(Gedurende een paar dagen was het oude blog weer te bezoeken (minus de illustraties), maar nu is het weer heel wisselend: het ene moment wel, het volgende moment weer niet. Daarom ga ik maar gewoon door met het herplaatsen van geredigeerde stukken uit "De dwarse man 1.0" in het kader van het project BLOGHERSTEL)
In het begin was er alleen maar muziek, goede en slechte, schetterend uit een klein transistorradiootje. Je had het slechte Engels van Cuby en Q65, “de Kjoe”, of het geaffecteerde Engels van Peter Sarsted. Je had de Beatles en de Stones, natuurlijk. Wij waren van de Beatles. We hadden problemen met de Stones-fans: ze sleepten met hun handen over de grond. Ze hingen in bomen en gooiden met stenen, takken, hompen klei en uitwerpselen.
In het begin was er alleen maar muziek, goede en slechte, schetterend uit een klein transistorradiootje. Je had het slechte Engels van Cuby en Q65, “de Kjoe”, of het geaffecteerde Engels van Peter Sarsted. Je had de Beatles en de Stones, natuurlijk. Wij waren van de Beatles. We hadden problemen met de Stones-fans: ze sleepten met hun handen over de grond. Ze hingen in bomen en gooiden met stenen, takken, hompen klei en uitwerpselen.
Toen
kwam Jethro Tull en iets later Lucky Man van
Emerson, Lake & Palmer. Ik was veertien. Aqualung
en 21st Century Schizoid Man daverden
mijn wereld binnen. Gedaan was het met de Kinks en de Troggs. Mijn vrienden en
ik begonnen te roken. In het begin slechts tabak.
Toen
liet Jerzy ons op een dag een heel bijzonder nummer horen op zijn Philips
cassettespelertje. Uit de amorfe diffuusheid van het apparaatje klonken de
allervreemdste klanken. Het begon met een slagroom-achtig orgelgeluid, Een
zachte, tamelijk hoge en nogal onzeker klinkende jongensstem zong “Free from the start, left to depart”.
Een gierende, vervormde gitaar doorbrak de sereniteit van het eerste deel, en
een rauwe, dominante stem schreeuwde: “I
peel the paint, look underneath!” Dát was interessant. Maar wat was het, in
vredesnaam?
Peter
van Kranen dacht aan Pink Floyd. Gerrie hield het op het nieuwe King Crimson
album, dat we nog niet gehoord hadden. Toen onthulde Jerzy het. Gentle Giant.
Gentle
wat? We schudden ons hoofd misprijzend: maar Jezus man, dat bekt toch van geen
kanten? Gentle Giant. Dzjennel Dzjajint.
Niettemin
moesten we er meer van weten. Gentle Giant. Ik oefende de naam, want ik
vermoedde dat ik die naam wel vaker zou gaan noemen in mijn leven.
Een
paar weken later kondigde Tineke, toentertijd nog een min of meer
toonaangevende, min of meer underground-dj (naast, curieus genoeg, de
presentatrice van Koffietijd) de
nieuwe LP van Gentle Giant aan: Octopus.
Hun vierde. We bleken behoorlijk achter te lopen. Ze draaide een paar nummers
van die plaat, midden in de nacht. Ik had een SONY
TR-1829, waar ik heel trots op was. De volgende
dag holde ik van platenzaak naar platenzaak en uiteindelijk vond ik de LP, in
een grote zaak bij de RAI. Mijn spaargeld was meteen helemaal op. Thuisgekomen zette
ik hem direct op mijn goedkope platenspelertje en ik luisterde hem drie keer
achter elkaar af.
Het was een openbaring. Alles kreeg ineens
betekenis, kleur, smaak. Mijn leven was voorgoed veranderd, dingen zouden nooit
meer als vroeger zijn. Harmonieën, melodieën, vreemde maten, vreemde
instrumenten, een delicate variatie van textuur in ieder nummer: Octopus was de nieuwe wereld, en
iedereen moest dat weten!
Onlangs
was ik met mijn zoon naar een schaakwedstrijd getogen. Hij speelt mee in wat de
Grand-Prix genoemd wordt: 8 of 9
wedstrijden, iedere maand een zaterdag, verspreid over het hele gebied van de
organiserende bond. In dit geval de Leidse. Je komt op die manier in dorpen als
Voorhout, Kudelstaart, Helleakker en ’t Eind van Al.
Bij
dit toernooi was het de ouders niet toegestaan om in de speelzaal te
verblijven. Ik begrijp dat wel: hoewel ik niet zo in elkaar zit, is er een menigte
vaders die middels sisgeluiden, trappen tegen stoelpoten of meedogenloze
peptalk hun kinderen tot grootmeesterniveau hopen op te stuwen.
Vanwege
dit vaderverbod besloot ik om een
middellange wandeling te gaan maken door de in het heldere eind-oktoberlicht
aangenaam fris geurende polderland. Ik schroefde de dopjes van mijn iPod in
mijn oren en, in een opwelling, programmeerde ik de eerste vier LP’s van Gentle
Giant, goed voor ruim twee uur, precies de voorgenomen wandeltijd.
En
terwijl ik daar liep, helemaal alleen, in de stilte van de herfstige natuur,
zonder een plicht en zonder een doel, met alleen de geluiden uit het
mp3-apparaatje, die door de directheid van oortelefoontjes helderder en
intenser tot me kwamen dan in decennia, beleefde ik de magische, kritische
momenten weer van mijn vormingsjaren.
Ik luisterde naar het zoeken in de eerste
plaat, Gentle Giant, de spookachtige
kunstigheid van Acquiring the Taste,
de vreemdheid van Three Friends en
ten slotte ging ik met mijn hebberige vingertjes door een schatkist die tot de
rand gevuld was met juwelen en parelkettingen, brokaat en zwaar fluweel, gouden
zegelringen en exotische piasters en dubloenen: Octopus. Ik was weer 15. Even moest mijn leven weer beginnen, even
was Octopus weer het allerbeste dat
ooit, op welk gebied dan ook, door wie dan ook waar ter wereld ooit gedaan was. Iets om voor te
leven. Ook dat kan de iPod dus met je doen, dames en heren. Denk daar niet te
gering over!
"We bleken behoorlijk achter te lopen".
BeantwoordenVerwijderenInderdaad. Er gebeurde nogal wat tegelijk in die jaren. En als het niet op de radio werd gedraaid, was je afhankelijk van beter geïnformeerde vriendjes, of (maar daar heb ik eigenlijk te lang op moeten wachten) een platenboer die je smaak een beetje kende.
Zou er nog steeds zoveel gebeuren in de popmuziek?
Nee, Hans. Laat je niks wijsmaken door de VPRO-gids of recensenten die Spinvis een genie noemen, dat laatste moet eigenlijk al een teken aan de wand zijn: er gebeurt hoegenaamd NIETS meer in de popmuziek. Helaas.
BeantwoordenVerwijderen