vrijdag 3 januari 2014

De Amsterdamse Poort in Haarlem



Kun je een stad samenvatten in, bijvoorbeeld, één gebouw? Nee, natuurlijk niet.
Of, om het anders te stellen: ja, natuurlijk wel. Althans: soms wel.

Wanneer wij, de jeugd uit het Amsterdam Geuzenveld/Slotermeer van de jaren zeventig, de fiets pakten om erop uit te gaan, om de grote stad te verlaten en de weilanden te doorkruisen, kwamen we steevast in Haarlem terecht. Er was vanuit Plein 40-45 eigenlijk geen andere mogelijkheid. Onze wijk grensde aan de Haarlemmerweg, die begon als een klinkerstraat, maar even verderop een echte, geasfalteerde snelweg werd! Het fietspad liep erlangs en na drie kwartier schoven we de kleine, ons door de liedjes van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh welbekende zusterstad van Amsterdam in. De hele rit hadden we ons dan al zitten verheugen op de beloning aan het eind van de tocht: de aanblik van het oudste gebouw dat we binnen fietsafstand kenden: de Amsterdamse Poort, aan het eind van de Amsterdamse Vaart.
Stadsplattegrond van Haarlem door Blaeu, 1652. De Amsterdamse
Poort is de bovenste, vlak onder het blazoen.
De Spaarnwouderpoort, later omgedoopt tot Amsterdamse Poort is de allereerste Haarlemse poort die in de bronnen wordt vermeld. Hij is gebouwd bij de eerste vergroting van de stad, toen een groot terrein over het Spaarne binnen de wallen werd getrokken. Volgens de overlevering zou Kenau Simonsdochter Hasselaer op de walmuren bij de Amsterdamse Poort hebben gestaan om de Spaanse aanval tijdens de Tachtigjarige Oorlog af te slaan. Het is de enige poort die het beleg zonder noemenswaardige schade heeft doorstaan, een roodgoud gekleurd bakbeest uit 1355, opgetrokken uit baksteen met bergsteen voor de banden en hoekblokken. Het hoofdgebouw heeft een lage voorpoort die door twee achthoekige torentjes geflankeerd wordt. Deze torens zijn door middel van vleugels verbonden met een lagere, in de gracht gelegen voorpoort die dateert uit de vijftiende eeuw.
De Bourgondische vuurslag (foto: Roberto)
Deze tweede poort heeft twee ronde torens, waar we in het metselwerk de Bourgondische vuurslag, een eenvoudig gehard ijzeren werktuigje om vonken uit een vuursteen te slaan, en de wapens van Oostenrijk en Haarlem kunnen herkennen. Aan de voet van de poort zijn overblijfselen van de oude stadsmuren te vinden.

De poorten van Haarlem. Dit is overigens niet de Amsterdamse Poort, maar de St. Janspoort, die nu allang gesloopt is. Rechts de Kruispoort, waarvan de contouren in de vorm van een lichtkunstwerk terug te vinden zijn in het plaveisel van de Kruisstraat, pal voor het voormalige Fünckler-Hotel.
Het is van de twaalf oorspronkelijke stadspoorten van Haarlem de enige die overgebleven is. Tot de 17e eeuw was de poort vooral in gebruik voor het vervoer over land naar Spaarnwoude (vandaar de oorspronkelijke naam). In 1631 werd de Haarlemmertrekvaart aangelegd, die de reistijd tussen Haarlem en Amsterdam aanzienlijk bekortte. Het was nu mogelijk om binnen één dag vice versa te gaan tussen de twee steden. Vanaf toen droeg de poort zijn huidige naam.
 
Helaas dreigde de vooruitgang ter kimme: ten behoeve van de Nijverheidstentoonstelling van 1825 moest de toegang tot het centrum van Haarlem worden verbreed. Alleen onze Amsterdamse Poort is aan deze sloopgolf ontkomen. Jan David Zocher jr., mede-eigenaar van de boom- en plantenkwekerij Rozenhagen ten noorden van de Kloppersingel, ontwierp een nieuwe opzet in 1827. Hij zou het afbreken van de stadsmuren en bolwerken leiden en samen met zijn zoon Louis Paul de vrijkomende ruimte herscheppen tot aangename plaatsen waar ook ik, op heden wonende in de Rozenhagenstraat, genoeglijk mag flaneren.
 
Verval. Midden 19e eeuw
Ondanks dat de Poort blijkbaar om één of andere reden  aan de vernielzuchtige aandacht van Zocher was ontsnapt, was het gevaar voor het arme gebouw nog lang niet geweken. In 1865 wilde de stad de in ernstig verval geraakte poort slopen. Ze hinderde de constructie van een nieuwe brug vlak ervoor. Toen voor die brug evenwel niet genoeg fondsen gevonden werden, ging de gemeenteraad akkoord met een provisorische renovatie om er zeker van te zijn dat het gebouw niet in de eerstvolgende twee à drie jaren in zou storten. In 1867 werd de Papentoren gesloopt en de munitie die daar opgeslagen was, werd naar de poort overgebracht. In 1869 werd eindelijk de brug voor de poort gebouwd. In 1874 werd het grootste deel van de munitie naar buiten de stad verplaatst. In 1889 volgde er een kleine renovatie door de stadsarchitect, J. Leijh. Zijn budget was 1,490 gulden, een bedrag dat hij overschreed met 775 gulden.

Jarenlang reed de tram tussen Haarlem en Amsterdam langs de poort. Eerst reed de vanwege zijn groene kleur "De Kikker" genoemde tram langs de ene zijde:
 
 
daarna reed de blauwe tram over een speciaal aangelegde brug langs de andere zijde:
 
 
In de zestiger jaren van de twintigste eeuw werd de poort uitgeroepen tot nationaal monument. In 1985 werd zij volledig gerenoveerd.
 
Ca. 1900
 














Dit was in het kort de geschiedenis van wat voor mij als Amsterdammer en als Haarlemmer een icoon van deze stad is: De Amsterdamse Poort.
 
Ca. 2000
 
 

4 opmerkingen:

  1. Zo grappig om te lezen hoe je in je jeugd naar Haarlem fietste want wij deden dat juist andersom van Haarlem reden wij naar Geuzenveld met een touwtje en een kwartje mee -voor noodgevallen - Op verkenningstocht 'de wereld in' helemaal naar Amsterdam , alwaar wij niet verder kwamen dan Geuzenveld . Amsterdam was minder spectaculair dan wij verwachten , Geuzenveld leek erg op ons eigen Parkwijk en met een illusie minder keerden wij weer terug.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Geuzenveld, waar ik ben opgegroeid! Daar was helemaal niets! Het enige interessante gedeelte was even verderop, het Vogeleiland dat als een soort oase van oergrond tussen de galerijflats verscholen lag. Toen een hippie-oord, nu, onder de naam Sloterpark, een verwilderende stadstuin.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Roberto: mooie omschrijving van de Amsterdamse poort. Maar er staan nog meer tekens op de poort! Tussen de wapenschilden staat nog een apotropaeisch (bezwerend-beschermend) andrieskruis in donkerkleurige koppen (midden op jou detailfoto). De wapenschilden geven de 'beschermende' overheden weer (en zijn als 'metselaarsteken' toch eerder zeldzaam). Het kruis beschermd tegen onzichtbare onheilsgeesten. En zoals u zelf ziet heeft het gewerkt...!
    Zie voor metselaarstekens: www.graafschaploon.be of specifiek: https://sites.google.com/site/graafschaploon/metseltekens-1/betekenis/bezwerend-beschermend/zeldzamere-tekens/wapenschilden?pli=1
    met beste groeten,
    Marc Robben.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Marc, dank voor de aanvulling. Mooi dat een echte, deskundige atropoloog met me meedenkt...

    BeantwoordenVerwijderen