Wie de Dwarse Man al reeds wat langer volgt,
weet dat ik in het verleden heb geschaakt. Of om het preciezer te zeggen: heb
geprobeerd te schaken. Ik was niet erg sterk en er zat geen progressie in en
uiteindelijk ben ik er maar mee gestopt.
Wat de meeste mensen niet weten is dat ik ook
gediplomeerd schaakscheidsrechter was. Vermoedelijk nog steeds ben, al zal een grondige
inhaalcursus wel noodzakelijk zijn. Iemand die wel bekend was met dit merkwaardige
feitje, heeft me een aardig boekje cadeau gedaan dat verscheen naar aanleiding
van het Nederlandse Kampioenschap Bedrijvenschaak 2012, deze keer georganiseerd
door het Ministerie van Veiligheid en Justitie ten Haag. Het boekje draagt
de ernstige titel Een introductie in het
schaakrecht. Het is uitgegeven in de onverbiddelijk gestrenge stijl die
alle publicaties van dat instituut kenmerkt, maar natuurlijk is het een beetje tongue-in-cheek. Niettemin: een boekje
over spelregels, daar kun je me altijd mee plezieren.
Ik wil het naar aanleiding van dit boekje niet
over schaken hebben, maar over taal, macht en maatschappij, en dat zal ik doen
aan de hand van het voorwoord door de staatssecretaris van veiligheid en
justitie, een zekere Fred Teeven. Na een beleefde inleidende alinea barst de
staatssecretaris los met:
‘Ik vind schaken belangrijk. Er bestaan harde bewijzen dat schaken goed
is voor de jeugd. Schaken helpt leerlingen beter na te denken, te analyseren,
te concentreren en hen te helpen aan grotere zelfbeheersing en zelfvertrouwen.
Er is minder studieuitval, minder strafrechtelijk gedrag en minder druggebruik.
Schaken is goed voor de bevordering van emancipatie.
En voor ouderen geldt dat schaken een goed middel is tegen Alzheimer.’
Zozo! Daar staat nogal wat. Laten we het maar
eens zin voor zin doornemen.
‘Er bestaan harde bewijzen dat schaken goed is
voor de jeugd’, schrijft de staatssecretaris. Ik weet bijna zeker dat die harde
bewijzen niet bestaan. Misschien zijn er goede aanwijzingen, maar een goede aanwijzing
is geen bewijs, laat staan een hard bewijs.
‘Schaken helpt leerlingen beter na te denken,
te analyseren, te concentreren en hen te helpen aan grotere zelfbeheersing en
zelfvertrouwen.’ Schaken helpt leerlingen hen te helpen?? Beetje haastwerk, dit
voorwoord, vrees ik. Of de staatssecretaris is zelf geen schaker, en heeft dus
concentratieproblemen. Wat de staatssecretaris eigenlijk nodig heeft is iemand die
zijn gedachtegang kan vertalen naar eenvoudig en correct Nederlands. ‘Grotere
zelfbeheersing en zelfvertrouwen’. De zelfvertrouwen?
‘Er is minder studieuitval, minder
strafrechtelijk gedrag en minder druggebruik.’ Teeven bedoelt: ‘De verwachting
is, dat er … zal zijn, indien....’ De veronderstelling wordt, net als in de tweede zin,
voor het gemak maar vast als feit gepresenteerd. Dat scheelt tijd. ‘Studieuitval’ staat trouwens niet in de van Dale. ‘Strafrechtelijk
gedrag’?? ’t Zal wel jargon zijn, maar ik vind het een versluierende manier van
formuleren. In eerste instantie doet het koddig aan, maar er zit iets
kwaadaardigs, want onbepaalbaars, in dergelijke mistige bewoordingen.
‘Schaken is goed voor de bevordering van
emancipatie.’ Let wel: goed voor de bevordering
ervan, niet voor de emancipatie zelf. En dan: welke emancipatie? En waar in het
Grote boek van onweerlegbaar bewezen
zaken staat dit allemaal? Wat heeft een dergelijke betekenisloze kreet voor
waarde?
Oh, kijk! ‘Voor ouderen geldt dat het een goed
middel tegen Alzheimer is’. Zelfs dat is tegenwoordig niet algemeen meer aanvaard.
Neurologen wijzen er de laatste tijd op dat de waarde van hersentraining de
afgelopen jaren waarschijnlijk behoorlijk overschat is geweest.
Trouwens: schaken is dus hartstikke goed voor
leerlingen en bejaarden? Verder niet? Iedereen tussen de 16 en 75 ondervindt
geen gunstige effecten van de beoefening van het spel?
Natuurlijk, dit is maar een klein stukje uit
een voorwoord voor een onbenullig boekje, maar deze zelfde Fred Teeven gaat
morgen in zijn kantoortje wel de Nederlandse wet veranderen op grond van als
feiten gepresenteerde veronderstellingen, onbewezen kreten en slecht
geformuleerde verwachtingen. En hij niet alleen natuurlijk. Iedere
bewindvoerder, iedere manager, iedere beslissingennemer doet dat en vandaar de
titel van dit stukje. De filosofen hebben ons sedert Plato ervan doordrongen dat
goede taal, gecombineerd met goede redeneringen een enorme macht kan hebben.
Maar de huidige generatie machthebbers overtuigt ons ervan dat slechte taal,
gecombineerd met ondeugdelijke redeneringen, een nog veel grotere macht heeft.
Dat doet huiveren.
Een vlijmscherpe analyse van het taalgebruik van een staatssecretaris. Ik ben inmiddels al zo suf gebeukt dat ik er overheen zou lezen, maar gelukkig sta jij op de bres. Alleen dat boek, het Grote boek van onweerlegbaar bewezen zaken, daar kan ik weer eindeloos over fantaseren. Dat kan een heel dun of een heel dik boek worden, afhankelijk van de scepsis van de samensteller.
BeantwoordenVerwijderenGroeten, Peter B.
Fred Teeven is heden-ten-dage inderdaad staatssecretaris. Maar zoals we vorige week, in de terugblik op het kabinet Balkenende I (dat met LPF, VVD en CDA) op de televisie hebben kunnen zien, is het al meer dan 10 jaar niet ongebruikelijk dat allerlei merkwaardige figuren staatssecretaris en zelfs minister worden. In een commentaar op dat programma verbaasde een televisie-recensent zich bovendien over het gegeven dat de grootste potsenmakers van destijds zelfs nu nog steeds geen spoor van schaamte vertonen met betrekking tot hun gedrag van toen. Dus mja, staatssecretarissen..
BeantwoordenVerwijderenIn een vorig leven was Fred Teeven echter Officier van Justitie. Bij uitstek een functie waar het op goed formuleren en juridisch degelijk taalgebruik aankomt. Zou je denken. Degelijk handwerk, enzo. Hoeveel processen zou Fred door vormfouten of taalkundige missers hebben verloren?
Niet zo veel waarschijnlijk, want anders was Fred toch geen staatssecretaris gewor.. oh nee, wacht..
Ik moet ineens denken aan het feit dat Willem Frederik Hermans ooit een essaybundel deed verschijnen onder de titel 'Door gevaarlijke gekken omringd'.