Het begon al heel vreemd: nadat we onze
hotelkamer vluchtig gekeurd hadden, en ons terstond weer naar buiten begaven
voor een voorlopige inspectie van de stad, kwam uit een belendende kamer een
Française tevoorschijn, gekleed in een Teigetje-pak, compleet met kop en staart.
En door associatie realiseerde ik me ineens: ik was vergeten de brief van
Gerard Reve over zijn verblijf alhier te lezen uit Op weg naar het einde. Dat had ik me nog wel zo voorgenomen.
Niettemin: alles kwam meteen al wel weer goed samen, Edinburgh was in stijl begonnen.
Ons hotel ging schuil achter een volstrekt
nietszeggende naam, die vermoedelijk een zekere aantrekkingskracht zou kunnen
hebben voor onze Amerikaanse medemens, die alles het liefst zo simpel en
generiek mogelijk heeft. Ook de fysieke buitenkant van het hotel diende uitsluitend
om te verhullen. Zo kon het gebeuren dat we, na geboekt te hebben puur op grond
van een betoverende en zeer veelbelovende internetfoto op de boekingssite, tot
onze schrik een saai en serieus, enigszins grauw uit zandsteenblokken opgebouwd
banken- en kantorenplein opdraaiden en ten eerste dachten: ‘Oh.’
En vervolgens: ‘Hm.’
Maar schijn bedroog. Oorspronkelijk gebouwd
als het familiehuis van John Ritchie Finlay, eigenaar van de krant The Scotsman, werd het pand in 1883 door
de jonge architect Sydney Mitchell
grondig herbouwd en voorzien van de vele architectonische ornamenten die het zo
karakteriseren. Findlay gaf Mitchell de opdracht om het interieur geheel aan
zijn maatschappelijke positie en smaak aan te passen. De familie boerde goed en
dat wilde de Findlays maar al te gaarne aan iedereen laten zien. Zo ontstond de
royaal met eikenhout gelambriseerde hal en zijn glorieuze marmeren trap met handgesneden draken en rozetten.
Op
de eerste verdieping werd een bibliotheek ontworpen die geënt was op die van Walter
Scott in Abbotsford House. Overal kon
men de initialen van John Ritchie Findlay en zijn vrouw Susan Leslie aantreffen.
Glas in lood en pluche deden de rest: dit was een rijke en indrukwekkende
woning.
Na de dood van Findlay in 1898 erfde zijn
oudste zoon, John Ritchie jr., later Sir John, het huis en hij bleef er met
vrouw en kinderen wonen tot zijn dood in 1930. Zijn weduwe, Lady Harriet,
schonk het pand aan het Edinburgh College
of Domestic Science, dat het in gebruik nam als een studenteninternaat. Dit
was het moment dat op de tweede en derde verdieping de vijfentwintig slaapkamers
werden ingericht die thans als hotelkamers gebruikt worden. Vele andere
verbouwingen vonden plaats om het gebouw aan zijn nieuwe functie aan te passen. Voor
de indrukwekkende matrone werd vlakbij de voordeur, in de grote ontvangsthal een
slaapkamer gebouwd, zodat ze het doen en laten van de meisjes in de gaten kon
houden. Naar haar, de indrukwekkende Alice Melvin, werd het gebouw voortaan
Melvin House genoemd.
In 1970 werd de campus van het college verplaatst
en kreeg het gebouw opnieuw een nieuwe functie, nu als trainingscentrum voor de
NHS, de National Health Service. Vele gespecialiseerde boeken in de bibliotheek
over ziekenhuismanagement en –architectuur herinneren daar nog aan. In 1996
kocht hotelier John Milton het pand van de NHS en hij voerde een aantal
ingrijpende restauraties door zodat het gebouw weer in zijn oorspronkelijke
glorie hersteld werd. Nog weer later, in 2011, werd het Melvin House Hotel deel van een keten, en vandaar dat het thans de
waardeloze naam B & B Club Edinburgh
heeft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten