Zoveel volkeren, zoveel kalenders. Ikzelf hanteer weliswaar de Gregoriaanse, maar wel met een paar belangrijke aanpassingen. Als zomermens en intens hater van sneeuw en ijs, duurt voor mij het jaar namelijk maar negen maanden: op 1 december houdt het oude jaar op, op 1 maart begint het nieuwe pas weer. Wat er tussen zit is een soort beklemmende nachtmerrie. Ik moet erkennen dat er dingen gebeuren in die periode, maar meestal zijn het vergetenswaardige, irritante incidenten, zoals Kerstfeest of schaatskampioenschappen. Slechts van belang zijn de twee, vlak op elkaar komende verjaardagen van mijn kind en mijn lief, beide in eind januari. Verjaardagen die gelukkig nog net binnen de minst onaangename van de drie limbo-maanden vallen.
Zijn de geschenken eenmaal uitgepakt, schakelt het jaar terug en begint die meest gehate van alle maanden: de F-maand.
Nooit heb ik met de F-maand door één deur gekund. Van heel jongs af aan al niet. Zolang als ik me kan herinneren boezemt de maand me weerzin in, en dat zal zonder twijfel wederzijds zijn. Vanaf dat ik het verschil der seizoenen kon ervaren, heb ik me laten ringeloren door die kleine, schrale, talentloze rotmaand.
Gedurende de F-maand bezie ik de wereld om me heen met een pikzwarte bril. Iedere aanleiding, hoe gering ook, doet mijn stemming in machteloos verdriet omslaan. ‘Wie zijn die mensen toch, hier om me heen,’ vraag ik me dan af. ‘Collega’s? Nou, elkaars collega’s misschien, maar niet de mijne! En wat willen die pratende monden op de televisie van me? Mijn geld, mijn aandacht? Loopt heen!’
Behoedzaam en schichtig beweeg ik me door de verontrustende kaalte van de F-maand. Geen vreugde valt er te beleven aan het grauwe landschap, dat dood en zwaar als lood om me heen hangt. Waar is de zon? Waar de maan? Waar zijn de sterren gebleven? Met slepende tred begeef ik me naar mijn plichten. Mijn huisarts had het ook meteen door: ‘De vorige keer dat je met die onverklaarbare vermoeidheid langs kwam, ook toen zo ongeveer op het randje van een depressie,’ merkte ze droogjes op na een korte raadpleging van haar computerdossier, ‘was twee jaar geleden, ook eind februari.’
De F-maand-blues.
En dan, ieder jaar toch weer onverwacht, komt maart. Handenwrijvend gooi ik de tuindeuren open. Laat het jaar maar beginnen. Wat hebben wij dat verdiend, godver!
Het eerste snuifje lauwte in de lucht en ik ben meteen van vijftig procent van mijn kwalen af. Weg vallen de muizenissen. Met de eerste frisse geur van lente, de belofte van warmte, bloei, kleur begin ik zelfs weer tentatief aan een blogverhaaltje. Het eerste schuchtere warmterecordje, de eerste ontblote bovenbast in de tuin en ik meld me nota bene weer aan bij Facebook en Groupon!
En dan hoeven we niet lang te wachten: de eerste vermeldingen van wat Martin Bril betitelde als Rokjesdag (nu ten prooi gevallen aan hordes domme vrouwen die zijn existentiële lentegevoel volstrekt verkeerd begrepen hebben) verschijnen weer op de talloze nieuwsgroepen en de rokjesdag-flashmobs bereiden hun onnozele feestdagje voor. Het is, kortom, lente! De overwintering is weer gelukt. Het heeft weer meer moeite gekost dan vorige jaren, en ik realiseer me dat er een moment komt dat ik erin blijf, in die vervloekte F-maand.
Fijn dat je weer bent teruggekeerd! Mooi verhaal, Dwarse man, ik zie wel wat in de Gregoriaanse kalender. Misschien kunnen we in ruk door beslissen om februari terug te brengen naar twee dagen in het weekend.
BeantwoordenVerwijderenEen goede lente toegewenst en
Groeten van Peter