In
de jaren negentig was ik bevriend met twee Servische immigranten. Natasja en Dragomir
waren jaren eerder het afbrokkelende communisme van Tito’s Joegoslavië
ontvlucht en hadden zich in Den Haag gevestigd. Tasja was tolk-vertaler bij Vreemdelingenzaken
en hielp op die manier de vele vluchtelingen van de Balkanoorlog aan een plek
in een Nederlands opvangtraject. Dragan was kunstenaar: met emmers en schalen
vol gekleurde steentjes om zich heen bouwde hij mozaïeken op klassieke Griekse
en Romeinse thema’s. Ze woonden in een tot woon/werkcentrum omgebouwde school, nabij
station Hollands Spoor, samen met andere kunstenaars, exploitanten van kleine
importbureautjes en creatieve ondernemers. Ze hadden een dochtertje. Het waren
de aardigste en meest gastvrije mensen die ik kende. Ik kwam er graag. Dragan
was onvermoeibaar in het stoeien met zijn dochter en mijn zoon, zodat we daar
even geen omkijken naar hadden. Ze woonden in het voormalige gymlokaal en de
touwen en ringen hingen midden in de huiskamer.
Een
uit Servië meegenomen fles thuisgestookte Slivovitsj werd geopend en de
verhalen kwamen. Hoe Dragan in militaire dienst bij temperaturen van min
twintig boven op een berg had moeten surveilleren, wat hij zo intens haatte dat
hij weg moest, zonder meer weg! Hoe ze hun geluk in de Nederlandse
regeringsstad gevonden hadden, hoe vooral Tasja zoveel mogelijk wilde doen voor
de slachtoffers van de Balkanoorlog die het tot Nederland gered hadden. Een
schaaltje lokale gerechten werd op het salontafeltje gezet, de slivovitsj werd
nog eens bijgeschonken.
Onherroepelijk
kwam het gesprek dan op die vreselijke oorlog, die alle voormalige Joegoslaven
tegen elkaar opgezet had. Tasja en Dragan treurden om alle slachtoffers,
Serviërs, Kroaten of Bosniërs. Het deed ze zichtbaar pijn. Maar wat hen het
meeste pijn deed was het oordeel dat er over hen, Serviërs, geveld was door de
rest van de wereld.
‘Nu
worden wij afgeschilderd als moordenaars en verkrachters, nu hebben wij het
ineens allemaal gedaan.’
Terwijl
er in een oorlog nooit alleen maar goede en slechte partijen zijn. Tasja had
een verontwaardigde trilling in haar stem wanneer ze zei: ‘De oorlogsmisdaden
van de Serviërs zijn zeker begaan, en moeten berecht worden, maar waarom worden
die van de Kroaten en de Kosovaren door de media genegeerd?’
‘Propaganda,’
bromde Dragan dan. ‘De waarheid komt het Westen niet goed uit.’ Duidelijke
vrienden en vijanden, dat heeft het Westen nodig, betoogde hij.
Voor één partij
in de oorlog hadden de twee geen goed woord over. De grootste boeven van
allemaal waren de Kosovaren. ‘Oh,
die arme arme Kosovaren!’ schamperde Dragan. Tasja verduidelijkte: ‘De staat
Kosovo,’ ze sprak het uit als “Káswe”, ‘waar nu zo hartstochtelijk voor
gevochten wordt, bestaat niet, heeft nooit bestaan en zal nooit bestaan. Kosovo
hoort tot de alleroudste kern van Servië, de Slag van Kosovo Polje is een ijkpunt in de Servische geschiedenis, zoiets
als de Slag bij Nieuwpoort hier. Nooit was Kosovo een autonome staat: voor die
slag niet, en in de vele eeuwen erna niet. En de Kosovaren bestaan ook niet, ze
zijn een mengelmoes van volken die nu uit opportunisme zogenaamd één volk
vormen en de wereldopinie tegen ons ophitsen.’
‘Laat
me niet lachen,’ snoof Dragan honend.
Ik
moest bekennen dat ik dat allemaal niet geweten had, toen ik mijn mening over
de Balkanoorlog gevormd had.
‘Zo
gaat het altijd,’ zei Dragan, ‘de politiek heeft zijn eigen doeleinden en
bestempelt de ene partij als boeven, de andere als engelen. De media springen
erop in en roepen dingen die op zijn best verkeerd geïnformeerd, maar meestal
gewoon simpelweg leugens zijn. Propagandamachines versterken het beeld.’
Tasja
viel hem bij: ‘En als je dan hier in het Westen een wat nuchterder standpunt
probeert in te nemen dan de zogenaamde communis
opinio, word je zelf een paria. De waarheid is grondig afgegrendeld en contact
met de waarheid besmet je, dus is het wel zo gemakkelijk om de publieke opinie
te volgen en met de wolven mee te huilen. Dus: Serviërs zijn moordenaars,
Kroaten en Kosovaren engeltjes.’
Ik,
als goed geïnformeerde westerling, wist niets! Zoveel was duidelijk: het was
aanmatigend en dom van me geweest om, zonder zeker vier jaar van intense studie,
over het Balkanconflict een mening te hebben. Deze mensen, deze Dragan en Tasja,
zij waren geen monsters, verkrachters, fascisten. Ze waren aardige,
vredelievende, goede mensen. Mijn soort mensen. Hun mening telde.
Natuurlijk
kon alles wat zij me vertelden ook uit een propagandamachine gekomen zijn,
natuurlijk kon hun kijk op de situatie al evenzeer vertroebeld zijn door
propaganda, chauvinisme of domheid, maar daar ging het me niet meer om. Zolang
je niet de absolute, objectieve waarheid kent over iets zo complex als een
slepende burgeroorlog met vele partijen en tientallen agenda’s, met een
geschiedenis die in de twaalfde eeuw al begonnen was, kun je beter zwijgen. Toen
ik mijn oordeel gevormd had, ik die zich toch als een redelijk goed geïnformeerde
westerse “intellectueel” beschouwde, bleek ik totaal niets te begrijpen van de
situatie. Op zo’n moment ben je eigenlijk verplicht je mening op te schorten.
Dat was de les die de gesprekken met Tasja en Dragan me leerden. Ongeacht of het
allemaal waar was wat zij te vertellen hadden, dat wat ik links en rechts over
de Balkanoorlog te horen had gekregen was altijd, welhaast bij definitie,
onwaar, onvolledig en gekleurd geweest.
Dát
inzicht is het geweest dat me ertoe gebracht heeft, voortaan geen mening meer
te hebben over Israel en Gaza, Oekraïne en seperatisten, Egypte en Libië en
Syrië en wat dan ook.
Zolang
we niet alles weten, hebben we niet de plicht een mening te vormen. En
persoonlijk zou ik dat zelfs willen uitbreiden naar: hebben we de plicht geen
mening te vormen.
En
een ding is zeker: we zullen nooit alles weten. In het tijdperk van de social
media is disinformatie wijder verbreid dan ooit.
Daarom,
bij deze: Ik weet het niet.
Dank voor het mooie stukje, tijdig en duidelijk. Het herinnerde me aan wat de Russische vriendin van een student van mij over het momenteel lopende conflict in Oekraïne zegt – uiteraard niet in alle opzichten hetzelfde, maar met een belangrijke parallel: er zijn in het open, vrije, democratische, progressieve, rechtvaardige enz. enz. (voeg nog een paar zelf-vleiende bijvoeglijke naamwoorden toe) Westen steeds weer zekere krachten die er kennelijk een enorm belang bij hebben, de publieke mening te radicaliseren. En altijd in naam van prachtige idealen, die aan de basis van het imago van het Westen liggen: vrijheid, democratie, gelijkheid, gelijke kansen, welvaart (ja, vooral veel welvaart). Dat daarbij de waarheid geweld aangedaan wordt is, nou ja, een beetje jammer. Misschien. Doet er niet zo veel toe.
BeantwoordenVerwijderenHet verhaal doet me ook denken aan de wereldwijde opschudding over de walgelijke verkrachtingszaak in een bus in Delhi, twee jaar geleden. Ik als India-expert kreeg telefoontjes en emails met vragen naar de oorzaken van die misstanden. Waarschijnlijk heb ik enige media-mensen verergerd door te antwoorden (a) dat het allemaal hard meevalt, en dat wat in een deel in dat reusachtige land gebeurt, niet voor het hele land representatief is, (b) dat ik het helemaal niet zo erg vind dat de Indiërs met duizenden tegelijk de straat opgaan, want het betekent dat men daar nog vertrouwen in de democratie heeft en gelooft, dat de stem van de massa gehoord zal worden – niet zoals in het gezapige, decadente Europa, waar geen hond een flauw benul heeft van wat er in Brussel allemaal gebeurt en iedereen alles wel goed vindt (want wat doe je ertegen, als je het er niet mee eens bent? Wat doe je tegen ‘soft governance’?) en tenslotte (c) dat het in het ‘christelijke’ Westen met zijn o-zo-‘christelijke’ waarden op dit gebied ook niet overal geweldig is, maar dat ik niet hoor van massabetogingen in het Westen tegen snuff movies e.d.m.
Dat wilden de media dus niet horen. Gelukkig kreeg ik in een ander geval, bij de Hessischer Rundfunk, te maken met een telefonisch interview tijdens een live-uitzending (daarin kan niet geknipt worden, want het is immers live). De interviewer gaf een andere westers-populaire spreuk van zich dat deel van het eeuwige geleuter over India is, nl. ‘het kastensysteem’, dat zo onrechtvaardig is (discriminatie, ongelijkheid enz., verschrikkelijk onwesters en dus ongoed) – alsof dat met verkrachtingen te maken heeft. Alsof er in het Westen geen kastensysteem bestaat. Alsof ik toegang zou kunnen krijgen tot de hogere adel, tot de betere kringen binnen de Amsterdamse grachtengordel of ineens en zonder meer volwaardig lid van een kerkgemeente van Staphorst of Urk zou kunnen worden. Westerlingen zijn betere huichelaars en noemen de zaken niet bij hun naam, terwijl de Indiërs er geen doekjes om winden: dat is het hoofdverschil. Ik heb toen live op de radio gezegd, dat het kastensysteem ook zijn goede aspecten bezit, anders zouden de Indiërs allang ervan afgestapt zijn: de kaste is een netwerk van solidariteit en sociale zekerheid, ook een geïnstitutionaliseerde subcultuur.
Als gevolg van die uitzending kreeg ik gelukkige emails van Indiërs: „Wanneer wij zoiets zeggen, worden de Westerlingen kwaad op onze ‘achterlijkheid’. Als u het zegt, wordt het misschien eindelijk geloofd.” Hieraan moest ik meteen denken, toen ik over jouw Serviërs las. Zij zijn niet de enige slachtoffers van de media.
Dus als er weer eens zo’n propaganda-offensief plaatsvindt, vraag ik me meteen af: wie zit erachter, en wat heeft die eraan? Oekraïne: is dit een welkome afleiding van de Americaanse afluisterschandalen (Poetin is zeker geen lieverdje; maar ik vind het uitstekend dat Edward Snowden in Rusland mocht blijven), of ook van iets anders? Wordt er binnenkort een Americaans schip naar de Zwarte Zee gestuurd, zodat de NSA hieruit een nieuw Tonkin-incident kan construeren?
RZ
Denken is te vaak niet meer dan het met redenen stofferen van een al gevormde, gevoelsmatige opinie. Men verantwoordt met argumenten een sentiment. Bij werkelijk objectief denken blijkt het materiaal dat we tot onze beschikking hebben zoals je zegt te chaotisch, onvolledig, ingewikkeld en tegenstrijdig om tot een bevredigend oordeel te komen. 'Ik weet het niet' is dan de enige integere stellingname, dat ben ik volmondig met je eens. Maar de vraag is wel, vind ik, of dat standpunt niet eerder een luxe is dan een plicht. Als de regeringsleiders van de 'weldenkende' landen bij alle spelende conflicten twijfelende toeschouwers zouden blijven, dan zouden rabiate idioten die zonder de minste scrupules moorden in naam van een sprookjeswezen vrijelijk hun gang kunnen gaan. Ik ben blij dat ik in een positie verkeer waarin ik kan zeggen 'ik weet het niet'.
BeantwoordenVerwijderenZeker, Jan Paul, maar ik hoor ook van alle kanten dat de regeringsleiders van de 'weldenkende' landen bij alle spelende conflicten partij zijn, linksom of rechtsom, zoals RZ ook al suggereert. Dat maakt het allemaal nog veel ingewikkelder. De theorie is nu dat de VS door de militaire actie de IS juist in de kaart spelen. Zijn het dillettante knoeiers, daar bij BZ en Defensie van de VS, of is er meer aan de hand? Natuurlijk zal er meer aan de hand zijn. Maar wat? Ik weet het niet.
BeantwoordenVerwijderenZucht.... de machinaties van de wereld zijn werkelijk ondoorgrondelijk. Terug naar de morele onkreukbaarheid van het Sokratische 'oida oti ouden oida' dan maar weer.....
BeantwoordenVerwijderenNiets nieuws sinds Plato.
BeantwoordenVerwijderenEen 'me too' van mij dan maar. Het zal een virus zijn, dat besef van onwetendheid.
VerwijderenIn de afgelopen week bekroop het me ineens met betrekking tot de Oekraïne. Poetin is een soort nieuwe tsaar. Dat zal best zo zijn. Maar wie zijn de nieuwe machthebbers in Kiev eigenlijk? Waar staan ze precies voor? Ik weet het niet.
De perceptie van de EU is dat deze regering strijdt voor het recht zich meer op Europa te richten. Maar was dat de voornaamste motivatie om de vorige dictator af te zetten?
Ik denk dat vrijwel iedereen het slachtoffer is van zekere vormen van propaganda. Dat de Kosovaren een niet bestaand volk zijn, is dat een reden waarom ze zich niet los mochten maken van Servië? De Palestijnen zijn ook geen volk. Het zijn arabieren die toevallig in het huidige Israel woonden, toen dat nog Palestina heette. Maar betekent dit dat zij geen rechten hebben met betrekking tot hun geboortegrond?
Al jaren ken ik het begrip 'invented traditions'. Het boek dat de historicus Eric Hobsbawm schreef onder die titel, heb ik nog nooit gelezen. Moet ik toch eens doen, ondanks het gegeven dat Hobsbawm een smerige communist was en dus hoe dan ook een anti-democraat en een verachtelijk mens.
Bij deze opvatting wil ik me wel aansluiten. Ik vertel mezelf ook regelmatig dat ik langs deze lijn dien te denken en wat minder snel met oordelen klaar zou moeten staan; lukt helaas niet altijd.
BeantwoordenVerwijderen