Nu we allebei met pensioen zijn, kan het grote cultuur snuiven beginnen.
Donderdag waren we in het LAM, het Lisse Art Museum, waar een aan voedsel gewijde tentoonstelling (foodart moet dat tegenwoordig natuurlijk heten) belangstellenden van alle leeftijden moest trekken. De meeste belangstellenden hadden grijs haar en begrepen niets van de hi-tech kaartjesmachine en dito kluisjes (ongenummerd, het publiek werd aangeraden met hun telefoon een foto van hun kluisje te maken).
Drie zalen gevuld met moderne kunst die op de een of andere manier een verbinding vormde met onze mondiale obsessie: eten. Reusachtige bonbons, aardewerken avocado’s, een danseres van suikerspin en een laatste avondmaal voor hoofdloze torso’s passeerden de revue, zonder verklarende kaartjes of zelfs maar de naam van een maker. Daarvoor moesten we bij de suppoosten zijn, die ten allen tijde bereid waren onze vraag met een tegenvraag te beantwoorden: ‘Welk materiaal is hiervoor gebruikt?’ ‘Wat denkt u zelf? Doe eens een gok.’
Ikzelf heb geen behoefte aan zaalwachters die mij popelen om mij te vertellen dat ik iets mooi moet vinden, of juist confrontatief. Ook ben ik niet vreselijk gevoelig voor de diepere vragen die aan veel van de getoonde kunst ten grondslag schijnen te liggen en die de tentoonstellingsbegeleiders ons stellen: ‘Wat vindt u, is het moreel houdbaar om onze planeet volledig leeg te eten en zo een dorre vlakte achter te laten?’ Gelukkig werd mij die vraag bespaard want ik zou uit louter balorigheid hebben geantwoord: ‘Ja, prima toch?’ Ik identificeer mezelf als een tikje blasé.
Het was druilerig weer, dus lang hebben we erna niet gewandeld. Een rondje om het breekbare kasteeltje De Keukenhof en een gefrituurde lunch in de eetboerderij en dat was dat. Op de terugweg Hillegom nog even in.
![]() |
Foto: Wouter Schenk |
De zondag erna was er een Sunday Market (is dat
wat anders dan een zondagsmarkt?) in de Koepel, maar onderweg naar deze
voormalige gevangenis moesten we eerst even een kaart posten, Daartoe sloegen
we links af, omdat ik wist dat er een brievenbus ergens in het voormalige
Drosteterrein moest zijn. Die hebben we uiteindelijk niet gevonden. Wel was dit
een goede gelegenheid om een beetje te verdwalen in die rare wijk. Bij het
plannen maken was het de bedoeling geweest om van dit terrein een soort
uitbreiding van het centrum te maken, maar dat is geheel mislukt. Het wijkje
ligt aan alle kanten totaal geïsoleerd van de rest van de stad: door het
Spaarne, een drukke verkeersweg en het spoor Haarlem-Amsterdam en het
industrieterrein Waarderpolder. Er is met de bouw en de diverse renovaties duidelijk
luxueus uitgepakt, maar met het aanleggen van infrastructuur (fietsbruggen, een
winkelcentrum, een wijkgebouw) is de knip angstvallig dicht gebleven. Het
resultaat is een afgesloten dorp zonder voorzieningen midden in de stad,
precies het omgekeerde dus van wat er beoogd werd. Het grote restaurant in het Droste
branderijgebouw staat, na een hele serie vergeefse pogingen, nu al een aantal
jaren begrijpelijkerwijs troosteloos leeg.
Sommige andere leeggekomen fabrieks- en nutsgebouwen
zoals het Meterhuis en de Lichtfabriek zijn, een beetje volgens het industriële
Berlijnse model, wel populaire plekken geworden in het Haarlemse uitgaansleven.
Maar ook hier kom je niet zomaar per ongeluk - je moet er doelbewust naartoe
willen.
Bron: Wikipedia. ChocOase is allang opgedoekt |
Na onze dwaaltocht hebben we de braderie in de Koepel uiteindelijk maar gelaten voor wat die was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten