Michel
Houellebecq – Elementaire deeltjes (1998)
Jaren geleden had ik al eens Platform gelezen. Geen vrolijk stemmend
boek, maar dat moet je waarschijnlijk ook niet bij deze man verwachten.
Wat bij Elementaire deeltjes direct opvalt, is de zakelijke opsomming van
de externe elementen door welke zijn personages hun vorm krijgen en die de
plaats gaan innemen van deze personages zelf, die slechts dragers zijn van deze
externe elementen, marionetten van hun biochemie.
De verwantschap met Georges Perec en diens roman Les choses dringt zich op. Waar Perec
mensenlevens beschrijft louter aan de hand van de spullen die in de loop der
jaren aangeschaft worden, beschrijft Houellebecq zijn mensenlevens aan de hand
van de biochemische processen die de geslachtsdrift bij de ene, en het
ontbreken ervan bij de andere broer, bepalen. Een groot verschil tussen de twee
schrijvers echter is dat Perec in het diepst van zijn wezen een humanist is:
ondanks zijn klinische beschrijving van de oppervlakkigheid en zinledigheid van
het westers materialisme, blijft zijn toon mild. Bij Houellebecq niet: zijn
cynisme is zijn drijvende kracht en hij veracht de beschadigde mensen die hij
handelend op laat treden met een soms adembenemende hartstocht. Hij laat niets
heel van de marionetten die ze zijn, en het lijkt hem niets te kunnen schelen.
Qua compositie is het een boek dat
eigenlijk liever niet gelezen wil worden. De spanningsboog, zo die al te
onderscheiden valt, sputtert en hapert voortdurend, meestal om ruimte te geven aan
lange theoretische beschouwingen. Twee potentiele emotionele hoogtepunten, de
respectievelijke dood van de twee vrouwen van de broers, wordt, precies door de
emotieloze beschrijving ervan een lakmoestest van de sentimentele instelling
van de lezer: ik ging me bijna schamen toen het verhaal me ondanks
alle cynische voorzorgsmaatregelen van de schrijver toch aangreep.
Uit alles blijkt: in een literaire
wereld van schrijvers als vrienden en schrijvers als vijanden, neemt Houellebecq een positie
in aan een extreme kant van het spectrum: hij is de ultieme vijand. Hij heeft
een hekel aan zijn hoofdpersonen en hij heeft een hekel aan de lezer.
Ik zal later nog zijn recentste boek Onderwerping gaan lezen, omdat dat
handelt over een Huysmans-kenner, maar verwacht het wel daarbij te zullen laten.
20
maart 2016
Astère
Michel Dhondt - Het diepe zuiden (1982)
Wat een tragische persoon! Niet heeft
hij het pad van de misdaad gekozen, maar dat pad kruiste het zijne: hij is
pedofiel. Door niet te veranderen, is hij in de loop der jaren veranderd in een
misdadiger. Ik vind dat tragisch. Voor zover ik weet schrijft hij niet meer, en
leeft hij teruggetrokken.
Deze Vlaams/Nederlandse schrijver was
vermaard om zijn lyrische stijl, de subtiliteit waarmee hij zijn precaire
gevoelens beschreef. Men had hem binnengehaald als een groot talent. Dat was in
de zestiger jaren.
Dat beloofde veel voor zijn eerste reisboek,
over het midden en zuiden van Italië. Helaas blijkt dat enorm tegen te vallen.
Het boek bevat maar heel weinig van dat lyrische. Integendeel, de drie
verslagen (verhalen mag je ze eigenlijk niet noemen) zijn vaak gortdroog in hun
opsomming van wat de kunsthistoricus op zijn reizen door Apulië, Abruzzen en
Sicilië aan kerkarchitectuur tegenkwam. De schrijver komt over als een
beleefde, nette, ietwat kleurloze student kunstgeschiedenis. Wel één met goede
sociale eigenschappen en een Italiaanse taalbeheersing, waardoor hij vaak wat
intiemer wordt met de plaatselijke bevolking dan een gewone toerist (waar hij
dan verdorie weer veel te weinig over prijsgeeft!)
Een nuchtere opsomming dit. Een
notitieboekje, eigenlijk meer de basis voor een later te schrijven, smeuïg écht
reisverslag.
23
maart 2016
Hans
Plomp - Huize de Slapeloze Nachten (1971)
Ik heb in mijn kast ook een hele sliert
boeken van Hans Plomp staan, de stadsdichter voor het leven van Ruigoord.
Beslist een schrijver niet voor iedereen. In bijna fonetisch opgeschreven
dialogen wordt melig, slappe lacherig het leven geschetst van een aantal
hippies/junkies, toffe vogels in een kraakpand. Larrie, Bertus, Hommeltje, Krijn
de Abessijn blowen, neuken, hallucineren en ouwehoeren dat het een lust heeft.
Niet lezen als u last heeft van politiek correcte gevoelens.
In een vorige bespreking, van het boek
van Martin Koomen, heb ik me een beetje boos gemaakt over die techniek van
hyperrealistische dialogen, maar waar het bij Koomen een doorzichtig
stijltrucje bleef, is het bij Plomp een wezenlijk onderdeel van de
surrealistische sfeer die hij wil oproepen. En ja, dán werkt het wel.
Plomp heeft een rare pen, die soms in al
het gemeander een zeer scherpe observatie kan plaatsen. Het zetten van een
spuit heroïne wordt met de grootste nauwgezetheid beschreven, compleet met de
psychedelische ervaring waarin de twee spuiters allengs één persoon lijken te
worden.
Soms slaat het absurdisme toe in een
gouden one-liner.
-
Heeee... daar hebben we Larrie. Wat loopt i vreemd!
-
Tja, ik heb verkering. Ik loop met kleine pasjes.
Prachtig! Schitterend!
Hier en daar werd ik erg vrolijk van de
respectloze literaire grapjes die Plomp uithaalt met de taal. Mijn favoriete
fragment, hoe melig ook, dat me het meest amuseerde, waar ik zelfs hardop over
heb moeten giechelen (alsof ik zelf weer eens aan de joint was, wat toch alweer
twintig jaar geleden voor het laatst gebeurde), was het volgende:
Larrie
voelde een joviale por in zijn Rug. (Rug bedoel ik. Rug, met een kleine letter. ik bedoel rug.)
Het zijn allemaal dunne boekjes, van
Hans Plomp, en ik denk dat ik er de komende tijd nog wel een paar van zal
lezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten