zondag 24 april 2016

Leesrapportje 5

3 april 2016
Katherine Neville - The Fire (2008)
Tijd weer eens voor een vakantieboek. In Madrid getracht te lezen deze dubbeldikke roman. De blurb burpt: “beter dan Dan Brown”. Hm. Net zo slecht als Dan Brown, zou ik zeggen, maar dan twee keer zo dik.
Onuitgelezen gebleven derhalve: na 200 pagina’s die draaiden om een wereldbedreigend geheim dat verwerkt was in een in de 8e of 9e eeuw (daar wil ik van af zijn) vervaardigde schaakset, genaamd The Montglane Service, waarin bijna iedere optredende persoon een schaakgrootmeester bleek te zijn, waarin Lord Byron en de Golfoorlog en de KGB en de geheime middeleeuwse beweging van de Carbonari met elkaar in verband worden gebracht, waarin een Baskische 3 sterren chef (duidelijk gebaseerd op de Patagonische superchef Francis Mallmann) ook deel blijkt uit te maken van een complex geheim dat van de Oekraïne tot Colorado reikt, werd ik door een zodanige verveling bevangen, dat ik het boek dichtklapte en schonk aan de schaakafdeling van de Koninklijke Bibliotheek, die het nu lekker weg mag stoppen.


18 april 2016
Anton Haakman – De onderaardse wereld van Athanasius Kircher (1991)
De VPRO zond in 1974 een schitterende documentaire uit van Anton Haakman over een ondoorgrondelijke, operetteachtige club getiteld Athanasius Kircher Forschungsgesellschaft e.V., de leiders waarvan twee zeer dubieuze figuren waren, Arno Beck, Commendatore des Ritterordens vom Heiligen Grabe zu Jerusalem, president, en Herbert Franzl, idem ditto, vice-president. Men is niet van de straat.
De twee kwasten werden meedogenloos getoond in hun pompeuze onzekerheid. De documentairemaker Haakman had het grootste professionele geluk dat je als filmmaker maar kunt hebben: een goede regisseur zou gesmeekt hebben dat één van de twee jongens, om hun kwetsbare belachelijkheid te benadrukken, iets bespottelijk onregelmatigs zou hebben en ziedaar: de geüniformeerde en van Hammerkreuz voorziene Franzl verscheen in beeld met een grote, kruisvormige pleister op het voorhoofd. Puur cinematografisch goud!
Beck (links) en Franzl (rechts, met grote pleister)
De documentaire fileerde de leugenachtige orde, die in snoevende taal de in oasegemzenleer uit te geven zesenzestigdelige verzamelde werken van de leugenachtige fantast Kircher wilde gaan uitgeven, à 3000 DM per deel. Aantal verschenen delen: één dummy. Nergens werd met zoveel woorden gezegd dat de twee commendatori oplichters waren, iedere seconde van de documentaire was evenwel zwanger van juist diezelfde zekerheid. Toptelevisie.
De roman (want daar moet ik het nu eigenlijk over hebben) is van ruim vijftien jaar later. Haakman beschrijft op ironische wijze de totstandkoming van die documentaire in wat hijzelf een roman noemt. Van mij mag het, maar zelf zou ik het een reportage genoemd hebben.
Kirchers biografie en diens (waan)ideeën worden uitgebreid behandeld en in baldadige nevenzinnetjes becommentarieerd. De onderhandelingen met de louche jongens van het Forschungsgesellschaft en de nasleep komen aan bod. De hele pompeuze operettevertoning wordt tot de grond toe afgefakkeld.
Een leuk boekje, dat ik met plezier herlezen heb.

22 april 2016
Paul Léautaud - Jeugdliefde (1906)
In de trein naar Den Bosch gelezen, deze korte “novelle”.
Eén van de zeer weinige ‘scheppende’ werken (volgens de omslagtekst) van deze overtuigde autobiograaf. En wat een vreemd werkstuk is het geworden. Stel je voor: je zet een bejaarde man van tachtig in een stoel, je drukt op de record-knop van een bandrecorder, en laat hem maar praten. Schrijf het gebabbel over, dat zonder literaire spanningsbogen, zonder hoogte- en laagtepunten, zonder enige ontwikkeling, vol met spreektaal-toevoegingen zoals “nou, mooi niet dus”, “heus wel” of “gerust wel” voortkabbelt, en je hebt na 125 pagina’s dit zonderlinge boekje. Het wonderbaarlijkste is nog wel dat deze mummelende oude man tijdens het schrijven ervan in werkelijkheid nog maar 35 was, in de kracht dus van zijn verstandelijk leven!
Met een consequent volgehouden egocentrisme beschrijft Léautaud zijn eerste liefdesrelatie die hij op 17-jarige leeftijd had met de iets oudere Jeanne Marié. In schijnbaar kuise, maar daardoor juist hitsige en suggestieve zinnetjes beschrijft hoe zij vrijden, eerst nog een beetje bedeesd (“ik streelde en kuste haar (...)”), later vermeteler. Ook beschrijft hij hoe hij zijn belangstelling voor Jeanne kwijtraakte en verder ging in zijn leven.
Openhartig gunt hij ons ergens midden in het boekje een blik in zijn ziel: “Het is met al deze [toneel]voorstellingen gelukkig net zo gegaan als met al die grote boeken die ik gedurende zo lange tijd heb gelezen, ze hebben er slechts toe gediend om geleidelijk aan mijn uitsluitende en hartstochtelijke liefde voor mezelf sterker te doen worden.”
Moderne informatiebronnen zoals de DSM-5 zouden wel raad weten met deze rare klant: autisme-spectrum met zeer sterke narcistische neigingen.

24 april 2016
Geerten Meijsing – Brieven aan Nanne Tepper (2016)
Geschreven in een zeer chaotische periode van zijn leven – waar Meijsing later de roman Tussen mes en keel over zou schrijven.
Met zelfspot, ironie, soms overhellend naar onverbloemd cynisme, maar steeds met gevoel voor decorum, en daardoor een zekere afstand, beschrijft Meijsing de drank, drugs en andere elementen van zijn helletocht aan Tepper, die zelf nu ook niet het vrolijkste jongetje van de klas is. Tepper zou namelijk later wél zelfmoord plegen.
Nanne Tepper
Geerten Meijsing
Met zijn zwierige bravoure blijft Meijsing zijn door dorst, bipolariteit en libido geleide avonturen zowel schaamteloos als schaamtevol beschrijven, zodat de brieven, hoe kwaadaardig het onderwerp soms ook is, vaak hilarisch worden. In Tussen mes en keel ontkent hij overigens bij hoog en bij laag dat zijn stoornis een bipolaire was. Wat het dan wel was, mogen de lezers van die onevenwichtige roman zelf achterhalen.
Dit bibliofiele brievenboek bewijst eens temeer dat Geerten Meijsing een begenadigd correspondent is, en je zou veel meer van hetzelfde van hem verlangen. Ik weet dat er meer correspondenties persklaar zijn.

Heel graag zou ik in dit geval de complete correspondentie willen hebben, dus ook met de antwoordbrieven van Tepper, maar ik heb van goedingelichte bronnen vernomen dat de kans daarop erg klein is.







2 opmerkingen:

  1. Er staan 58 brieven van Tepper aan Meijsing in Teppers recent verschenen brievenboek 'De kunst is mijn slagveld'. Op een totaal van plm. 140 brieven is dat aanzienlijk. Dat de rest nog ooit verschijnt acht ik niet uitgesloten, maar dan niet in één band met de brieven van Meijsing.

    BeantwoordenVerwijderen