donderdag 20 november 2025

Leesrapportje 18


Wim Hazeu - Slauerhoff : een biografie

Ik had eerder al eens Hazeu’s biografie van Gerrit Achterberg gelezen. Ik was daardoor niet echt een fan van deze biograaf geworden. Hij wilde graag zelf, herinner ik me, nogal eens hinderlijk in beeld komen staan, het uitzicht op die getormenteerde en geesteszieke dichter belemmerend. Toegegeven: dat doet hij minder in het onderhavige werk, waar mijn grootste kritiek op de schrijver vooral nu juist zijn afwezigheid betreft. Er worden geen conclusies getrokken, er wordt geen partij gekozen, er wordt niet diep ingegaan op controversiële kwesties. Het resultaat is een dikke, brave, ietwat bloedarmoedige opsomming van op zich niet vreselijk interessante gebeurtenissen die tezamen het leven vormen van een zelfverklaarde poète maudit. Het probleem is hier dat wat blijkbaar een zeer boeiend, stormachtig binnenleven geweest is, zich manifesteert als een saai, kleinburgerlijk buitenleven met veel sleur, herhaling en gekibbel. Ik ben ervan overtuigd dat een grondige psychologische evaluatie van Slauerhoff een heel ander beeld zou op kunnen leveren dan dit: een stugge Fries met een zwakke gezondheid wordt scheepsarts, houdt van reizen en gaat vroeg dood. Hij is in Azië geweest, Zuid-Amerika en Afrika. En dat was het.
Hazeu blijft altijd voorzichtig, op het makke af. Hij is niet in staat of bereid werkelijk diep in te gaan op de persoon van Slauerhoff. Het is net of de psychologie van de dichter/arts hem te hoog gegrepen is. Een voorbeeld: rond pagina 400 bespreekt Hazeu de legendarische slordigheid van Slauerhoff. Hij richt daar zelfs een (à propos) hoofdstukje over in. Maar zijn diepgravende analyse gaat niet veel verder dan Slauerhoffs slordigheid te verklaren uit ofwel slordigheid, ofwel rebellie. Tja, zo lust ik ze ook wel! Dat vind ik een beetje gemakzuchtig. Ook het liefdeleven van Slauerhoff wordt met de grootste omslachtigheid behandeld. Slechts een enkele keer laat Hazeu doorschemeren dat een relatie meer behelsde dan een simpele vriendschap. Seksueel vrijgevochten gedrag in het eerste kwart van de 20e eeuw in een provincie als Friesland, daar kan dunkt me wel wat interessanter over geschreven worden, ook zonder nu direct sensationalistisch te worden.
Ook bijvoorbeeld het pesterige gedrag van Slauerhoff jegens zijn vrienden, gezet tegenover zijn aimabele en vertrouwenwekkende houding ten aanzien van zijn patiënten wordt uitgebreid en bij herhaling benadrukt, maar nooit volgt er een poging tot verklaring. Was Slauerhoff amoreel, een sociopaat misschien? Of was hij mogelijkerwijs bipolair? Kunnen bepaalde aspecten van zijn leven en werken uit zijn dubbelzinnige gedrag of karakter verklaard worden? Allemaal goede vragen die Hazeu niet eens waagt te beantwoorden. Hij lijkt op een soort Ivo Niehe van de biografie.
Zo hapt de biografie makkelijk weg, als de lichte kost die ze is. En zo blijft het leven van Slauerhoff een weinig opwindende opeenvolging van gebeurtenissen, resulterend in een vroege dood. Als ik de bestaande recensies van dit boek op het internet doorneem krijg ik het gevoel dat ik met deze conclusie zoals gewoonlijk weer een minderheidsstandpunt inneem.

Eric Min - Rik Wouters : een biografie

Deze biografie lag al een tijd op me te wachten. Ik had haar jaren geleden meegenomen uit de Witte Bibliotheek, de forse boekenruilkast van het personeel van de Koninklijke Bibliotheek en toen ik tijdens een bezoek aan Mechelen ontdekte dat Wouters een van de beroemdste zonen van die stad was, leek het logisch om het boek eens op te pakken. Het dikke werk vertelt het korte leven van de kunstenaar Rik en zijn geliefde, Nel.
Hendrik Emil Wouters
(Mechelen, 21 augustus 1882 - Amsterdam, 11 juli 1916) was een eenvoudige jongen, die niet vreselijk goed in leren was, het liefst rondliep in klompen en tevreden was met zijn natje en zijn droogje. Het enige dat hij graag deed, en met passie, was beeldhouwen en schilderen. 
Hélène Philomène Leonardine Duerinckx (Schaerbeek, 18 oktober 1886 - 11 augustus 1971) was vanaf haar zestiende Riks model en minnares. Ze was een doortastende vrouw, zonder wie het oeuvre van Rik waarschijnlijk nooit zo prominent in de geschiedenisboeken terechts zou zijn gekomen. Zij regelde al Riks zaken, reisde stad en land af om zijn werk te promoten en beheerde na diens dood de nalatenschap. Rik heeft haar duizenden malen verbeeld, de was ophangend, dansend, peinzend, masturberend.
Dit idyllisch geluk werd doorkruist door ten eerste de Wereldoorlog, waarna het stel als gedemilitariseerde vluchteling via Kamp Zeist in Nederland terecht kwam, en ten tweede Riks ziekte, een venijnige kanker in de kaak die eerst zijn gezicht verminkte en hem ten slotte op jonge leeftijd deed sterven, ver weg van Vlaanderen, in Amsterdam, aan de Kostverlorenkade, pal tegenover het huis waar mijn grootouders later kwamen te wonen. Zijn lijden moet verschrikkelijk geweest zijn, reden waarom het boek soms al te veel schrijnde. De vijfenzestig jaar na zijn dood dat Nel nog leefde (en hertrouwde en nogmaals…) heeft ze zich beijverd om van Rik Wouters een gevestigde naam te maken en dat is haar gelukt.
Hier en daar is de schrijfstijl van Eric Min… lollig. Rik Wouters schilderde niet zozeer, hij borstelde een portret bij elkaar. Zelf een ironisch en humoristisch schrijver zijnde, weet ik dat zoiets maar heel kort leuk blijft.

Gerlach Ribbius Peletier - Dagboeken 1872-1886

Ook dit boek is verworven in de Witte Bieb. Als er iets is dat ik mis van mijn oude werkomgeving is het dat wel! 
Qua uitvoering is dit een heel bijzonder boek geworden. Zakelijk gebonden, met een omslag van doorzichtig plastic, diverse pagineringen in diverse formaten binnen de band, en een collectie losse facsimilé’s van toegangs- en treinkaartjes in een envelop maken van het boek meer een experience. Blijkbaar was er genoeg geld, en schroomde men niet dat te tonen. De uitgever was Stichting Landgoed Linschoten, opgericht door de laatste particuliere eigenaar Gerlach Ribbius Peletier (1887-1969), een zoon (?) van de dagboekschrijver.
Bol.com vermeldt: “In 1875 vertrekt de pas afgestudeerde Gerlach Ribbius Peletier uit Leipzig, terug naar Utrecht en een baan in de sigarenfabriek van zijn vader. Gerlach is vol plichtsbesef, maar kunst, vrienden, vriendinnen en de natuur blijken voor hem dierbaarder dan het zakenleven. Hij vlucht in lange reizen, van Noord- tot Zuid-Europa. Hij is een van de eerste toeristen, maar ook zakenreiziger, kuurpatiënt en kunstkenner-in-de-dop. Confrontaties met zichzelf en zijn vader blijven echter niet uit. In Leipzig begint Gerlach aan een dagboek en terugblik, die elf jaar later eindigt bij zijn huwelijk. Verscholen achter een nu bijna vergeten stenoschrift beschrijft hij - altijd oprecht tegenover zichzelf - zijn persoonlijke odyssee, door een wereld die net als hijzelf op de drempel staat van de moderne tijd.”
De integraal opgenomen tekst van het dagboek is aangevuld met pedante inleidingen door de bezorgers over de achtergronden van Gerlachs dagboek en noten, en rijk geïllustreerd met foto's en archiefmateriaal uit het persoonlijk bezit van Gerlach en zijn familie. Baedeker-kaarten, ansichtkaarten en portretten verluchten het boek. Alles eraan is mooi en goed verzorgd.
Aldus geïllustreerd volgen we de jongeman op zoek naar schoonheid en couleur locale doorheen heel Europa. Niet dat hij vreselijk veel meemaakt. Hij is op een afstandje verliefd op een meisje in Leipzig, misdraagt zich een beetje studentikoos in Italië en keert uiteindelijk terug om in Utrecht het familiebedrijf te gaan werken.
Dit zou zomaar een heel fijn, romantisch reisboek hebben kunnen worden, ware het niet dat de jongeman op den duur nogal een zeur bleek, dus halverwege vond ik: genoeg is genoeg. Het boek lag me ook letterlijk te zwaar in de hand en ik kreeg klachten, net als eerder bij te zware boeken. En RSI heb ik voor geen enkel boek meer over.