Martin
Koomen – Abramelijnse magie (1984)
De uitgeverij waar mijn vader werkte voerde
een paperbackreeks getiteld (uH) Unofficial
History. De naam zegt het al: speculatieve, marginale onderwerpen, veelal
beschreven met gevoel voor het spectaculaire, het buitenissige. Meer hoopvol
dan wetenschappelijk. Eén van de boeken in die reeks was Het ijzige zaad van de duivel, van zekere Martin Koomen. Het omslag, een nogal lompe bewerking van een
griezelschilderij van de Zwitserse-Britse schilder Henry Fuseli, beloofde al.
Dit boek was een typisch product van
zijn tijd (1973). Mythes, geruchten, verzinsels en speculaties werden met een
naïeve gretigheid aangehaald. Op onveranderlijk guitige toon werd
gesuggereerd dat er veel meer is op aarde en in de æther dan we denken. Zo
boordevol naïveteit is dit boek tegenwoordig voor mij, thans solide met twee
stevige benen op de aarde staand, dat ik het niet meer kan lezen, maar in mijn
vormingsjaren raakte het een snaar. Ik hield hartstochtelijk van het occulte,
las boeken van Erich von Däniken,
oefende mijn telepathische en telekinetische vaardigheden, luisterde naar Nacht en Ontij van Boudewijn de Groot, of de
langspeelplaten van Black Sabbath,
keek zelfs met een half oog naar Catweazle.
Ik was bepaald ontvankelijk voor het onverklaarbare. Toen Koomen met Abramelijnse magie een occulte roman
publiceerde, moest ik die ook hebben. Dit werkstuk heb ik de afgelopen dagen
herlezen en dat viel niet mee.
In een ware middelbare schoolse opstel-stijl
(“het was namelijk zo, dat”, “het bleek hoogst interessante lectuur”, kabbelt
een kabbalistisch verhaaltje voort rond een schrijver/schelm genaamd Alexander
(“zeg maar Lex, mijn waarde vriend”) Asselbron, die schimmig en onbetrouwbaar
door het leven glijdt en wiens experimenten met praktische magie uitlopen op een
voorspelbare apotheose.
Niet zo goed geschreven dus, dit boek,
en mede door de in de zeventiger jaren helaas zo overvloedig gebruikte techniek
van het letterlijk weergeven van dialogen, vol haperingen, vergissingen en
anakoloeten, eigenlijk alleen maar irritant. Dit boek gaat na lezing de Biblioteca Eksteniana verlaten, vrees
ik.
6
maart 2016
Iain
Pears - The immaculate deception (2000)
Het zevende deel van de onderkoelde,
ironische maar tegelijk gepassioneerde en hoogst intelligente
kunst-detectivereeks met Jonathan Argyle, Flavia Di Stefano en generaal
Bottando in de hoofdrol.
Het is vakantie, en op mijn
vakantieadres lees ik graag deeltjes uit deze reeks. Na beëindiging van deze
detectivereeks is Iain Pears heel andere paden ingeslagen en nu is hij bekend als
schrijver van ambitieuze, veelgelaagde historische literaire
thrillerconstructies (die zelfs een app nodig hebben voor volledig begrip!)
waar ik het later nog wel eens over wil hebben.
Dit allerlaatste deel uit de Argyle-reeks is niet het sterkste uit de serie. Het moet het weer hebben van plot, eruditie, ironie en karakters, maar met name de plot is mij iets te rijk, en er is iets te veel uitleg nodig aan het eind betreffende de Brigate Rosse, de corruptie van de Italiaanse politiek en allerlei losse eindjes in de persoonlijke sfeer.
De terloopse ironie, het geestige
formele taalgebruik om de meest triviale zaken aan te duiden, het mengsel van
diep respect en respectloze familiariteit waarmee de Italiaanse kunst tegemoet
wordt getreden, maken daarentegen zoals gewoonlijk wel weer heel veel goed. Een
schaterlach van herkenning had ik toen, tijdens de bespreking van een
schilderij van Claude Lorrain de kunstkenner Argyll over diens figuren
opmerkte: ‘Claude couldn’t do people for toffee. Arms and legs too long. Bums
in the wrong place.’ Precies! Dat was mij dus ook al eens opgevallen. Leuk dat
mijn ongeschoolde indruk hier door een expert bevestigd wordt. Iain Pears zelf
is immers kunsthistoricus van opleiding.
Ondanks de topzware plot dus toch weer
een fijn boek. Ik ga ze alle zeven snel herlezen. Liefst op een Grieks eiland.
7 maart 2016
Zoran Živković -
Het laatste boek (2008)
Een
snelle opeenvolging van uitgelezen boeken. Vakantie doet dat soms met me.
Dit
was een heel vreemd, en uiteindelijk uiterst onbevredigend boekje. Het begon
als een klassieke complot-thriller. Ook de vormgeving (omslagontwerp etc.)
suggereerde dat heel sterk. De bol.com-samenvatting is daar ook heel duidelijk in: "Vanwege een serie
mysterieuze sterfgevallen bezoekt literatuurliefhebber en politie-inspecteur
Dejan Lukić de Papyrus Boekhandel. Hij ontmoet de aantrekkelijke eigenaresse,
Vera Gavrilović, en ontdekt wat de slachtoffers gemeen hadden: vlak voor hun
dood lazen ze allen een ongeïdentificeerd werk, het laatste boek".
So far so
good.
De
sfeer is op een prettige wijze proefbaar anders dan in westerse romans met een vergelijkbaar thema.
De tinten zijn zachter, de melancholie sijpelt door het regenachtige
clair-obsur van de Midden-Europese stad en de karakters zijn op een net even
andere manier excentriek dan we gewend zijn.
Maar
helaas, in plaats dat het mysterie wordt opgelost, dwaalt de novelle langzaam
af naar een wereld van magisch-realisme, dromen en déja-lu, waarin de dader, als je hem zo mag noemen, de inspecteur
zelf blijkt te zijn, geloof ik, die het
laatste boek bedacht heeft en de onverklaarbare sterfgevallen door ze te
dromen ook zelf veroorzaakt heeft. En dan is het verhaaltje ineens afgelopen en
leven Dejan en Vera nog lang, verliefd en gelukkig samen. De laatste tien
pagina’s lachen mij als lezer eigenlijk gewoon uit.
Kijk!
Dan voel ik me, als behoorlijk rationeel mens, behoorlijk bedot. Weliswaar is
het allemaal beter geschreven dan het werk van Harry Mulisch, maar uiteindelijk
is het boekje toch wel zeer verwant aan dat, voor mij zo onpruimbare, gratuite
surrealisme waartoe de Apollo van het Leidseplein ook zo vaak zijn toevlucht
nam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten