donderdag 3 april 2014

Een hotel met een waardeloze naam



Het begon al heel vreemd: nadat we onze hotelkamer vluchtig gekeurd hadden, en ons terstond weer naar buiten begaven voor een voorlopige inspectie van de stad, kwam uit een belendende kamer een Française tevoorschijn, gekleed in een Teigetje-pak, compleet met kop en staart. En door associatie realiseerde ik me ineens: ik was vergeten de brief van Gerard Reve over zijn verblijf alhier te lezen uit Op weg naar het einde. Dat had ik me nog wel zo voorgenomen. Niettemin: alles kwam meteen al wel weer goed samen, Edinburgh was in stijl begonnen.

Ons hotel ging schuil achter een volstrekt nietszeggende naam, die vermoedelijk een zekere aantrekkingskracht zou kunnen hebben voor onze Amerikaanse medemens, die alles het liefst zo simpel en generiek mogelijk heeft. Ook de fysieke buitenkant van het hotel diende uitsluitend om te verhullen. Zo kon het gebeuren dat we, na geboekt te hebben puur op grond van een betoverende en zeer veelbelovende internetfoto op de boekingssite, tot onze schrik een saai en serieus, enigszins grauw uit zandsteenblokken opgebouwd banken- en kantorenplein opdraaiden en ten eerste dachten: ‘Oh.’
En vervolgens: ‘Hm.’

Maar schijn bedroog. Oorspronkelijk gebouwd als het familiehuis van John Ritchie Finlay, eigenaar van de krant The Scotsman, werd het pand in 1883 door de jonge architect Sydney Mitchell grondig herbouwd en voorzien van de vele architectonische ornamenten die het zo karakteriseren. Findlay gaf Mitchell de opdracht om het interieur geheel aan zijn maatschappelijke positie en smaak aan te passen. De familie boerde goed en dat wilde de Findlays maar al te gaarne aan iedereen laten zien. Zo ontstond de royaal met eikenhout gelambriseerde hal en zijn glorieuze marmeren trap met handgesneden draken en rozetten. 
Op de eerste verdieping werd een bibliotheek ontworpen die geënt was op die van Walter Scott in Abbotsford House. Overal kon men de initialen van John Ritchie Findlay en zijn vrouw Susan Leslie aantreffen. Glas in lood en pluche deden de rest: dit was een rijke en indrukwekkende woning.

Na de dood van Findlay in 1898 erfde zijn oudste zoon, John Ritchie jr., later Sir John, het huis en hij bleef er met vrouw en kinderen wonen tot zijn dood in 1930. Zijn weduwe, Lady Harriet, schonk het pand aan het Edinburgh College of Domestic Science, dat het in gebruik nam als een studenteninternaat. Dit was het moment dat op de tweede en derde verdieping de vijfentwintig slaapkamers werden ingericht die thans als hotelkamers gebruikt worden. Vele andere verbouwingen vonden plaats om het gebouw aan zijn nieuwe functie aan te passen. Voor de indrukwekkende matrone werd vlakbij de voordeur, in de grote ontvangsthal een slaapkamer gebouwd, zodat ze het doen en laten van de meisjes in de gaten kon houden. Naar haar, de indrukwekkende Alice Melvin, werd het gebouw voortaan Melvin House genoemd.

In 1970 werd de campus van het college verplaatst en kreeg het gebouw opnieuw een nieuwe functie, nu als trainingscentrum voor de NHS, de National Health Service. Vele gespecialiseerde boeken in de bibliotheek over ziekenhuismanagement en –architectuur herinneren daar nog aan. In 1996 kocht hotelier John Milton het pand van de NHS en hij voerde een aantal ingrijpende restauraties door zodat het gebouw weer in zijn oorspronkelijke glorie hersteld werd. Nog weer later, in 2011, werd het Melvin House Hotel deel van een keten, en vandaar dat het thans de waardeloze naam B & B Club Edinburgh heeft.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten