Dalí aan de lijn |
Dorothea Tanning - Eine Kleine Nachtmusik (1943) |
Wat me opviel was hoe klein de
pool van kunstenaars van het surrealisme eigenlijk is. Zijn het niet altijd
dezelfde tien of vijftien namen? Zelfs nu werden er al kunstenaars met de haren
erbij gesleept. Want was Duchamp wel een surrealist? Picasso? De Nederlanders
vielen blijkbaar buiten het blikveld van de verzamelaars: er was geen Willink of
Melle te bekennen. Er hingen in een achterafzaaltje wel wat Nederlanders maar erg
bijzonder was het niet.
Mijn belangstelling ging vooral
uit naar het kwadrant over Roland Penrose. Zelf bepaald geen groot kunstenaar,
was hij een leidende kracht achter het surrealisme. Bevriend met Paul en Nusch
Éluard, Man Ray en Pablo Picasso, en bovendien redelijk gefortuneerd, kon hij
een heel complete verzameling opbouwen. Vooral toen hij voor 1500 pond ruim
honderdvijftig schilderijen van Éluard kon overnemen. Ik ben helaas weinig
nieuwe zaken met betrekking tot Sir Roland te weten gekomen – niet dat het de
tentoonstelling erom te doen was om mijn belangstelling voor hem en zijn vrouw Lee Miller te voeden!
De dag erna bezochten we in de
Kunsthal de tentoonstelling van hyperrealisten. Ik had me daar van te voren
weliswaar niet zo verschrikkelijk veel van voorgesteld, meer het leek een
aardig divertissement. Lichte kost in het knisperende vroege-lente-licht van de
Maasstad.
Krijg ik trek van Tjalf Sparnaay? |
Men weet al wat ik vind van
architecten in het algemeen en van Rem Koolhaas in het bijzonder en het zal dan
ook geen verbazing wekken wanneer ik zeg dat me de hele filosofie, de hele
doelstelling van zijn architectonische kunst ook hier weer heel doorzichtig en
onsympathiek voorkwam. Een gebouw moet blijkbaar jeuken, een beetje te strak in
de schouders zitten, liefst met een naadje dat kriebelt. De Kunsthal laat zich bijvoorbeeld
niet gemakkelijk betreden. Aan de grote weg (de Westersingel) ligt wat lijkt op
een pontificale hoofdingang, maar dat blijkt bedotterij te zijn. Via die namaakhoofdingang
wordt de bezoeker een vrij steil aflopend, betonnen pad af geleid, waarna hij
of zij zich plotseling in de Museumtuin blijkt te bevinden, tussen de Kunsthal
en Museum Boijmans. Ook daar is er geen hoofdingang te bekennen. Dan maar zonder
resultaat om het gebouw heenlopen. Uiteindelijk blijkt een onooglijke glazen
deur die naar een soort restaurant/museumwinkeltje leidt de gezochte entree te
zijn. Is men eenmaal doorgedrongen tot de buik van het gebouw, is het ook nog
weer een route vol onduidelijkheid en irritatie en trappen die treden van net het
verkeerde formaat hebben. Uiteindelijk vind je dan bijna per ongeluk de
tentoonstellingsruimte. Zucht. Het gebouw is weer lekker in discussie gegaan
met de omgeving. Al vind ik de manier van discussiëren van Koolhaas’ bouwwerken
wel verdacht veel op sarren en zuigen lijken.
Maar goed, we kwamen niet voor
het gebouw, maar voor de hyperrealisten. Of zoals Emily Ansenk, de directeur
van de Kunsthal in het voorwoord van de begeleidende catalogus, getiteld Hyperrealisme, zegt: fotorealisten. Ze
voegt eraan toe: ‘In deze publicatie is ervoor gekozen om de term fotorealisme
aan te houden en deze niet af te wisselen met hyperrealisme.’ Prima, maar hoe
zit het dan met de titel van het boek?
Ben Johnson, The Rookery (1995) |
Fotorealisme dus. Wat ervan te
vinden? De meeste kunstwerken zien eruit alsof ze met engelengeduld, indrukwekkende
materiaalbeheersing, onvoorwaardelijke toewijding en koppig uithoudingsvermogen
vervaardigd zijn, en zeker: vreselijk knap werk is het geworden, neurotisch,
soms op het psychotische af. De obsessief gedetailleerde doeken van Ben Johnson
vallen wat mij betreft bijna in de categorie outsider-art. Want is dit niet een soort artistiek autisme?
Wat me vooral opviel is de
volstrekte liefdeloosheid van de schilderijen. Het is de bedoeling om niets te bedoelen. In deze is er denk ik
verwantschap met minimal music en met
de nouvelle roman, waar engagement en
esthetiek ook rigoureus worden opgeofferd aan objectiviteit en neutraliteit.
Bij mij heeft dit alles het
befaamde Chinese-restaurant-effect tot gevolg: de honger wordt niet gestild. Hoe
kunstig en vol toewijding het ook gemaakt is, hoeveel lange dagen de schilder
ook gewerkt heeft aan zijn doek, het bleef wat mij betreft fast food voor het oog. Ik dacht: “Wat ontzettend knap." Ik dacht: "Wat
ontzettend zinloos.”
In het Grieks-Orthodoxe kerkje naast het museum werd door een diepe bas hartverscheurend mooi gezongen. We zijn even blijven luisteren.
In het Grieks-Orthodoxe kerkje naast het museum werd door een diepe bas hartverscheurend mooi gezongen. We zijn even blijven luisteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten