5
mei 2015
Geerten
Meijsing – Tussen mes en keel (1996)
Na lezing van de correspondentie
van Geerten Meijsing met Nanne Tepper ben ik nieuwsgierig geworden naar dit
boek, waaraan Meijsing werkte in de periode die de correspondentie bestrijkt. Als
trouwe volger van zijn werk had ik het natuurlijk wel gelezen toen het uitkwam,
maar dat is ondertussen alweer bijna twintig jaar geleden.
In deze dikke pil beschrijft
Meijsing de diepe neergang van Eric Provenier, een door zijn vriendin in de steek gelaten schrijver, die
zijn heil zoekt in drank- en drugsgebruik, stalking en escort-meisjes. De hele
tijd is hij bezig met het voorbereiden van zijn zelfmoord die uiteindelijk
mislukt, waarna hij opgenomen wordt. Wat is het alternatief voor leven? De
dood? We komen er niet uit, en de enorme, overdonderende intimiteit waarmee
Proveniers innerlijke leven over ons heen wordt uitgestort levert geen eenduidige
aanknopingspunten op. Dat komt mede door de afstand tussen hoofdpersoon en
lezer die paradoxaal lijkt te zijn ontstaan door precies die overkill. De volumeknop staat
wat te hoog.
Dat is niet nieuw: Geerten Meijsing
lijkt geen schrijver te zijn die het belangrijk vindt dat zijn lezer zich
verbonden voelt met zijn hoofdpersonen. Zoals in bijna al zijn romans doet hij
ook hier weer geen enkele poging zijn hoofdpersoon sympathiek te maken. Blijkbaar
is hem er veel aan gelegen om Eric Provenier zo destituut en grimmig mogelijk
af te schilderen in zijn tragische wederwaardigheden. Dientengevolge voel ik
dan ook weinig empathie voor Provenier.
Een toegevoegd vervreemdend
effect (eigenlijk ook terugkerend in alle romans van Meijsing) is het noemen
van allerlei merkproducten die Eric Provenier gebruikt (Armani, Sisley etc.). Wat
is dat toch? Waarom zijn die producten zo belangrijk? Provenier is, net als
Meijsing, een beschaafd ogende middelbare man uit een gegoed middenklasse-milieu.
Iemand die een duur, zijden merksjaaltje draagt, dat hij als een band om zijn
hoofd knoopt wanneer hij met zijn te jonge vriendin in de Roxy is en op muziek van Buffalo
Tom of The Breeders gaat dansen. En dat klopt gewoon niet. Hij is er niet op zijn plaats, een beetje als een
oom op een tienerfeestje.
Uit de correspondentie met Tepper kan de lezer weten dat de fabel van Tussen mes
en keel wel zo’n beetje op echte gebeurtenissen gebaseerd is, maar
tegelijkertijd leest de roman juist alsof er minstens de helft van verzonnen
is. Dat heeft volgens mij te maken met Meijsings techniek om bestaande personen
en geschiedenissen te nemen als uitgangspunt, waarna hij aan de haal gaat met
hun lot (mensen die zich in zijn romans menen te herkennen, legde hij ooit uit,
begrijpen het dan ook niet: het blijven romans, verzinsels). Misschien is het
daardoor dat ik niet echt into Eric Provenier kan komen.
Geerten Meijsing kan, als hij het
op zijn heupen heeft, heel erg mooi schrijven (het eerste deel van hoofdstuk
zeven is een klein pareltje in zijn œuvre), maar evengoed kun je, als je goed
oplet ook wel plekken ontdekken waar hij er eigenlijk geen zin in had.
Nick
Hornby – A long Way Down (2005)
Niet helemaal toevallig: nog een
boek over mislukte zelfmoord. Dit boek lag al een tijd op me te wachten en na
lezing van Tussen mes en keel, leek
me dit wel een aardige om als contrast te dienen. Dat het een contrast zou
worden, stond van te voren wel vast, zo’n onbevangen lezer ben ik niet: ik ken
het werk van Meijsing, ik ken het werk van Hornby.
Vier personen treffen elkaar op
het dak van een wolkenkrabber en verhinderen elkaar de fatale laatste stap. De
cynische Martin (geschetst naar Hornby zelf?) wiens leven en carrière door een
serie misstappen geruïneerd is, het geschifte, achttienjarige punkmeisje Jess, na een one-night-stand door Chas in de steek gelaten, de katholieke
eind-veertiger Maureen, “eenvoudig” gebleven maar als alleenstaande moeder opgezadeld
met een zwaar gehandicapt kind, en ten slotte JJ, een mislukkende rocker van in
de twintig. Ogenschijnlijk de normaalste van de vier.
Geen van vieren heeft een
duidelijke reden voor zijn of haar zelfmoorddrang (en dat vind ik dan ook meteen één der
zwakten in het boek). Door middel van reportageachtige snippets, telkens in het idiolect van de betreffende zelfmoordenaar
in spe geschreven, krijgen we inzicht in beweegredenen en worden we langzamerhand
van die lokkende rand weggeleid. Er bestaat geen romantiek tussen de vier en het
boek eindigt neutraal (dat vind ik wel sterk: het is geen feel-good-romcom-boek geworden) en de vier blijven uiteindelijk leven
omdat dat iets minder erg is dan doodgaan.
Het contrast is overduidelijk:
Geerten Meijsing is een klassiek schrijver - zijn referentiekader is de
klassieke cultuur. Nick Hornby is een (post)modern schrijver. Zijn
referentiekader is de popcultuur. Waar Meijsing slechts lijkt te koketteren met punkbandjes en
disco’s, weet Hornby precies waar hij het over heeft (hij heeft al eens een
roman geschreven over de uitbaters van een vintage platenzaak), en zijn de
verwijzingen naar de moderne popcultuur een stuk geloofwaardiger.
Geen van beide boeken evenwel,
durf ik te beweren, is een meesterwerk.
De verfilming van A Long Way Down, met onder andere Aaron
Paul en Pierce Brosnan, is zeer wisselend ontvangen. Ik sla over, denk ik, het
schijnt een feel-good-movie te zijn
geworden..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten