Als allerlaatste schuifelde de wereldberoemde
cellist Mischa Maisky het vliegtuig uit, zijn verweerde cellokoffer aan zijn
zijde. Daarna werd er getankt en konden de passagiers voor Florence inchecken.
De vlucht verliep een beetje onverwacht: er was teveel wind in Florence en de
piloot twijfelde of hij kon landen. Na een half uur in de parkeercirkelstand en
een paar ongekend scherpe bochten landde de kist ten slotte in Pisa, waar op
Italiaanse wijze verder vervoer naar de bloemenstad georganiseerd was (niet
dus).
De laatste keer dat ik in Florence was,
was het november. De stad was toen aanzienlijk rustiger dan haar reputatie, maar
het weer was dan weer niet zo geweldig geweest. Nu, einde april, was de drukte
spectaculair groter, maar het weer niet vreselijk veel beter! De rijen voor
Brunelleschi’s Duomo en Giotto’s Campanile besloegen honderden meters, de
wachtenden voor de Uffizi, waar we de
vorige keer gewoon naar binnen konden lopen, reikten bijna tot aan de Arno, de Ponte Vecchio kon je alleen betreden met
een goed geslepen junglemes om de mensenmassa’s om je heen weg te kappen. Het
was vooral: een stad vol kinderen. Het was alleen wat minder druk als het regende.
De ietwat verborgen ingang van Dante's Kerk |
We hadden ons een paar bezoeken specifiek voorgenomen.
In ieder geval het Palazzo Pitti dat als
front dient voor de steile Boboli-tuin,
en tot de hoogste nokken gevuld is met vooral lokale schilderkunst. Veel
tweederangs werk, maar ook wel degelijk een groot aantal topstukken. Schilderijen
van Titiaan hingen er, van Rafaël en de moordenaar en
schavuit Caravaggio, van Tintoretto, van de hypochonder Pontormo, van Botticelli,
Filippo Lippi, Andrea del Sarto, Perugino en de merkwaardige Veneziaan
Giorgione. Niet-Italianen
waren schaars aanwezig, maar de geweldige Ribera, Diego Velázquez, Antoon van
Dyck en Rubens kan men er aantreffen. En vooral heel veel van de Brabantse
schilder Justus Sustermans, die met zijn vertrek naar Florence een droombaan
wist te winnen als hofschilder van de Medici.
Het gebouw zelf is, net als zoveel bouwwerken
uit de Florentijnse renaissance, niet echt mooi. Op een sombere dag zou ik het
zelfs uitgesproken lillik noemen. Bruut, overgroot, bedreigend en zelfs in de
gouden zon en de diepblauwe lucht van de Toscaanse lente bepaald somber. Palazzo
Pitti werd in 1458 naar een ontwerp van de bouwmeester van de Duomo, Brunelleschi
gebouwd als residentie van de machtige bankier Luca Pitti. Na 1549 kwam het in
bezit van de Medici. Cosimo I De' Medici liet de door Dan Brown beroemd
geworden Corridoio Vasariano bouwen:
een verbindingsgang tussen het Palazzo Pitti en het Palazzo Vecchio. Nog weer
veel later werd het paleis de verblijfplaats van Napoleon Bonaparte. We
bezichtigden zijn badkamer. Na de eenwording van Italië was Florence enige tijd
de hoofdstad van het land en het paleis de residentie van de Italiaanse
koninklijke familie. We stonden in de troonzaal, direct gelegen naast de
muziekzaal met uitzicht op het amfitheater in de Boboli-tuin.
Florence is een volle stad. Iedere dag is er iets anders te zien.
Badkamer van Napoleon |
Ach ja; Florence.
BeantwoordenVerwijderenIn 1998 was ik er voor de eerste en laatste keer. Schandalig, natuurlijk. En dom. Want wij beleefden daar een paar van de gelukkigste dagen van ons leven tot nu toe.
Het internet bewaart alles.
In de allang morsdood verklaarde nieuwsgroep nl.eeuwig.zonde schreef ik ooit twee epistels over Florence en zijn wonderen:
https://groups.google.com/forum/?hl=nl#!msg/nl.eeuwig.zonde/GHFLX_Yc2Wc/wqcPJKGEax4J
en
https://groups.google.com/forum/#!topic/nl.eeuwig.zonde/JvyV3ILS1J4
Ze teruglezend begrijp ik hoe erg het is dat ik de stad daarna heb gelaten voor wat ie was..