het meest volledige.
Hewsons enige misstap in de reeks tot nog toe was het teleurstellende City of Fear, een nagenoeg plotloze emulatie van het ledige verschijnsel Dan Brown, compleet met de bekende, teleurstellende plotwending aan het eind dat de bad guys in werkelijkheid de good guys bleken te zijn en omgekeerd. Ik blijf positief: ik heb voor komende vakantiereisjes gelukkig nog deeltjes 9 en 10 in de reeks klaarliggen. Die móeten beter zijn. Hewson is, samen met de Siciliaan Andrea Camilleri, mijn favoriet.

Conor Fitzgerald, door critici wel eens de natuurlijke opvolger van Michael Dibdin genoemd (waar ik het niet mee eens ben: ik zou hem een opvolger van Dashiell Hammett of Ross Macdonald noemen…), schrijft over Commissario Alec Blume, een geboren Amerikaan uit Seattle die ook in Rome opereert. Zijn boeken zijn van alle hier genoemde het minst… hoe zal ik het zeggen… Italiaans. Akkoord, ze spelen in Italië, de handelende personen zijn (op de commissaris na) Italianen, de motieven en geschiedenissen achter de personages zijn Italiaans, de moord op Aldo Moro, een corrupte carabinieri-officier, alle Italiaanse clichés komen langs, maar toch, maar toch. Mutatis mutandis zou deze reeks ook in Parijs, Berlijn of Washington kunnen spelen. Het zijn goede boeken, daar niet van. Ze ontvouwen zich in een rustig tempo, zonder ook maar een moment te vervelen. Ze zijn heel goed geschreven in een heldere en krachtige stijl en ik lees ze met veel plezier, maar echt diep Italiaans, neen, zo voelen ze niet aan.
Het zijn typische “procedurele” policiers: van begin tot eind volgen we heel precies hoe een misdaad door de politie aangepakt en opgelost wordt. Actie wordt tot een minimum beperkt en de juridische en competitieve kant van misdaadbestrijding komen uitgebreid aan bod: welk bewijsmateriaal mag wel, welk juist niet gebruikt worden? Wiens jurisdictie ligt waar? Klassiek is dat de held door zijn eigen superieuren tegengewerkt wordt en dat er allerlei lijntjes lopen tussen politie, politiek en geboefte die er niet zouden mogen zijn. Maar de mafiabaas Innocente uit The Dogs of Rome zou net zo goed een Californische mafiabaas kunnen zijn, en Colonel Farinelli uit The Fatal Touch een Britse machtsmisbruiker en bedrieger uit Tinker Tailer Soldier Spy. Ook mankeert er hier en daar wel iets aan de psychologie: in het tweede deel duiken Blume en zijn DI het bed in, iets dat wel min of meer half aangekondigd was, maar dat weinig of geen psychologische onderbouwing krijgt. Desondanks: een gritty aanrader.