zondag 22 december 2024

Leesrapportje 12

Humphrey Carpenter - The Brideshead Generation

 

Ogenschijnlijk gepresenteerd als een beschrijving van een hele groep schrijvers, mondt dit 500 pagina’s dikke boek uit in een biografie van de voornaamste (en onaangenaamste) figuur van de groep: Evelyn Waugh, Dat vind ik heel jammer, want veel meer was ik geïnteresseerd in de andere leden van Waughs lichting, zoals Harold Acton, Cyril Connolly of Brian Howard, of hun don, de merkwaardige Maurice Bowry. Excentrieke figuren stuk voor stuk, die allemaal terug te vinden zijn in Waughs roman Brideshead Revisited. Howard, en in iets mindere mate Acton hebben bijvoorbeeld samen hun plek gevonden in het fascinerende en aantrekkelijke personage van Anthony Blanche, de verpersoonlijking van het slechte, zinnelijke, het verleidelijke.

De biografie van Evelyn Waugh op zichzelf is niet bijster interessant: een middle class man van zeer conservatieve snit, die zich zonder al teveel verzet overgeeft aan het katholicisme, die moppert en sneert, die teveel eet, drinkt en rookt, die aan delirium begint te lijden door een overmaat aan medicijnen en die, omringd door een enorme en buitengewoon brave kinderschaar op betrekkelijk jonge leeftijd komt te sterven, tot zijn eigen en des lezers intense opluchting.

In zijn jeugd omschreef Harold Acton hem als een faun, later werd hij meer een knorrepot. Een onhandige en lompe, gezette, boos kijkende man in een vreemd wit-zwart geruit pak, die bepaalde trekjes heeft die me aan W.C. Fields doen denken.

Brian Howard
De geschetste wereld begint charmant genoeg. De Bright Young Things die elkaar op de universiteit ontmoeten zijn aantrekkelijk en excentriek, maar al spoedig begint de biografie zwaar te centreren op Waugh wat, zoals gezegd, spijtig is. Graham Greene en Anthony Powell waren literair gezien minstens zulke zwaargewichten als Waugh en het levensverhaal van vooral de eerste is veel interessanter.

Als homogeen werk heeft het boek dus zijn fouten. Na een veelbelovend begin, waarin een prachtig beeld geschetst wordt van het merkwaardige studentenleven van de elite in Oxford, waartoe Waugh graag zou hebben willen behoren, maar waarvoor hij te middle class was (met de middle class protagonist Charles Ryder geeft hij in Brideshead Revisited een misschien geïdealiseerd, maar in hoge mate eerlijk zelfportret), verschraalt het boek nogal.

In dat tweede gedeelte bevredigt Carpenters psychologiseren niet meer. Het voortdurend zoeken naar de invloed van Alice In Wonderland en Waughs rivaliteit met zijn broer Alec doet wat krampachtig aan.

Vroeger waren wij maar al te bereid om in Brideshead Revisted een sleutelroman te zien, maar ik denk tegenwoordig dat we deze materie toch wat genuanceerder moeten benaderen dan Carpenter heeft gedaan.

 

Ian S. MacNiven (ed) - The Durrell-Miller Letters

 

De briefwisseling tussen deze twee literaire reuzen begint in augustus 1935 wanneer de 23-jarige Lawrence Durrell een bewonderende fanbrief schrijft aan de dan al reeds 44 jaar oude Amerikaanse schrijver naar aanleiding van diens roman The Tropic of Capricorn. Het klikt meteen en al heel snel raken de correspondenten bevriend, al zal het nog jaren duren voordat Miller Durrell ontmoet op Corfu. De twee schrijvers gaan vrijwel onmiddellijk, ondanks het leeftijdsverschil, op voet van gelijkwaardigheid met elkaar om. Miller herkende duidelijk iets in de geëxalteerde jongeman en al spoedig ontwikkelde zich een intense brievenvriendschap.

De brieven zijn geanimeerd en informatief. Vaak wordt de techniek van het schrijven behandeld, maar ook vrouwen, reizen en wederzijdse vrienden (Georges Seferis in Griekenland bijvoorbeeld). Na de oorlog komen ze veel te schrijven over de Beat Generation waar Miller zeer sympathiek tegenover stond, Durrell wat neutraler. De correspondentie wordt wat kariger tegen het einde, wanneer Miller, bijna negentig en zo goed als blind, nog maar zelden reageert.
Wel een inspirerend boek - zozeer dat ik vervolgens eerst de Tropic of Capricorn weer opgepakt heb (maar niet uitgelezen) en daarna Justine.

Miller was van de twee de echte brievenschrijver. Men zou kunnen betogen dat zijn oeuvre één uitgewerkte brief is. Durrell was veel literairder: zijn werk was nadrukkelijk kunst en van de twee was hij de ware romanschrijver. Na een kleine twintig jaar in de correspondentie verscheen het eerste deel van Durrells magnum opus, The Alexandria Quartet. En die tetralogie was belangrijker en grootser dan wat Miller ooit gedaan had.

Hoewel ze fans waren van elkaars werk, waren ze het artistiek gezien vaak met elkaar oneens. Durrell kon vreselijk fel (maar altijd met grote schroom) reageren als hij Miller iets verkeerds zag doen. Het duidelijkste voorbeeld hiervan betrof Millers Sexus, dat hij bij proeflezing verschrikkelijk slecht vond. Niet alleen een brief, maar ook een telegram maakte dat duidelijk: “SEXUS DISGRACEFULLY BAD WILL COMPLETELY RUIN REPUTATION UNLESS WITHDRAWN REVISED.”

Voor iemand die zo overtuigd was van zichzelf, was Miller opmerkelijk mild in zijn reactie op deze kritiek. Hij liet zelfs doorschemeren dat Durrell misschien wel gelijk had, maar dat hij de ware bedoelingen van Miller niet grondig doorzien had.

Een boek waar ze het volledig oneens over waren was Dharma Bums van Kerouac. Miller was een fan, Durrell minder. Hij vond Kerouac niet een bevrijder, maar een lijder aan logorroe.

In zijn laatste brief kondigt Miller aan dat hij op sterven lag. Durrell heeft om een of andere reden niet meer teruggeschreven en een paar weken later stierf Miller.


Lawrence Durrell - Justine

 

Het eerste deel van het Alexandria Quartet bleek zeker de moeite van het herlezen waard. Ik had gedacht dat ik wel genoeg had van Durrells trucs, maar niets bleek minder waar: de economie van taal, het vermogen om met drie juist gekozen woorden een voorbij het waarneembare gelegen magie op te roepen was toch weer betoverend. Als stylist was Durrell gedurende het schrijven van Justine op zijn hoogtepunt. De latere teleurstelling dat hij in 1962, twee jaar na het verschijnen van het laatste deel van de trilogie, geen Nobelprijs kreeg was toch wel terecht.

Door Durrell omschreven als “an investigation of modern love”, is dit boek eigenlijk een vertelling met als enige ware hoofdpersoon de stad. Ook al speelt de roman in de periode 1942-1945, Alexandrië is een vooroorlogs organisme van expats, homo’s, joden, hasjiesjrokers en, uiteraard, Justine, de vrouw van een machtige Alexandrijn. 

De invloed van Henry Miller is herkenbaar, maar zeker ook die van de Grieks-Alexandrijnse dichter Kavafis. Het geheel is een gecompliceerde, gekunstelde en geconcentreerde roman die soms veeleisend is, dan weer de lezer meesleurt naar het onvermijdelijke, ontgoochelende einde.

Het is wel zaak deze roman te zien als een deel van een bijzondere tetralogie. Waar men in een dergelijke reeks meestal een chronologische ordening zou verwachten heeft Durrell hier gekozen voor, zoals hij het noemt, een stereoscopische ordening. Gebeurtenissen zijn nooit éénduidig, er is altijd verband met andere factoren die bij een gezichtspunt vaak helemaal niet herkenbaar zijn. Bij een ander gezichtspunt verandert de gebeurtenis dan ook. Elk van die gebeurtenissen heeft allerlei onbekende factoren, belangrijke details die de ene betrokkene wel, de andere niet bekend zijn, zodat de werkelijkheid, of wat daarvoor door moet gaan altijd  en bij definitie caleidoscopisch is. Wat voor de verteller van het eerste deel een onbegrijpelijk geheim is, blijkt voor de vertelster in deel vier gesneden koek te zijn die heel veel duisters uiteindelijk verklaren kan. Zo moet je dus de hele tetralogie lezen om precies te weten te komen wat er nu eigenlijk gebeurd is. Dat heb ik ooit al eens gedaan, dus ik laat het, verzadigd door Durrells rijke stijl vol valstrikken en afleidingsmanoeuvres, voorlopig even hierbij.

donderdag 5 december 2024

Dit op mijn graf

Dit op mijn graf

Je wordt verkloot door pa en ma.
  Misschien niet welbewust, maar toch.
Ze laten jou hun fouten na
  en zelfs een beetje extra nog.

Maar zij zijn op hun beurt verkloot
  door ouder volk in strenge snit,
dat soms wat klef was, maar despoot,
  en soms moorddadig en verhit.

Ellende gaat van mens op mens
  en spoelt de grond weg als getij.
Stap tijdig uit en trek een grens,
  en blijf vooral toch kindervrij.

(Philip Larkin)


This Be The Verse

They fuck you up, your mum and dad.   
    They may not mean to, but they do.   
They fill you with the faults they had
    And add some extra, just for you.

But they were fucked up in their turn
    By fools in old-style hats and coats,   
Who half the time were soppy-stern
    And half at one another’s throats.

Man hands on misery to man.
    It deepens like a coastal shelf.
Get out as early as you can,
    And don’t have any kids yourself.

 

(Ik was niet zo tevreden met de bestaande Nederlandse vertaling(en) van dit gedicht. Vooral de grove formulering aan het begin leidt tot misverstanden. "To fuck up" betekent zoiets als "in de war gooien". Het in de vertalingen terugkerende, verleidelijke "naaien" betekent "bedriegen" of "belazeren", toch iets heel anders.)

woensdag 4 december 2024

Leesrapportje 11

(Ooit zonder reden gestaakt, wordt nu na ruim acht jaar deze reeks verslagen voortgezet. Er is veel gebeurd dat niet meer ingehaald kan worden. We herbeginnen ergens in de geborgen covid-periode van isolatie en concentratie, zo’n vier jaar geleden. Versneld werken we daarna terug naar het nu.)


Gerrit Komrij - Verzonken boeken

 

Mijn eerste leidsman richting literair droomland was Gerrit Komrij. Toen dan ook (maar pas in 1986) deze bundel van Komrij over vergeten en stellig wat controversiële boeken verscheen, heb ik dat meteen uit de bibliotheek van pa ontvreemd en me toegeëigend.

Hoewel ik weet dat ik dit boek toentertijd met intens genoegen heb gelezen, kon ik me er niet zoveel meer van herinneren. Ja, de ooit geheimzinnige boektitels die door Komrij aan de vergetelheid zijn ontrukt en die nu in mijn wereld gemeengoed geworden zijn kende ik nog wel, maar of dit verder ook een typisch Komrij-boek was, stond me niet meer zo voor de geest. Nu bij herlezing heb ik dus wat meer op de sardonische, soms giftige stijl gelet en het viel me op dat die hier en daar niet zo heel erg levendig overkwam, maar integendeel een beetje flets en vermoeid, alsof de artikelen waaruit het boek is samengesteld oorspronkelijk tegen een deadline geschreven waren en vooral voor het Geld.

In twee delen komen allerlei curiosa langs: van de (ten onrechte?) vergeten boeken van Leopold Andrian, Henry Harland, Robert Hichens en Xavier de Maistre tot het verschijnsel van de letterkundige reis en het verboden boek. Een cornucopia aan weetjes, meninkjes en, voor mij bijna veertig jaar geleden het belangrijkste: boektitels. Hoe meer titels ik kon oogsten hoe beter. Heel wat uit dit, Komrij’s boekje met leestips heb ik sedertdien gevonden en gelezen, soms blij en met instemming, soms stuurs en geleid door narrig onbegrip. Zo is dit boek een beetje een kroniek geworden van mijn Werdegang als eigenwijze lezer.

 

Ed Schilders - Vergeten boeken

 

Direct erna las ik dit boek. Hoewel ik het al meer dan veertig jaar in de kast heb staan, las ik het nu pas voor het eerst. Dit boek is dikker en een flink stuk doorwrochter dan Komrij’s boek, maar daardoor tegelijk minder leuk. Hier gaat het veel minder over curieuze boeken, maar eerder over curiositeiten rondom het boek. Verzamelmanie komt aan bod, vreemd uitgegeven boeken, pornografie (net als bij Komrij), maar ook de grote bloemlezers passeren de revue: de voorgangers en leermeesters als het ware van Schilders en Komrij zelf. De befaamde verzamelaar van onder andere al dan niet pornografische limericks, Gershon Legman krijgt een portret en wordt geïnterviewd. We vinden in het boek een portret van de Amerikaan Reinhold Aman en zijn obscure, aan verbale agressie gewijde tijdschrift Maledicta, waar ook Komrij een abonnement op had. Aandacht wordt besteed aan nog meer uitgevers en redacteuren die in de marge van de literatuur bezig zijn of zijn geweest met hun subversieve, vaak erotische of anarchistische reeksen. Alleszins een interessant boek, maar ik heb het met langzaam temperend plezier gelezen. Het was naar mijn smaak net iets te gedegen, net iets te serieus, niet frivool als het bonte circus dat Komrij, ook als hij een beetje matjes is, toch altijd wel weet op te zetten.

 

Andrew Motion - Philip Larkin : a Writer’s Life


Wat bezielt een biograaf om een zo dik boek te schrijven over iemand die au fond zo normaal is, zo burgerlijk en saai dat hij een onopgemerkte buurman in een non-descripte zijstraat zou kunnen zijn? Wat bezielde mij om deze pil geboeid uit te lezen? Voornamelijk het feit, denk ik, dat de biografie goed geschreven was, op een rustige wijze. De schrijver, op het moment van schrijven Poet Laureate, heeft er geen hagiografie van willen maken, waar wel gevaar voor was, gezien de beroepshalve band tussen hem en de dichter.

Philip Larkin is onbetwist een van de grootste naoorlogs Britse dichters. Zijn stijl is een soort intense no-nonsense (They fuck you up, your mom and dad / They do not mean to, but they do). Als modernist is hij tamelijk bijzonder omdat hij als mens een aartsconservatief was, reactionair zelfs, een Thatcherite, misschien nog iets ter rechter zijde van haar..

Hij was ook geen fulltime schrijver. Heel zijn leven was hij bibliothecaris, dat schept voor mij een soort band, natuurlijk. Deze biografie is ook nog eens geschreven door een collega van hem aan de Universiteitsbibliotheek van Hull, welks modernisering onder Larkins leiding plaatsvond. Motion was de literaire executeur testamentair na Larkins dood.

Philip Larkin leefde bescheiden en oplettend. Het grootste deel van zijn leven woonde hij op kamers en pas op gevorderde leeftijd kocht hij een huisje met een tuintje. Dat leven van hem was zwaar beïnvloed door zijn haat/liefde voor zijn moeder. Hij is nooit getrouwd geweest. Uit bindingsangst zonder twijfel, maar vooral ook uit egoïsme. Wel had hij vriendinnen en verloofdes, maar omdat hij niet zo van kinderen hield, bleef hij een eenling. Zijn langstdurende liefde was Monica Jones, zelf een dichteres. Van al zijn relaties kwam deze het dichtst bij een huwelijk. Maar ook met Monica bleef er altijd afstand.

Larkin was nogal gefrustreerd dat hij nooit de erkenning had gekregen die hij vond dat hij verdiende. Toen hem dan toch eindelijk gevraagd werd om na de dood van zijn vriend John Betjeman diens positie als Poet Laureate over te nemen, weigerde hij omdat hij vond dat zijn tijd voorbij was en hij niets meer te zeggen had.

Hoewel hij zeker traditioneel Britse koloniale trekje had, was hij tegelijk een groot liefhebber van jazz, waar hij jarenlang een column over schreef. Een vat vol tegenstrijdigheids dus, om met Multatuli te spreken.

Als je wat preciezer leest, kun je zien dat Motion soms moeite had om zijn ongeduld met Larkin te verbergen. Er zijn plekken waar je tussen de regels door kunt lezen dat hij soms doodmoe werd van Larkins gezeur over de dood, diens onvermogen om beslissingen te nemen en diens sociale beperkingen. Maar alles bij elkaar heeft Motion zijn oude baas weliswaar kritisch, maar niet onvriendelijk, en met een poging tot begrip geschetst. 

Ik kende Larkin eigenlijk helemaal niet toen ik per ongeluk dit boek opende. Ik wist alleen van dat ene geweldige gedicht, dat keihard aankomt. Nu ken ik hem wel een beetje en ik ben ondanks alles een fan gebleken van zijn poëzie. Een beschadigde dichter die tegelijk heel reactionair en heel modern was: dat vind ik wel een interessant oxymoron.