Katherine Neville - The Fire (2008)
Tijd
weer eens voor een vakantieboek. In Madrid getracht te lezen deze dubbeldikke
roman. De blurb burpt: “beter dan Dan Brown”. Hm. Net zo slecht als Dan Brown,
zou ik zeggen, maar dan twee keer zo dik.
Onuitgelezen
gebleven derhalve: na 200 pagina’s die draaiden om een wereldbedreigend geheim
dat verwerkt was in een in de 8e of 9e eeuw (daar wil ik van af zijn)
vervaardigde schaakset, genaamd The
Montglane Service, waarin bijna iedere optredende persoon een
schaakgrootmeester bleek te zijn, waarin Lord Byron en de Golfoorlog en de KGB
en de geheime middeleeuwse beweging van de Carbonari
met elkaar in verband worden gebracht, waarin een Baskische 3 sterren chef
(duidelijk gebaseerd op de Patagonische superchef Francis Mallmann) ook deel
blijkt uit te maken van een complex geheim dat van de Oekraïne tot Colorado
reikt, werd ik door een zodanige verveling bevangen, dat ik het boek
dichtklapte en schonk aan de schaakafdeling van de Koninklijke Bibliotheek, die het nu lekker weg mag stoppen.
Anton Haakman –
De onderaardse wereld van Athanasius Kircher (1991)
De
VPRO zond in 1974 een schitterende documentaire uit van Anton Haakman over een
ondoorgrondelijke, operetteachtige club getiteld Athanasius Kircher Forschungsgesellschaft e.V., de leiders waarvan
twee zeer dubieuze figuren waren, Arno Beck, Commendatore des Ritterordens vom Heiligen Grabe zu Jerusalem,
president, en Herbert Franzl, idem ditto, vice-president. Men is niet van de straat.
De
twee kwasten werden meedogenloos getoond in hun pompeuze onzekerheid. De
documentairemaker Haakman had het grootste professionele geluk dat je als
filmmaker maar kunt hebben: een goede regisseur zou gesmeekt hebben dat één van
de twee jongens, om hun kwetsbare belachelijkheid te benadrukken, iets
bespottelijk onregelmatigs zou hebben en ziedaar: de geüniformeerde en van Hammerkreuz voorziene Franzl verscheen in
beeld met een grote, kruisvormige pleister op het voorhoofd. Puur
cinematografisch goud!
Beck (links) en Franzl (rechts, met grote pleister) |
De
roman (want daar moet ik het nu eigenlijk over hebben) is van ruim vijftien
jaar later. Haakman beschrijft op ironische wijze de totstandkoming van die
documentaire in wat hijzelf een roman noemt. Van mij mag het, maar zelf zou ik
het een reportage genoemd hebben.
Kirchers
biografie en diens (waan)ideeën worden uitgebreid behandeld en in baldadige
nevenzinnetjes becommentarieerd. De onderhandelingen met de louche jongens van
het Forschungsgesellschaft en de
nasleep komen aan bod. De hele pompeuze operettevertoning wordt tot de grond
toe afgefakkeld.
Een
leuk boekje, dat ik met plezier herlezen heb.
Paul Léautaud -
Jeugdliefde (1906)
In
de trein naar Den Bosch gelezen, deze korte “novelle”.
Eén
van de zeer weinige ‘scheppende’ werken (volgens de omslagtekst) van deze overtuigde
autobiograaf. En wat een vreemd werkstuk is het geworden. Stel je voor: je zet
een bejaarde man van tachtig in een stoel, je drukt op de record-knop van een bandrecorder, en laat hem maar praten. Schrijf
het gebabbel over, dat zonder literaire spanningsbogen, zonder hoogte- en
laagtepunten, zonder enige ontwikkeling, vol met spreektaal-toevoegingen zoals “nou,
mooi niet dus”, “heus wel” of “gerust wel” voortkabbelt, en je hebt na 125 pagina’s
dit zonderlinge boekje. Het wonderbaarlijkste is nog wel dat deze mummelende
oude man tijdens het schrijven ervan in werkelijkheid nog maar 35 was, in de
kracht dus van zijn verstandelijk leven!
Met
een consequent volgehouden egocentrisme beschrijft Léautaud zijn eerste
liefdesrelatie die hij op 17-jarige leeftijd had met de iets oudere Jeanne
Marié. In schijnbaar kuise, maar daardoor juist hitsige en suggestieve
zinnetjes beschrijft hoe zij vrijden, eerst nog een beetje bedeesd (“ik
streelde en kuste haar (...)”), later vermeteler. Ook beschrijft hij hoe hij
zijn belangstelling voor Jeanne kwijtraakte en verder ging in zijn leven.
Openhartig
gunt hij ons ergens midden in het boekje een blik in zijn ziel: “Het is met al
deze [toneel]voorstellingen gelukkig net zo gegaan als met al die grote boeken
die ik gedurende zo lange tijd heb gelezen, ze hebben er slechts toe gediend om
geleidelijk aan mijn uitsluitende en hartstochtelijke liefde voor mezelf sterker
te doen worden.”
Moderne
informatiebronnen zoals de DSM-5 zouden wel raad weten met deze rare klant:
autisme-spectrum met zeer sterke narcistische neigingen.
24 april 2016
Geerten
Meijsing – Brieven aan Nanne Tepper (2016)
Geschreven in een zeer chaotische
periode van zijn leven – waar Meijsing later de roman Tussen mes en keel over zou schrijven.
Met zelfspot, ironie, soms overhellend
naar onverbloemd cynisme, maar steeds met gevoel voor decorum, en daardoor een
zekere afstand, beschrijft Meijsing de drank, drugs en andere elementen van
zijn helletocht aan Tepper, die zelf nu ook niet het vrolijkste jongetje van de
klas is. Tepper zou namelijk later wél zelfmoord plegen.
Nanne Tepper |
Geerten Meijsing |
Dit bibliofiele brievenboek bewijst eens
temeer dat Geerten Meijsing een begenadigd correspondent is, en je zou veel meer
van hetzelfde van hem verlangen. Ik weet dat er meer correspondenties persklaar zijn.
Heel graag zou ik in dit geval de
complete correspondentie willen hebben, dus ook met de antwoordbrieven van
Tepper, maar ik heb van goedingelichte bronnen vernomen dat de kans daarop erg
klein is.
Klinkt goed!
BeantwoordenVerwijderenEr staan 58 brieven van Tepper aan Meijsing in Teppers recent verschenen brievenboek 'De kunst is mijn slagveld'. Op een totaal van plm. 140 brieven is dat aanzienlijk. Dat de rest nog ooit verschijnt acht ik niet uitgesloten, maar dan niet in één band met de brieven van Meijsing.
BeantwoordenVerwijderen