Humphrey Carpenter - The Brideshead Generation
Ogenschijnlijk gepresenteerd als een beschrijving van een hele groep schrijvers, mondt dit 500 pagina’s dikke boek uit in een biografie van de voornaamste (en onaangenaamste) figuur van de groep: Evelyn Waugh, Dat vind ik heel jammer, want veel meer was ik geïnteresseerd in de andere leden van Waughs lichting, zoals Harold Acton, Cyril Connolly of Brian Howard, of hun don, de merkwaardige Maurice Bowry. Excentrieke figuren stuk voor stuk, die allemaal terug te vinden zijn in Waughs roman Brideshead Revisited. Howard, en in iets mindere mate Acton hebben bijvoorbeeld samen hun plek gevonden in het fascinerende en aantrekkelijke personage van Anthony Blanche, de verpersoonlijking van het slechte, zinnelijke, het verleidelijke.
De biografie van Evelyn Waugh op zichzelf is niet bijster interessant: een middle class man van zeer conservatieve snit, die zich zonder al teveel verzet overgeeft aan het katholicisme, die moppert en sneert, die teveel eet, drinkt en rookt, die aan delirium begint te lijden door een overmaat aan medicijnen en die, omringd door een enorme en buitengewoon brave kinderschaar op betrekkelijk jonge leeftijd komt te sterven, tot zijn eigen en des lezers intense opluchting.
In zijn jeugd omschreef Harold Acton hem als een faun, later werd hij meer een knorrepot. Een onhandige en lompe, gezette, boos kijkende man in een vreemd wit-zwart geruit pak, die bepaalde trekjes heeft die me aan W.C. Fields doen denken.
Brian Howard |
Als homogeen werk heeft het boek dus zijn fouten. Na een veelbelovend begin, waarin een prachtig beeld geschetst wordt van het merkwaardige studentenleven van de elite in Oxford, waartoe Waugh graag zou hebben willen behoren, maar waarvoor hij te middle class was (met de middle class protagonist Charles Ryder geeft hij in Brideshead Revisited een misschien geïdealiseerd, maar in hoge mate eerlijk zelfportret), verschraalt het boek nogal.
In dat tweede gedeelte bevredigt Carpenters psychologiseren niet meer. Het voortdurend zoeken naar de invloed van Alice In Wonderland en Waughs rivaliteit met zijn broer Alec doet wat krampachtig aan.
Vroeger waren wij
maar al te bereid om in Brideshead Revisted een sleutelroman te zien,
maar ik denk tegenwoordig dat we deze materie toch wat genuanceerder moeten
benaderen dan Carpenter heeft gedaan.
Ian S. MacNiven (ed) - The Durrell-Miller Letters
De briefwisseling tussen deze twee literaire reuzen begint in augustus 1935 wanneer de 23-jarige Lawrence Durrell een bewonderende fanbrief schrijft aan de dan al reeds 44 jaar oude Amerikaanse schrijver naar aanleiding van diens roman The Tropic of Capricorn. Het klikt meteen en al heel snel raken de correspondenten bevriend, al zal het nog jaren duren voordat Miller Durrell ontmoet op Corfu. De twee schrijvers gaan vrijwel onmiddellijk, ondanks het leeftijdsverschil, op voet van gelijkwaardigheid met elkaar om. Miller herkende duidelijk iets in de geëxalteerde jongeman en al spoedig ontwikkelde zich een intense brievenvriendschap.
De brieven zijn geanimeerd en informatief. Vaak wordt de
techniek van het schrijven behandeld, maar ook vrouwen, reizen en wederzijdse
vrienden (Georges Seferis in Griekenland bijvoorbeeld). Na de oorlog komen ze
veel te schrijven over de Beat Generation waar Miller zeer sympathiek tegenover
stond, Durrell wat neutraler. De correspondentie wordt wat kariger tegen het
einde, wanneer Miller, bijna negentig en zo goed als blind, nog maar zelden
reageert.
Wel een inspirerend boek - zozeer dat ik vervolgens eerst de Tropic of
Capricorn weer opgepakt heb (maar niet uitgelezen) en daarna Justine.
Miller was van de twee de echte brievenschrijver. Men zou kunnen betogen dat zijn oeuvre één uitgewerkte brief is. Durrell was veel literairder: zijn werk was nadrukkelijk kunst en van de twee was hij de ware romanschrijver. Na een kleine twintig jaar in de correspondentie verscheen het eerste deel van Durrells magnum opus, The Alexandria Quartet. En die tetralogie was belangrijker en grootser dan wat Miller ooit gedaan had.
Hoewel ze fans waren van elkaars werk, waren ze het artistiek gezien vaak met elkaar oneens. Durrell kon vreselijk fel (maar altijd met grote schroom) reageren als hij Miller iets verkeerds zag doen. Het duidelijkste voorbeeld hiervan betrof Millers Sexus, dat hij bij proeflezing verschrikkelijk slecht vond. Niet alleen een brief, maar ook een telegram maakte dat duidelijk: “SEXUS DISGRACEFULLY BAD WILL COMPLETELY RUIN REPUTATION UNLESS WITHDRAWN REVISED.”
Voor iemand die zo overtuigd was van zichzelf, was Miller opmerkelijk mild in zijn reactie op deze kritiek. Hij liet zelfs doorschemeren dat Durrell misschien wel gelijk had, maar dat hij de ware bedoelingen van Miller niet grondig doorzien had.
Een boek waar ze het volledig oneens over waren was Dharma Bums van Kerouac. Miller was een fan, Durrell minder. Hij vond Kerouac niet een bevrijder, maar een lijder aan logorroe.
In zijn laatste brief kondigt Miller aan dat hij op sterven lag. Durrell heeft om een of andere reden niet meer teruggeschreven en een paar weken later stierf Miller.
Lawrence Durrell - Justine
Het eerste deel van het Alexandria Quartet bleek zeker de moeite van het herlezen waard. Ik had gedacht dat ik wel genoeg had van Durrells trucs, maar niets bleek minder waar: de economie van taal, het vermogen om met drie juist gekozen woorden een voorbij het waarneembare gelegen magie op te roepen was toch weer betoverend. Als stylist was Durrell gedurende het schrijven van Justine op zijn hoogtepunt. De latere teleurstelling dat hij in 1962, twee jaar na het verschijnen van het laatste deel van de trilogie, geen Nobelprijs kreeg was toch wel terecht.
Door Durrell omschreven als “an investigation of modern love”, is dit boek eigenlijk een vertelling met als enige ware hoofdpersoon de stad. Ook al speelt de roman in de periode 1942-1945, Alexandrië is een vooroorlogs organisme van expats, homo’s, joden, hasjiesjrokers en, uiteraard, Justine, de vrouw van een machtige Alexandrijn.
De invloed van Henry Miller is herkenbaar, maar zeker ook die van de Grieks-Alexandrijnse dichter Kavafis. Het geheel is een gecompliceerde, gekunstelde en geconcentreerde roman die soms veeleisend is, dan weer de lezer meesleurt naar het onvermijdelijke, ontgoochelende einde.
Het is wel zaak deze roman te zien als een deel van een bijzondere tetralogie. Waar men in een dergelijke reeks meestal een chronologische ordening zou verwachten heeft Durrell hier gekozen voor, zoals hij het noemt, een stereoscopische ordening. Gebeurtenissen zijn nooit éénduidig, er is altijd verband met andere factoren die bij een gezichtspunt vaak helemaal niet herkenbaar zijn. Bij een ander gezichtspunt verandert de gebeurtenis dan ook. Elk van die gebeurtenissen heeft allerlei onbekende factoren, belangrijke details die de ene betrokkene wel, de andere niet bekend zijn, zodat de werkelijkheid, of wat daarvoor door moet gaan altijd en bij definitie caleidoscopisch is. Wat voor de verteller van het eerste deel een onbegrijpelijk geheim is, blijkt voor de vertelster in deel vier gesneden koek te zijn die heel veel duisters uiteindelijk verklaren kan. Zo moet je dus de hele tetralogie lezen om precies te weten te komen wat er nu eigenlijk gebeurd is. Dat heb ik ooit al eens gedaan, dus ik laat het, verzadigd door Durrells rijke stijl vol valstrikken en afleidingsmanoeuvres, voorlopig even hierbij.