Het gekantelde eiland (foto: Jenet) |
Vrienden
schrikken altijd een beetje als we vertellen hoe wij op vakantie gaan. Jenet en
ik geven er de voorkeur aan om drie weken lang op één Grieks eiland te verblijven,
ieder jaar een ander, en om daarbij af te zien van het huren van gemotoriseerde
vervoermiddelen. Fietsen mogen wel, maar ja, die eilanden zijn vaak niet
helemaal vlak... Ithaca is zelfs uitgesproken slordig in elkaar gezet en zwaar gekanteld. Zo zijn we afhankelijk van het openbaar vervoer en onze benen.
En het weer. Doorgaans loopt dat allemaal wel los: er is altijd wel een bus
naar de hoofdstad of naar de andere kant van het eiland, en het weer is normaal gesproken altijd
prachtig. Ondertussen stellen we ons voor dat op deze wijze onze microwereld
zich meer verdiept dan bij de gemiddelde toerist die rond raast en zich geen
tijd gunt voor échte onthaasting.
Tot
zover de theorie.
In
de praktijk ging het deze keer allemaal wat minder soepel. Van alle Griekse
eilanden die we in de afgelopen jaren bezocht hebben, is Ithaca met een zekere
voorsprong het moeilijkst te temmen gebleken. Er is op het Ionische eiland geen openbaar
vervoer te bekennen, behoudens een (vrij dure) bootdienst naar een strand in
het noorden, die we een paar keer genomen hebben. Dus waren we meer dan ooit
aangewezen op de gestaag gespierder wordende benen. En het weer was zeer wisselvallig,
met een paar verpletterende onweersbuien die uitbundig tegen de omringende
heuvels oprolden.
Perachori |
Vanuit
Vathi kun je de vier windrichtingen uit, vrijwel steeds inclusief een paar heel
venijnige klimmetjes. Een zeer nijdige klim was het naar het ruim 350 meter
hoog gelegen dorp Perachori dat we vanuit ons huis lui op een bergflank zagen
liggen. In de meeste gevallen ligt er aan het einde van wandeling als beloning
een strandje op ons te wachten, vaak behoorlijk verlaten en in ieder geval niet
overdreven rijk voorzien van uitspanningen. In het algemeen zoek je hier, zodra je het jachthavenachtige gedeelte verlaat, sowieso tevergeefs naar terrasjes. Bovendien
waren wij laat in het seizoen en wie aanvankelijk nog in hippieachtige hutconstructies
lichte consumpties verschafte hield daar halverwege ook mee op.
Hippieachtige hutconstructie (foto: Jenet) |
Dat
seizoenseinde, we hebben het al vaker meegemaakt. Op Andros was het de derde
week van september zo goed als uitgestorven met, speciaal voor de Ross-mensen, nog één fatsoenlijk
restaurant geopend. Hier op Itahaca viel dat nog wel mee, maar de twee beste
restaurants gaven het advies ons maar niets meer aan te trekken van de
menukaart en binnen te kijken wat ze in de vitrine nog hadden en aan te wijzen wat je beliefde.
Ik wees een keer een punt champignontaart aan, maar even later kwam de bediende
bedremmeld melden dat na mij een grote, luidruchtige groep Italianen van een
jacht de hele taart ingepikt had. Sorry. Zo heb ik noodgedwongen voor het
eerst van mijn leven moussaka gegeten. Gezien het feit dat ik niet dol ben op
aubergine en zelfs een lichte hekel heb aan bechamel, een opmerkelijke
ontwikkeling.
Eten wat de vitrine schaft in Trehantiri |
Wel had diezelfde taveerne altijd gestoofde geit en dat was zeker
de moeite waard. Het blijft een wonder hoe diep hartig een gerecht kan worden
als je het een aantal uren stooft in niets dan zout, peper, Griekse oregano en
wat wijn.
De
terugweg was nog interessant vanwege een staking. De veerdienst lag plat en we
moesten met de boottaxi terug naar Kefalonia, waar het vliegveld is. We deelden
vroeg in de ochtend het bootje met de burgemeester van Vathy, een ietwat
smoezelig ogende figuur die in drie verschillende mobieltjes tegelijk tetterde
en vergezeld werd van twee grote kerels met zonnebrillen (wat dat toch is?
Verblindt het intense sterrenlicht ze?)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten