dinsdag 29 november 2011

Closet-maximalist


Ik heb onlangs iets over mezelf ontdekt dat me dwong mijn zelfbeeld een beetje te wijzigen. Het is een miniem detail, en heeft verder geen enkele invloed op mijn doen en laten, maar het interesseerde me omdat het voor mij duidelijk maakte hoezeer je jezelf kunt bedotten met een in de loop der jaren vastgeroest zelfbeeld.
Van jongs af aan heb ik een (volgens vrienden nogal neurotisch) verschil gemaakt tussen de maximalistische en de optimalistische levensinstelling. Een maximalist, zo had ik besloten, is iemand die te allen tijde streeft naar honderd procent. Minder is onaanvaardbaar want een nederlaag. Een optimalist was iemand die streefde naar in ieder geval zestig procent, alles meer is meegenomen. Ik was, het zal de lezer duidelijk zijn (want anders zou ik niet iets dergelijks ingewikkelds bedacht hebben) een optimalist. Optimalisten zijn ontspannener, want sneller tevreden, en hebben, stelde ik me voor, een prettige leven. Geen extreme toppen, weinig diepe dalen, het leek wel een beetje op een filosofische variant van Prozac.
Nu is het zo dat mijn moeder de laatste tijd nogal achteruitgaat. Ze raakt haar korte termijn geheugen kwijt, is vaak erg moe en gelaten. Ook wordt ze minder met scrabble. Vroeger speelden we op een redelijk hoog niveau. Scores van boven de 500 punten waren normaal. We waren tegen elkaar opgewassen, en vooral verdedigend was zij een heel geslepen speelster.
Nog steeds is scrabble zo ongeveer het enige pleziertje in haar leven, alleen ziet ze nu de lettermogelijkheden niet meer, ze vergeet haar lijst met y-woorden (uiteraard speelden we volgens de officiële spelregels, waarbij de y ook echt als y-grec neergelegd moest worden), en ze legt foute woorden neer. Het mag: ze is 87. Om die reden heb ik me voorgenomen om dan ook niet meer zo fanatiek op winst te spelen. Als ik vroeger een 7-letterwoord kon neerleggen dat een beetje twijfelachtig was, pleitte ik, desnoods vijf minuten lang, met voorbeeldzinnen en raadpleging van de driedelige Dikke van Dale. Tegenwoordig probeer ik het niet eens. ‘Laat maar,’ denk ik dan, ‘het moet gezellig blijven.’ En op dat moment doet zich iets voor, waar ik in het begin van dit stukje aan refereerde. In plaats van dat ik vervolgens een ander, nog steeds goed scorend tweede-keus-woord neerleg, doe ik maar wat. Een “t” en een “s” achter een “e” leggen voor drie punten, zulke dingen. Ik bedacht bij het naar huis gaan dat dit toch eigenlijk typisch het gedrag was van een maximalist. Het door mij zo verachte “alles of niets” van de voetbalcommentator (‘Wat nou alles of niets? Alles of iets minder!’ placht ik te smalen) had mijn scrabble-gedrag van die dag beheerst. Was dit altijd al zo geweest, of stak het nu juist de kop op door de mezelf opgelegde beperkingen? Tijdens een barre wandeling door een plotselinge, ijskoude regenbui naar metrostation RAI, concludeerde ik dat het goedbeschouwd altijd al zo geweest was: als ik een mooi 7-letterwoord niet kon neerleggen, was ik zo teleurgesteld dat ik de op één na beste combinatie eenvoudig niet zag, en uiteindelijk maar een flutwoordje neerlegde. Ik heb mijn hersens afgepijnigd of ik nog andere voorbeelden uit mijn leven kon vinden, maar me wilde niets te binnen schieten. Ik ben al die tijd, op het gebied van scrabble, een “closet-maximalist” geweest!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten