zondag 3 december 2023

Ai!

In de trein zat een stel, eind zestig, misschien begin zeventig. Gesoigneerd, hij een rood plastic brilletje met ronde glazen, zij een chique shawl (geen sjaal). Allebei zo’n beetje vaag progressief-liberaal Oud-Zuid. Uit hun gesprek maakte ik op dat ze, net als wij, onderweg waren naar de Kunsthal in Rotterdam.
‘Heb jij wel eens werk gezien van Weiwei?’ vroeg de vrouw aan de man. De man mompelde iets ontkennends en ik dacht: ‘Zozo. Deze dame kent de kunstenaar zo goed dat ze hem met zijn voornaam aanduidt.’ Ik vond het niettemin vreemd klinken, zoiets als Picasso aanduiden met het intieme Pablo.
We hebben de twee niet meer teruggezien, want wij zouden de tentoonstelling Humanity pas de volgende dag gaan bezoeken, gecombineerd met een inspectie van het Depot van Boymans van Beuningen, in datzelfde Museumpark gelegen.

Eerst stond er een terugkeer naar de Markthal, dat architectonische wonder, op het programma. Ik ben een fan, al sedert het malle gebouw opgeleverd werd. Een woonflat in de vorm van een kolossale triomfboog, met daarbinnen een enorme verscheidenheid aan kramen en restaurantjes in twee verdiepingen, waar het exotisch voedsel uit alle windstreken je tegemoet geurt. In de kelder is ook nog eens een Albert Heijn en een Gall en Gall gevestigd. Na een paar schrale jaren waarin nogal wat leegstand te bespeuren viel, is de hal thans weer volledig bezet en de verscheidenheid is weer groot. Alleen mis ik de kraam met meer dan honderd soorten sambals die er vroeger was.
Ik denk wel eens: hier te wonen. Alleen maar eruit te hoeven voor de geneesvrouwe en de grote vestiging van de Slegte aan de overkant van het plein en verder alles onder één dak te hebben. Ik zou honderdvijfendertig kilo zijn, dat wel. En Jenet wil niet mee, dus beter maar van niet.

Toen we de volgende dag een kijkje gingen nemen bleek het Museumpark lelijk op de schop te liggen. Het evenementendek in het Museumpark krijgt, zo lees ik op internet, een geheel nieuwe inrichting. Meer groen, banken, fonteintjes. Het wordt een plek voor festivals, recreatie en sport. Ik hoop dat het alleraardigste orthodoxe kerkje met de grandioze naam Kathedraal van de Heilige Nikolaas in de hoek van het park een beetje ongemoeid zal blijven.

Laat ik eerlijk zijn: hoezeer ik ook een fan ben van de Markthal, vooral ook als gebouw, ik kan niet werkelijk warm lopen voor het Depot van Boymans, hoewel dat door dezelfde architect, Winy Maas is ontworpen. Ik vind het een beetje over the top, iets té zelfverzekerd misschien. Wie ernaartoe gaat in de verwachting een museum aan te treffen, komt bedrogen uit: het is een werkomgeving die deels opengesteld is voor publiek. Ik vond het leuk en interessant, maar voel niet de drang om er snel weer naar toe te gaan. Ontroerend vond ik wel om te zien hoezeer ook de meest efemere kunstprullen met de grootste eerbied behandeld werden, als frêle bejaarden in het verzorgingshuis.

Ook de Kunsthal is de schepping van een beroemde architect, Rem Koolhaas in dit geval. Hij is iemand die zich niet bezig houdt met trivialiteiten als gebruiksvriendelijkheid, dus de Ai Weiwei-tentoonstelling was een druk rommelzootje, waar smalle gangen gebruikt moesten worden voor uitgebreide tekst en uitleg, zodat iedereen elkaar in de weg liep. We zijn van hem eigenlijk niets anders gewend. Ik heb er hier en hier al eens over geschreven. 

Trouwe lezers van mijn blog weten dat ik niet vreselijk gelukkig ben met moderne kunst. Natuurlijk tref je hier en daar best heel goede werkstukken aan, de wet der grote getallen schrijft dat bijna voor. Maar diezelfde wet verordonneert ook dat er grote hoeveelheden rommel geproduceerd wordt die maar het beste vergeten worde. Waar in dat geheel Ai Weiwei zich bevindt, is me niet helemaal duidelijk geworden. Ik zal dat uitleggen.
Laat ik vooropstellen dat ik hem, zoals ik hem op film en in werken bezig heb gezien, niet mag. Hij lijkt me een charlatan met grootheidswaan. Hij treft me ook als weinig subtiel. Zijn vorm van maatschappelijk commentaar leveren uit zich bijvoorbeeld door een video op te nemen waarin hij een antieke vaas kapot gooit, of door een prehistorische vaas te beschilderen met het logo van Coca Cola. De boodschap komt over, jawel, maar de manier is wel erg grof en bovendien sleets: hoe vaak is immers zoiets al niet eerder gedaan?

Veel werk bestaat ofwel uit aan elkaar bevestigde ready-mades (schoenen, fietsen, schooltassen) ofwel uit grote illustraties in legoblokjes uitgevoerd, meestal in gemene pastelkleuren. Vaak zien we zelfportretten in dramatische omstandigheden, ten prooi aan de repressieve cultuur van het communistische China. Het zal allemaal wel heel ellendig zijn, maar het resultaat van al zijn slechte ervaringen levert werk op dat zo geobsedeerd is door Ai Weiwei zelf, dat ik dat hele humanistische verhaal van hem maar nauwelijks geloven kan. Ook gaat Ai Weiwei vaak pontificaal in beeld staan, vooral in een zeer groot werk, ook weer uitgevoerd met vele honderden legoblokjes in valse CGA-kleuren, dat de iconische persfoto van het in Griekenland aangespoelde jongetje kopieert, maar dan met de kunstenaar zelf als tweejarige drenkeling. Wat theatraal, denk ik dan, wat volledig op zichzelf gefixeerd! Ik zag het stuk en de enige vergelijking die bij me opkwam Harry Mulisch, de Ollie B. Bommel van de Nederlandse letterkunde, die ooit smartelijk en pompeus verzuchtte: ‘Ik ben de Tweede Wereldoorlog!’

Al met al was vond ik het een vreemde, ja zelfs vervreemdende ervaring. Ik was er van tevoren vanuit gegaan dat alles wat ik in de Kunsthal van de Chinese kunstenaar te zien zou krijgen, afgedaan zou kunnen worden als postmoderne kitsch, charlatanerie en bombast, maar zelfs dat lukte me niet. Ik zag wat het was (een soort beeldende kunst), maar snapte er zo weinig van dat ik het niet eens kon afwijzen, op dezelfde manier waarop ik de in een betekenisvolle volgorde gelegde letters van een Cambodjaans gedicht niet kan afwijzen, want ik ken geen woord Cambodjaans. Als het Ai om verwarring te doen is, slaagt hij wat mij betreft met vlag en wimpel.
Het enige dat ik in de tentoonstelling helder zag en ook begreep, was vlijt. Er is duidelijk heel veel tijd en energie gestoken in de diverse objecten. Teveel om het allemaal simpel af te kunnen doen als een flauwe, cynische grap of als puur aanstellerij.
Het zou zelfs wel een vorm van opschepperij kunnen zijn: ‘Kijk eens hoe groot mijn bedrijf is, hoeveel medewerkers ik me kan veroorloven om dit allemaal voor mij te doen.’ Maar misschien doe ik hem daar vreselijk te kort mee, ik weet het niet. Misschien werkt Ai Weiwei echt heel hard en drukt hij Legoblokje na Legoblokje in het gelid, als de belangrijke kunstenaar die hij volgens anderen is. 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten