Zomaar wat observaties vanuit de hoofdstad van Schotland.
Het kan er vreemd aan toe gaan in Edinburgh!
De eerste medegast die we in ons Edinburghs hotel tegenkwamen, ik heb het al verklapt, was een jonge Française gekleed in een Teigetjekostuum. Ze was al helemaal dichtgeritst, alleen het hoofd van haar pak hing ondersteboven tussen haar schouderbladen. Dat ze het zelf ook wel een beetje vreemd vond, werd bewezen door een nerveus giechellachje toen haar metgezellin foto na foto schoot. De fotografe was ook zenuwachtig en zat vol anticiperende energie. Mijn aanvankelijk vermoeden, dat de twee professioneel bezig waren, werd gelogenstraft toen we beneden, op de eerste verdieping, de Grote Vergaderkamer ontdekten, de praalzaal van het negentiende-eeuwse gebouw, waar nog een achttal wonderbaarlijk geklede Franse jongens en meisjes aan een buffet stond. Één van hen was gekleed als een zombie, een ander was geheel gewikkeld in bubblewrap. Het was blijkbaar een vrijgezellenfeestje van studenten. Leuk om zoiets te organiseren in het verre Schotland!
‘You too loud?’
‘I like it.’
Waarop de jongeman verontschuldigend verklaarde: ‘I only here two weeks. You not like? I put music off, yes?’
Aan de voet van Castle
Rock vind men de begraafplaats van St.
Cuthbert, dat zo mee zou kunnen doen als plaats van handeling in een mooie
magische film, of een aflevering van het computerspel Broken Sword. Omgevallen grafstenen, met salpeter bedekte
galerijen, de norse aanwezigheid van een grauwe kerk, een tweede kerk nevelig
in de verte, een contour slechts. Wacht eens… is dat een raaf? Omzichtig
sluipend tuurde ik en tuurde. Het was een grote kraai, helaas. Trap op en je
bent in Princes Street, de grote
winkelstraat van de stad.
Bij een vestiging van Doc Martens zag ik ze: de Jeroen Bosch schoenen. Ook waren er kistjes, met een nog mooier motief. Bijna, bijna had ik een paar gekocht, maar met mijn moeilijke Ecco-voeten vrees ik dat ze eeuwig in de kast zouden verdwijnen. Maar lieve lezer, moet je toch eens zien wat een beauty:
De eerste medegast die we in ons Edinburghs hotel tegenkwamen, ik heb het al verklapt, was een jonge Française gekleed in een Teigetjekostuum. Ze was al helemaal dichtgeritst, alleen het hoofd van haar pak hing ondersteboven tussen haar schouderbladen. Dat ze het zelf ook wel een beetje vreemd vond, werd bewezen door een nerveus giechellachje toen haar metgezellin foto na foto schoot. De fotografe was ook zenuwachtig en zat vol anticiperende energie. Mijn aanvankelijk vermoeden, dat de twee professioneel bezig waren, werd gelogenstraft toen we beneden, op de eerste verdieping, de Grote Vergaderkamer ontdekten, de praalzaal van het negentiende-eeuwse gebouw, waar nog een achttal wonderbaarlijk geklede Franse jongens en meisjes aan een buffet stond. Één van hen was gekleed als een zombie, een ander was geheel gewikkeld in bubblewrap. Het was blijkbaar een vrijgezellenfeestje van studenten. Leuk om zoiets te organiseren in het verre Schotland!
In een grote winkel in tartans en whisky (als je heel goed
zoekt vind je er wel een in Edinburgh!) klonk uit het luidsprekerssysteem vrij
hard I am the Walrus van de Beatles.
Dat vond ik wel een complimentje waard.
‘Nice music!’ Het antwoord verbaasde me. De jongen sprak met
een zwaar buitenlands accent. Hij klonk Pools, maar zag er eerder
Zuid-Amerikaans uit.‘You too loud?’
‘I like it.’
Waarop de jongeman verontschuldigend verklaarde: ‘I only here two weeks. You not like? I put music off, yes?’
Bij het imposant op de top van een steile ex-vulkaan gelegen
kasteel troffen we weer een winkel aan in tartans en whisky. Toen we ook daar
naar binnen liepen moest ik lachen: opnieuw de Beatles. Deze keer Lucy
in the Sky with Diamonds. Wijselijk besloot ik me er maar niet mee
te bemoeien.
Gedurende ons hele verblijf in de stad had ik dat vreemde
gevoel van constant in film- of gameachtergronden rond te lopen. Onder mijn
dunne laagje van spot en betweterij schuilt een “sucker” voor eenvoudige
romantiek. Als iets er verweerd uitziet, een beetje afgesleten, lichtelijk in
de steek gelaten, vind ik het al gauw mooi.
St. Cuthbert Cemetery |
Bij een vestiging van Doc Martens zag ik ze: de Jeroen Bosch schoenen. Ook waren er kistjes, met een nog mooier motief. Bijna, bijna had ik een paar gekocht, maar met mijn moeilijke Ecco-voeten vrees ik dat ze eeuwig in de kast zouden verdwijnen. Maar lieve lezer, moet je toch eens zien wat een beauty:
Bosch Doc |
In het oude gedeelte vind je naast ieder woonhuis een poort
naar een achtergebied, dat “Close” genoemd werd. Als je de poort door was kwam
je op een soort binnenplaats waar blijkbaar in vroeger tijden de meeste
Edinburghers woonden. In de Lady Stair’s
Close heeft de nationale dichter Rabbie Burns gewoond. Dus is daar nu het Writers’
Museum gevestigd.
Lady Stair's Close.
Rechts één van de zeer zeldzame
tartan en whisky-winkels in Edinburgh
|
Op de laatste dag van ons verblijf was er weer iets hoogst bizars
met muziek: in de Pound-stretcher
(zoiets als bij ons de Euro-winkel) had iemand, vermoedelijk speciaal ter ere
van mijn aanwezigheid, Uncle Meat van
the Mothers of Invention op het geluidssysteem gezet. Ik viel bijkans in
katzwijm tussen de plastic teiltjes en goedkope zonnebrandolie. Zonder dat ze
het doorhadden, werd de achterstandsmoeders en -kinderen iets buitengewoon
waardevols bijgebracht. Ze bleven er totaal onverschillig onder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten