zaterdag 23 augustus 2014

Mijn eerste echte brouillage

Jan Ranke 1913-2012
In de late zestiger, vroege zeventiger jaren waren mijn schoolvrienden en ik heel “kritisch”. Dat moesten we wel zijn, het was er de tijd voor.

Het betekende dat we, met een zware Javaanse Jongens in de mondhoek, onze Ban-de-bom buttons in de revers en ons Rode boekje voor scholieren in onze groene legerpukkel, over alles en iedereen een oordeel dienden te hebben. Over muziek natuurlijk, omdat iedereen wel eens wat gehoord had, maar ook over boeken en bier, shagmerken en over de boven ons gestelden: politici, ouders, docenten.

Middelbare schooldocenten had je in verscheidene soorten: velen waren gemakkelijk te plaatsen: het waren simpelweg fascisten. De leraar biologie die een anti-roken-foldertje verspreidde van dokter Meinsma was de ergste (Meinsma was natuurlijk zelf ook een fascist), maar ook de leraar natuurkunde die tevens Jehova’s-getuige was, deugde van geen kant.

Dan was er een redelijk grote groep idioten. Deze leraren tolereerde je, maar meer ook niet. Hun namen mochten meteen weer vergeten worden. Ze waren kennisoverdrachtapparaatjes zonder persoon of verleden.

Een paar jonge docenten waren “good guys”: ze hadden lang haar en droegen spijkerjasjes. Ik heb geen idee of ze ook goede docenten waren, daar ging het ook niet om.

En ten slotte waren er de ietwat mysterieuze, vreemd imponerende docenten met een geschiedenis, een verhaal, een onaanraakbare eigenschap die hen kon maken tot een soort cultsucces, een underground hit. Die ene gewelddadige docent Frans (type Jan Cremer meets Jacques Dutronc) van wie beweerd werd dat hij in de vroege vijftiger jaren op de motor naar Parijs was getrokken, waar hij in een kwade mescalinetrip terecht gekomen was. Of de lerares Engels (type Dame Maggie Smith, maar dan met dwerggroei) die een onzegbaar leed in haar gezicht droeg en een vreselijke misvorming aan haar rug meetorste, niettemin recentelijk getrouwd was en daarna niet alleen meer bloedbevriezend angstaanjagend, maar tegelijkertijd, door haar recent gevonden levensgeluk lief en knuffelbaar geworden. Het paradoxale trok ons aan: zo werd zij een van de meer exquise smaaksensaties in de opstandige hippie-esthetiek. De fans van dergelijke docenten vormden kleine mini-groepjes in de complexe sociologie van “kritische”, “linkse”, zestienjarige scholieren.

Mijn favoriete docent was Jan Ranke, leraar Nederlands en geschiedenis. In de eerste klas hadden we een leraar geschiedenis gehad die in het jappenkamp gezeten had en een jaar lang niets anders deed dan, zo breedsprakig mogelijk, daar herinneringen over ophalen. Zijn onderwijsopdracht was de geschiedenis van de vroegste tijden tot 1500, maar hij was blijven steken bij Julius Caesar. Als hij een proefwerk gaf was het aan te raden om minstens drie foliobladen te vullen met gebabbel, want zijn vragen hadden de vorm: “Vertel alles wat je weet over de volksverhuizing”. Krabbels in de marge werden door hem even nauwkeurig gescrutiniseerd als al het andere geschrevene. Hoe meer je neerpende, hoe hoger je cijfer werd.

Toen het jaar daarna Ranke het van hem overnam als leraar geschiedenis, haalde bijna de hele klas bij het eerste proefwerk collectief een 1. Jan Ranke hield namelijk van korte, precieze antwoorden en al dat gezwets stond hem intens tegen. Veel later ontdekte ik dat hij een fan was van Cioran en Chamfort, lancetscherpe aforisten met een diep-pessimistische levenshouding.  

Hij had de gewoonte om zijn meer getalenteerde ex-leerlingen, tot wie hij kennelijk mij rekende, bij hem thuis uit te nodigen voor middagjes praten en thee drinken. Ik vertelde van mijn toekomstverwachtingen, hij van zijn herinneringen. We bespraken de muziek (‘Mozart. Boven alles uit stijgt Mozart, maar je moet ouder zijn, en meer levenservaring hebben opgedaan om dat werkelijk diep na te kunnen voelen.’ Ik hield het voorlopig nog maar bij Jethro Tull.)

Wie hij was en waar hij vandaan kwam wist niemand. Hij zou een ex-Jezuïet zijn, hij zou  homo zijn. Tijdens mijn bezoekjes praatten we over alles, maar nooit over hemzelf. Als hij vertelde dat hij in de dertiger jaren zeer uitgebreid door Duitsland gewandeld had, bleef het daarbij. Met geen woord werd gerept over zijn relatie tot dat land met zijn ongelukkige ideologische situatie. Nu ja, gaf hij toe, je merkte er niet veel van. Op het platteland en tussen de heuvelen regeerde Eichendorff alsof de wereld niet in brand stond. Hij had een keer een speech van Hitler bijgewoond en was diep onder de indruk geweest van de dreiging die uitging van een goed gedrilde massa. ‘Iets om doodsbang voor te zijn.’ Maar waar in deze situatie zijn eigen engagement was, bleef verborgen.

Jan Ranke woonde in een bijzonder pand: in 1652 deed Joost van de Vondel zijn zaak in de Warmoesstraat over aan zijn zoon en verhuisde hij met zijn dochter Anna naar de Prinsengracht, ongeveer ter hoogte van de Beerenstraat. Dat smalle pand, met zijn steile trappen en donkere alkoven, is waar Ranke zijn favoriete leerlingen ontving. Nog tijdens de periode dat ik contact met hem onderhield, verhuisde Ranke naar een ruimer en gelijkvloers pand aan de Singel, schuin tegenover het Multatuli-monument. Heel bizar volgde hij daarmee Vondel op diens schreden, want die verliet drie eeuwen eerder hetzelfde pand om ook aan de Singel te gaan wonen, slechts ongeveer honderd meter verderop, tegenover de toenmalige Warmoesgracht, later gedempt en opgegaan in de Raadhuisstraat. Daar stierf Vondel in 1679, 333 jaar voor Jan Ranke.

Mijn positie als bevoorrechte ex-leerling was ik plotseling kwijt. Ergens in de tachtiger jaren belde ik hem weer eens op om een afspraak te maken zoals ik dat al vaker gedaan had, telkens om het half jaar ongeveer, maar het kwam er deze keer niet van. ‘Ik denk dat we beter kunnen stoppen met onze ontmoetingen,’ zei hij. Ik dacht dat ik hem verkeerd verstaan had, maar nee: we waren blijkbaar gebrouilleerd. Ik begreep er niets van. ‘Maar waarom dan?’ Het bleef even stil en toen: ‘Dat weet je best.’ Ik wist van niets en bleef doorvragen. Jan Ranke weigerde uitleg. ‘Maar er moet sprake zijn van een misverstand,’ hield ik vol, bijna in tranen. Tevergeefs. Nee, het was geen misverstand en ik wist best hoezeer ik hem gekwetst had, de vorige keer, en als ik dat niet wist dan maakte dat het alleen nog maar erger.

E. M. Cioran
Ik heb nadien vaak gepiekerd over wat toch de vervreemding zou hebben kunnen veroorzaken, maar officieel ben ik er nog steeds niet uit. Het vorige bezoekje was als alle andere verlopen, en er was niet één onvertogen woord gevallen. Hij had me hartelijk tot ziens gewenst en dat was dat. Pas veel later bedacht ik toch iets dat misschien, heel misschien de oorzaak van alles geweest kon zijn. Tijdens mijn laatste bezoekje waren we komen te praten over Cioran en Céline, twee van Ranke’s favoriete Franse schrijvers en twee schrijvers die met hun pikzwarte, van ieder humanisme ontdane wereldvisie en schrijfstijl bij mij juist afkeer inboezemden (en nog steeds inboezemen). Ik zal die mening zonder twijfel gepassioneerd kenbaar hebben gemaakt. Ik weet dat ik letterlijk gezegd heb dat ik niet kon begrijpen hoe mensen troost of plezier uit Cioran konden putten. Dat zou hem geweest kunnen zijn, denk ik achteraf, de dodelijke belediging. Enfin, hoe dan ook, Jan Ranke en ik waren gebrouilleerd. Hij was al in de zeventig, ik vijfentwintig. Ik heb hem daarna nooit meer ontmoet.

Als ik in Amsterdam de brede brug voor zijn huis aan de Singel overstak, dacht ik steevast: ‘Daar heeft Jan Ranke vroeger gewoond.’ Ik vergiste me, want hij woonde er nog steeds. Hij overleed pas in 2012, negenennegentig jaar oud.

6 opmerkingen:

  1. "Het paradoxale trok ons aan: zo werd zij een van de meer exquise smaaksensaties in de opstandige hippie-esthetiek".

    Een mooi stuk en een mooie start van mijn zaterdagochtend, waarvoor dank.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dhr. Ranke heb ik nooit gemocht, en misschien was dit ook wederzijds. Wat zijn eigen engagement bij die Hitler-toespraak was, weet ik niet; maar ik weet nog wel dat hij, zonder dat ik die dag ook maar een woord gezegd of wat ook gedaan had, mij in de klas een 'bruinhemd' noemde. Sloeg dat alleen maar op het bruine overhemd, dat ik droeg? Iets vond ik vreemd aan die opmerking; later, die avond, legde mijn vader uit hoe dit alleen maar als een belediging gemeend kan zijn, en ik dacht: misschien projecteert die man iets van hemzelf op mij.

    Ik herinner me ook hoe hij eens mej. B., de latere mevr. F., de klas uit stuurde, maar niet alvorens haar voor de klas een fysieke klap voor haar oren te geven (en ik herinner me dat ik dacht: niet elke homo moet een mysogynist zijn, maar misschien klopt er wel iets aan die geruchten over zijn geaardheid). De man boezemde mij steeds meer afkeer in, en ik was blij dat ik hem maar een jaar heb moeten verdragen, want ik stel me voor dat vroeg of laat ik met hem, laat ons zeggen, in een conflict geraakt zou zijn. In jouw plaats zou ik verder helemaal geen gedachten meer eraan verdoen met me af te vragen wat er tussen jullie beiden fout gegaan kan zijn. Ik erger me, dat die man nog steeds een plek in mijn geheugen heeft, een plek, die ook met iets moois en positiefs gevuld zou kunnen zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Tja Bob, zo zie je maar. Zoveel hoofden, zoveel realiteiten.
      Je reactie verbaast me niets. Ook de lethargisch geworden leraar Frans die in Parijs geweest was, ging zich nu en dan te buiten aan fysiek geweld. Toch ken ik iemand die hem nu juist weer de allerfijnste docent van onze school vond, wat ík weer niet kan begrijpen...

      Verwijderen
    2. Maar bij het ordenen van mijn bibliotheek heb ik een aardig boekje gevonden: Prof. Dr. H. Brugmans. De Middeleeuwen. Amsterdam: Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1919. geïllustreerd. 2e herziene druk. Amsterdam, 30 juli 1981, ex libris R. Eksteen, met op het schutblad een ouderwets-zwierig „J. Ranke”.

      Verwijderen
    3. 't Zegt me niets. Je moogt 't houden.

      Verwijderen
  3. Haha interessant dit allemaal over Ranke.
    Ik herinner me dat hij een klasgenoot wilde slaan, een jongen ondanks Rankes geaardheid, maar in zijn drift viel hij daarbij over een andere jongen heen. Meteen sprong hij overeind en keek woedend rond of er misschien iemand lachte. Nou, we keken wel uit maar het onderdrukte gebulder zinderde rond. Na de les hebben we met z'n allen een slappe lach aangeheven.
    Toch waren we allemaal dol op hem. Je kon heerlijk een les lang luisteren, je hoefde niks te doen.
    Oh wat heb ik veel meegemaakt met deze man. Ook ik hoorde bij zijn favo-leerlingen. Van 1972 tot 1990 kwam ik een paar keer per jaar bij hem thuis. Hij praatte maar door, maar ook wel degelijk over zijn seksuele voorkeuren. Hij had een oudere Turkse man als partner, die ook getrouwd was en in de WW zat. Tegelijk foeterde en fulmineerde hij maar door over profiteurs n de samenleving en andere rabiaatrechtse thema's. Ooit durfde ik het aan, en zei dat zijn eigen geliefde Ali toch ook... Hij stooof op in drift, maar was het ook weer gauw vergeten.
    Altijd boeiend, altijd inspirerend, een vaderfiguur... Maar langzamerhand ging ik me steeds meer ergeren, Jan viel van zijn voetstuk. Toch, Jan Ranke heeft een grote rol gespeeld in het eerste deel van mijn leven. Groet!
    ejr

    BeantwoordenVerwijderen